Het verbaast me hoe de iconografie van ‘WO I meelzakken’ vragen blijft oproepen.
Kijk maar eens naar deze ‘Dame Belgica’, geschilderd rond 1915 op een Canadese meelzak. Zij kijkt stoer en onverzettelijk de wereld in; houdt stevig met uitgestrekte armen de Belgische vlag in handen.
‘Dame Belgica’ met Belgische vlag, meelzak Flour Canada’s Gift, beschilderd, 1915. Jan Derynck collectie, Foto: Lizerne Trench Art LTA
Amai, deze Dame bevindt zich niet in één Belgische privécollectie maar in twéé: er is een vrijwel identiek exemplaar in een andere privéverzameling, ook op Canadese meelzak en daterend van rond 1915. Alleen de Belgische vlag achter de Dames wappert op andere wijze.
De handtekeningen van de schilder of schilderes ontbreekt, dus vraag ik me af of de scheppers van de Dames elkaar kenden, of misschien in dezelfde (schilder)klas hebben gezeten?
De Dame op zak die tegenwoordig huist in Dendermonde, is ooit overgekomen, tezamen met een aantal andere beschilderde meelzakken, uit een galerie in Brussel.
Waarschijnlijk zullen de dames in de Belgische hoofdstad ontstaan zijn.
Schilderen op zakken lijkt een eenmalige gebeurtenis te zijn geweest voor de meeste Belgische kunstenaars. Ze werden uitgenodigd mee te doen aan lokale liefdadigheidsacties, omdat de gevulde zakken meel van december 1914 tot mei/juni 1915 uit de VS en Canada ook uit liefdadigheid bij de Belgische bakkers gearriveerd waren. Het was de Noord-Amerikaanse weldaad van overzee, de voedselhulp, die beantwoord diende te worden met eigen Belgische weldaden.
Wereldtentoonstellingen als inspiratiebron voor meelzakken
Eureka! De kunstenaars vonden inspiratie voor afbeeldingen in de beeldtaal van de vele wereldtentoonstellingen die het rijke België hield in het decennium voor de oorlog: Luik 1905, Brussel 1910, Gent 1913 [1].
Originele affiche van de Wereldtentoonstelling te Brussel in 1910. Dame Belgica met vlag en wapen van Brussel; Ets. Jean Malvaux; foto: website archives.mundaneum.org
Onze Dames Belgica blijken exact nageschilderd van de originele affiche van de Wereldtentoonstelling te Brussel in 1910: ‘Exposition de Bruxelles 1910‘ (Ets. Jean Malvaux[2]).
Er was ook een zegel van de wereldtentoonstelling met deze Dame.
Expositions Bruxelles 1910, zegel, Dame Belgica met vlag en wapen van Brussel; foto: ebay.fr
Was zij Dame Belgica? Of representeerde zij ‘Dame Bruxelles’?
‘Sint Michaël verslaat de duivel’, Exposition de Bruxelles 1910, affiche, detail; foto: online
Mijn oog valt op een merkwaardig detail op affiche en zegel: er hurkt een bruin gevleugeld personage op de rode vlag achter de oranje rokken… hij steekt zijn sabel in een zwart duiveltje, dat met twee ogen de verte in loert… Een vleermuis, een duivel, een draak, als attribuut voor Dame Belgica?
Ik word snel uit de droom geholpen: het is de vlag met het wapen van Brussel en toont de patroonheilige Sint Michaël die de duivel verslaat!
De Dames op de meelzakken ontberen Sint Michaël en het duiveltje, da’s jammer…
Personificatie De fiere Dame Belgica in oranje gewaad op meelzak nodigde uit tot onderzoek naar het fenomeen van ‘personificatie’.
‘Triple Entente’. Russische poster 1914, personificaties van Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië. Foto: wikimedia
Even googlen en de beelden en betekenissen rollen over mijn scherm. Wikipedia zegt over personificatie: “Een personificatie in de beeldende kunst is het weergeven van een abstract begrip in een menselijke of antropomorfe gedaante.
Personificatie van Canada, 1917 door John Byam Liston Shaw; foto website ‘Plenty of Nothing’
De personificatie is meestal een vrouw omdat de Latijnse namen voor de abstracte begrippen vaak vrouwelijk zijn. De personificatie heeft bijna altijd een of meerdere attributen bij zich waaraan het te herkennen is, soms zijn dit zelfs uiterlijke kenmerken.”
Dame Belgica in Schotland? Geschiedschrijving over WO I en nationale personificatie blijft vragen oproepen. Ik tuimel via de Schotse hulp aan Belgische vluchtelingen, beschreven in Edinburgh, in de archieven van de Belg Charles Sarolea (Tongeren 25.10.1870 – Edinburgh 11.03.1953). Hij was echtgenoot van Marthe Angélique Hippolyte Marie Van Cauwenberghe (1874-1901; x1895) en van Julia Frances Dorman (1861-1941; x1905).
Hij werkte als docent aan de universiteit van Edinburgh sinds 1894 en was vanaf 1908 tot zijn dood de Belgische Consul in Edinburgh. Van 1912 tot 1917 was hij hoofdredacteur van het blad ‘Everyman’, een literair tijdschrift dat wekelijks verscheen. In 1915 stuurde de Belgische regering Sarolea op missie naar de VS; zijn taak was om de Amerikanen op diplomatieke wijze te doordringen van de wandaden van Duitsland in bezet België. Sarolea keerde zich echter publiekelijke en expliciet tegen de Amerikaanse neutraliteit in de oorlog, zodat zijn missie een mislukking was.
Daarmee blijkt toch weer dat Lalla Vandervelde haar missie in Amerika briljant heeft uitgevoerd!
Sarolea steunde de Belgische zaak via de ‘Everyman’ Belgian Relief and Reconstruction Fund. In zijn archieven in Edinburgh University Library & University Collections bevindt zich ook een pamflet van ‘Scotland’s National Appeal’ voor ‘The Belgian Refugees, 1915’.
The Belgian Refugees. Scotland’s National Appeal; coll. Edinburgh University; foto uit blog
In beeld: een dame in wit gewaad, personificatie van ‘Scotland’ strekt haar armen uit, zij roemt ‘Belgium’s Heroism’. De Belgische vlag wappert achter haar; een soldaat steekt met de scherpe punt van de vlaggenstok in op de Duitse adelaar.
Iconografisch doemt de vergelijking op met de heilige Sint Michaël die de duivel verslaat!
Is dit Dame Belgica in Schotland??! Illustratie uit blog
Conclusie Dankzij de Dame Belgica, beschilderd op meelzakken, heb ik de patroonheilige van Brussel leren kennen én ik weet hoe Dame Belgica te onderscheiden van haar soortgenoten in andere landen.
Deze ‘Dame Belgica’ stond op affiche en zegel van de Wereldtentoonstelling 1910 in Brussel. Zij is in 1915 nageschilderd op twee meelzakken, die beide bewaard worden in privé-collecties in België. Collage: auteur
Dank aan:
– Jan Derynck, beheerder van de Facebook-groep Lizerne Trench Art (LTA). Zijn posts en herhalingsberichten voor de leden van de groep geven inspiratie en vormen aanleiding tot nader onderzoek van de WW I meelzakken;
– Hubert Bovens om mij uit de droom te helpen over het beeld van Sint Michaël en de duivel op de wereldtentoonstellingsaffiche.
[2]Etablissement Jean Malvaux in Brussel-Molenbeek was een vooraanstaand bedrijf in fotogravures en produceerde de affiche.
Affiche ‘Exposition de Bruxelles 1910. Congres des Commerçants et les Commerçantes de Belgique – Bruxelles, 17 et 18 août 1910’; foto: archives.mundaneum.org
– Er was een affiche ‘Exposition de Bruxelles 1910. Congres des Commerçants et les Commerçantes de Belgique – Bruxelles, 17 et 18 août 1910’.
Of en hoe het congres van de kooplieden op 17 en 18 augustus heeft plaatsgevonden tijdens de wereldtentoonstelling is maar de vraag. De nacht van 14 op 15 augustus 1910 brak er brand uit; vele gebouwen en paviljoens gingen in vlammen op. Hoe de organisatie er daags daarna aan toe was, laat zich raden (Le Livre d’Or de l’Exposition Universelle et Internationale de Bruxelles en 1910 publié sous les auspices du Comité Exécutif par Em. Rossel).
Affiche ‘Exposition de Bruxelles 1910. Chemin de Fer de l’Etat Belge’; foto: pinterest mamaisondepapier.be
– Er was een affiche ‘Exposition de Bruxelles 1910.Chemin de Fer de l’Etat Belge‘
Lalla Vandervelde. Foto: Mathilde Weil, Philadelphia, 1914. Coll. Library of Congress
Het was Kerstmis 1914. In Minneapolis, Minnesota, opende de ‘Star Tribune’ met het gedicht “België bedankt Amerika” van Mme. Vandervelde. Madame Emile Vandervelde, née Speyer, op rondreis door de Verenigde Staten en Canada, zou de afzender zijn van deze in versvorm gegoten erkentelijkheid voor de helpende handen die Amerika bood aan België.
Uit haar mémoires blijkt dat niet Lalla Vandervelde zelf, maar Sir Cecil Rice, de Britse ambassadeur in Washington, het vers geschreven had voor Lalla om te reciteren tijdens haar lezingen. Sir Cecil had het gedicht naar de Amerikaanse kranten gestuurd onder naam van Madame Vandervelde om te publiceren op eerste Kerstdag. Lalla ontving vele reacties en complimenten voor het aan haar toegeschreven gedicht. Haar toch al overwerkte secretaresse was dagen bezig om het bericht recht te zetten.
“België bedankt Amerika” “Vandaag is het Kerstmis; we horen de Kerstklok niet, Maar toch vertellen we het verhaal dat we eens zo graag vertelden – “Welwillendheid”, “Welwillendheid” – luidt het: en “Vrede” – klinkt de roep, We hurken tussen de ruïnes, en kijken naar het wrede vuur, Horen de kinderen huilen, en wenden onze ogen af Voor hen is er geen brood of thuis, deze gelukkige Kerstdag.
“Het Kerstkind”: ’tekening van Louis Ketels, 1917. Coll. Museum Plantin-Moretus; foto uit ‘Nieuwe meesters, magere tijden’, Diane De Keyzer (2013)
Maar kijk! een bericht komt van ver over de zee, Van harten die nog in staat zijn tot medelijden, en ogen die nog kunnen huilen- Oh kleine hongerige lippen, oh gezichten bleek en wit Er is ergens, ergens vrede op aarde, ergens welwillendheid voor de mensheid, In de vage verte van de wateren, duizenden mijlen ver, Daar zijn mensen die zich herinneren dat het Kerstdag is.
Oh God van Vrede, gedenk, en houd in Uw genade De harten die nog in staat zijn tot medelijden, de ogen die nog kunnen huilen- Te midden van vernedering en kwelling, de ruïnes en de graven Voor hen, de natie van vrijheid; van ons, de natie van slaven, Welke weerklank kunnen we ze zenden? – we zijn alleen bij machte te knielen en te bidden – God geve, God geve in ieder geval aan hén een gelukkige Kerstdag.
Mme. Vandervelde, New York, 25 december 1914″
Het aan Madame Vandervelde toegeschreven gedicht op de voorpagina van The Morning Star Tribune, Minneapolis, was geschreven door de Britse ambassadeur in de VS, Sir Cecil Rice. Minnesota, 25 december 1914Roméo Dumoulin, ‘Knaap met boterham’, 1915; versierde meelzak Madame Vandervelde Fund (recto). Coll. HIA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HIA staff
Bronnen:
– Vandervelde, Lalla, Monarchs and Millionaires. London, Thornton Butterworth Limited, 1925, p. 84, 85
– Vermandere, Martine, Madame Lalla Vandervelde. A very exceptional woman. Gent, Amsab-ISG, 2023, p. 52, voetnoot 82
Recente fotografie heeft interessante versierde meelzakken in de Hoover Institution aan het licht gebracht! Wat blijkt: Hoover Institution Library & Archives bewaart vijf beschilderde meelzakken van de hand van de Belgische kunstenaars Paul Jean Martel, Roméo Dumoulin, de broers Henri en Alphonse Logelain en Armand Rassenfosse.
Stanford University, Main Quad met uitzicht op de Hoover Tower waar de Hoover Institution is gevestigd; foto: E. McMillan, 2019
Hoover Institution Stanford University in Palo Alto, Californië, huisvest de Hoover Institution. Het echtpaar Leland en Jane Stanford stichtten de universiteit in 1891.
Herbert Clark Hoover (ºWest Branch, Iowa, 10-08-1874 +New York, NY, 20-10-1964) was een van de eerste studenten; hij kwam aan in 1891 en studeerde af als mijnbouw ingenieur in 1895.
Lou Henry studeerde geologie (afgestudeerd in 1898) op Stanford University; foto: HIA
Hij ontmoette er zijn partner, Lou Henry (ºWaterloo, Iowa, 29-03-1874 +New York, NY, 07-01-1944), die op Stanford in 1898 als eerste vrouwelijke studente afstudeerde in de geologie. Herbert en Lou Hoover zouden gedurende hun hele leven betrokken blijven bij Stanford University.
‘Founded by Herbert Hoover in 1919, the Hoover Institution Library & Archives arededicated to documenting war, revolution, and peace in the twentieth and twenty-first centuries. With nearly one million volumes and more than six thousand archival collections from 171 countries, Hoover supports a vibrant community of scholars and a broad public interested in the meaning and role of history. Between 1919 and 1964 Herbert Hoover routinely deposited his papers in the Hoover Institution Library & Archives.’
Herbert Hoover, 1895, jaar van afstuderen in geologie aan Stanford University; foto: HIA
(‘De Hoover Institution Library & Archives, opgericht door Herbert Hoover in 1919, legt zich toe op het documenteren van oorlog, revolutie en vrede in de twintigste en eenentwintigste eeuw. Met bijna een miljoen boeken en meer dan zesduizend archiefcollecties uit 171 landen biedt Hoover Institution ondersteuning aan een levendige gemeenschap van wetenschappers en een breed publiek dat geïnteresseerd is in de betekenis en rol van geschiedenis op dit gebied. Herbert Hoover maakte er tussen 1919 en 1964 een routine van om zijn documenten in de Hoover Institution Library & Archives te deponeren.’)
Archieven CRB en Herbert Hoover
De Hoover Institution Library and Archives (HIA) bewaart de archieven van de Commission for Relief in Belgium (CRB); persoonlijke archieven van CRB-medewerkers bevinden zich er ook. Herbert Hoover was directeur van de CRB, hij zorgde ervoor dat de archieven van alle vestigingen van de CRB in New York, Londen, Rotterdam en Brussel naar het Hoover Institution werden gestuurd.
Later is Herbert Hoover verkozen tot president van de VS, van 1929-1932. Alle documenten die zijn werk als Amerikaans president aangaan, zijn bewaard in de Herbert Hoover Presidential Library-Museum in West-Branch, Iowa (HHPLM).
Onderzoek in de HIA
Op zoek naar sporen van versierde meelzakken in de archieven van Hoover Institution heb ik online de vijf beschilderde meelzakken gevonden in het ‘Register of the Commission for Relief in Belgium Records, 1914-1930’ en wel in de persoonlijke archieven van drie CRB-medewerkers:
– Chatfield (Frederick H.) papers 1914-1919: 1 exemplaar
– Gay (George I.) papers 1915-1929: 3 exemplaren
– Kirby (Gustavus T.) papers 1914-1941: 1 exemplaar.
Toegang krijgen tot de archieven van HIA is gemakkelijk als je je ter plekke bevindt. Woon je, zoals ik, in Europa dan stuit je op problemen.
Bij de start van mijn onderzoek in 2018 had ik aan HIA via het online contactformulier informatie gevraagd over versierde meelzakken. Een van de archivarissen was zo vriendelijk mij enkele foto’s van geborduurde meelzakken in hun collectie toe te sturen. Ze nodigde me uit zelf verder onderzoek te komen doen in de archieven, dan wel een onderzoeksassistent in te huren om dit voor mij te doen.
Mijn conclusie was vanwege de grote afstand deze research voorlopig te moeten ‘parkeren’.
Evelyn McMillan In januari 2020 kwam het onderzoek toch in een stroomversnelling. Ik had het grote voorrecht in contact te komen met Evelyn McMillan, toenmalig bibliothecaris van de Tanner Philosophy Library van Stanford University.
Evelyn McMillan op de tentoonstelling ‘Warlace@kantieper’, College van Ieper, 2018; foto coll. E. McMillan
Evelyn McMillan is auteur van enkele instructieve artikelen over ‘war lace’, Belgisch oorlogskant gemaakt in WO I.[1] Zij is ook gepassioneerd verzamelaar van kennis over de versierde meelzakken. Dit alles vanuit persoonlijke interesse.
Evelyn is geboren en getogen in Palo Alto en ging al als klein meisje met haar ouders naar Stanford University om te kijken naar de versierde bloemzakken die daar tentoongesteld waren. Zij vertelde me over een aantal van ongeveer 160 zakken in de collectie van de HIA; tot enkele jaren geleden waren enkele tientallen fraaie exemplaren permanent tentoongesteld in de Hoover Tower op Stanford.[2] Door verbouwingswerkzaamheden zijn ze tegenwoordig allemaal in de archieven opgeborgen.
Evelyn verzamelde zelf een kleine collectie bloemzakken. Ze bezit uitgebreide documentatie over het werk van de CRB en de meelzakken. In de loop van de jaren heeft zij in samenwerking met de medewerkers van de archieven ook een waardevolle foto-verzameling weten aan te leggen van versierde meelzakken die bewaard zijn in de HIA. Op deze wijze zijn recent de vijf beschilderde meelzakken gefotografeerd.
Vijf beschilderde bloemzakken in HIA
1 Henri Logelain: ‘Moeder zoogt kind’
Henri Logelain, ‘Moeder zoogt kind’, 1914-1915. Portret van zijn vrouw Adèle en dochter Suzanne. Versierde meelzak ‘Belgian Relief Flour Kinsley, Kansas’. Recto. Coll. HIA George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HIA staff
Henri Logelain (ºElsene 11-02-1889 +Elsene 11-01-1968) beschilderde in juni 1915 een bloemzak met het portret van een moeder die haar kind de borst geeft. Hij portretteerde zijn vrouw Adèle en dochter Suzanne.
Logelain was 26 jaar en had een jong gezin. Hij huwde met Adèle Gustin (°Namen 18-09-1888) in Elsene op 3 juni 1911; zij kregen twee dochters: Suzanne (ºElsene 27-09-1913) en Gaby (ºElsene 14-10-1916).
In september 1915, nam Logelain in de Studio in Brussel met het onderwerp ‘Maternité’ (Moederschap) deel aan een ‘Salon d’Estampe’, een expositie van lithografieën, ten bate van collega-kunstenaars, die krijgsgevangenen waren in Duitsland.
“Henri Logelain a exprimé avec sobriété la tendresse et le bonheur paisible d’une mère” (Henri Logelain drukte sereen de tederheid en het vredige geluk van een moeder uit.) (L’Echo de la Presse, 27 september 1915).
Waarschijnlijk woonde Logelain in 1914 in bij zijn ouders in de Rue Goffart 8, Elsene. Zijn vader Félix Logelain werkte bij de Chocolaterie Antoine. Uit de Almanach de Bruxelles van 1920 blijkt dat het gezin toen woonde in de rue Philippe Baucq 107 te Etterbeek, met vermelding van Logelain als artiste-peintre.
Logelain creëerde een universele afbeelding van troost en dankbaarheid; een iconisch beeld op een zak die bloem had aangevoerd om vele broden te bakken voor hongerige mensen.
(NB. Ook Joseph Dierickx beeldde een zogende vrouw af.)
Het schilderij is ingelijst, maar de achterzijde niet afgedekt, zodat de origine van de meelzak bekend is: Belgian Relief Flour uit de plaats Kinsley in Kansas.
Henri Logelain, ‘Moeder zoogt kind’, 1914-1915. Versierde meelzak ‘Belgian Relief Flour Kinsley, Kansas’. Verso. Coll. HIA George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HIA staff
Op het etiket staat: ‘George I. Gay Collection. Painting of woman nursing baby. Artist Henri Logelain. 16” x 21”. (Schilderij van vrouw die kind zoogt. Kunstenaar Henri Logelain, br 40 x h 53 cm).
Henri Logelain volgde kunstonderwijs aan de Academie in Brussel. Hij was leraar Toegepaste Kunst en Decoratie aan de Academie van Leuven in 1925-1926; hij is docent geweest aan de School voor Kunsten en Ambachten in Vilvoorde (Piron 2016).
De inwoners van Kinsley schonken 251 barrels meel als voedselhulp voor België. Report Miller’s Relief Movement, Minneapolis, Minn., 1915
De inwoners van Kinsley gaven geld voor 251 barrels meel, gelijk aan ruim 1000 zakken van 49 Lbs (22 ton) meel. De voedselhulp kwam naar België met de hulpactie van de Miller’s Belgian Relief Movement van de krant Northwestern Miller onder leiding van William C. Edgar in Minneapolis.
TOEVOEGING JANUARI 2023 Bloemzak van Henri Logelain in Belgische collectie
Een tweede bloemzak beschilderd door Henri Logelain bevindt zich in een Belgische particuliere collectie. Logelain schilderde het vooraanzicht van een vrouw in wit gebloemde japon, zij schikt rode bloemen in een vaas; op tafel een blauw papier of doek. Het lijkt wel alsof Logelain de rood wit blauwe kleuren van de Amerikaanse vlag heeft willen eren. Het werk is uitgevoerd in olieverf, h. 75, br. 45 cm. De verzamelaar kocht het op een veiling in 2009 op spieraam, zonder omlijsting, onder de titel ‘La Marchande de Fleurs’. Aan dit werk herken je Logelain als Belgische fauvist.
De bloemzak komt van origine uit Portland, Oregon, het merk ‘Cascadia’ van de Portland Flouring Mills.
De schilders van het Zoniënwoud, Auderghem 1915
Ik schreef eerder over schilderwerken op bloemzak door de schilders van het Zoniënwoud in Auderghem. Logelain nam deel aan dit kunstenaarsinitiatief, in april 1915 aangekondigd door de burgemeester van Oudergem. Ik stel me voor dat hij zijn dagelijkse leven gebruikte als onderwerp voor schilderen op de bloemzakken. Is de bloemenschikster ook zijn vrouw Adèle?
Zijn werken zullen waarschijnlijk tentoongesteld zijn geweest in het Roodklooster, Auderghem en/of in Galerie Giroux, Brussel in juli/aug 1915. Het werk ‘De bloemschikster’ is toen wellicht verkocht. Of, waarschijnlijker, is het verkocht in de Cercle Artistique in april/mei 1919, tijdens de uitverkoop van beschilderde bloemzakken.
De bloemzak van origine Portland is dezelfde als Philibert Cockx gebruikte voor zijn ‘Oogstende boer’, 1915.
2 Alphonse Logelain: ‘Vaas bloemen’
Alphonse Logelain, ‘Vaas met bloemen’, 1915; versierde meelzak, recto. Coll. HIA, Gustavus T. Kirby Papers; foto: HIA staffAlphonse Logelain, ‘Vaas met bloemen’, 1915; versierde meelzak, verso. Coll. HIA, Gustavus T. Kirby Papers; foto: HIA staff
Alphonse Logelain schilderde in juni 1915 een vaas bloemen op een meelzak van de American Commission.
Pierre en Alphonse Logelain, Album met werkbeschrijvingen, Ecole Supérieure de Peinture Logelain, Brussel, 1912
Alphonse Logelain (ºElsene 26-04-1881 +Elsene 05-01-1963) was de oudere halfbroer van Henri Logelain. Hij kreeg zijn opleiding aan de Academie te Elsene en realiseerde landschappen, stadsgezichten, interieurs, portretten en bloemen (Piron 2016).
Alphonse Logelain heeft een school voor schilderkunst geleid: l’Institut Supérieur de Peinture de Bruxelles. Omdat hij geen opvolger had, nam hij in zijn 70ste levensjaar het initiatief zijn instituut te laten fuseren met zijn belangrijkste concurrent, de school van Clément Van Der Kelen; dat was in 1951. Het Institut Supérieur de Peinture Van Der Kelen-Logelain is tot op de dag van vandaag een Belgische school met internationale reputatie voor decoratief schilderen: het onderwijst de kunst van faux-bois, faux-marbre en trompe l’oeil.
3 Paul Jean Martel: ‘Vrouw met handwerk’
Paul Jean Martel, ‘Vrouw met handwerk’, 1915; versierde meelzak. Coll. HIA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HIA staff
De beschilderde meelzak van Paul Jean Martel toont een sfeervol portret van een zittende vrouw in blauwe japon, zij buigt haar hoofd over een witgekleurd handwerk.
Het schilderij is ingelijst, de achterzijde afgedekt, waardoor we moeten raden naar de origine van de meelzak. Het etiket vermeldt: ‘George I. Gay Collection. Oil painting of woman sewing. 17” x 23” (schilderij in olieverf van vrouw die naait, br. 43 x h 58 cm).
Detail Paul Jean Martel, ‘Vrouw met handwerk’, 1915; versierde meelzak. Coll. HIA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HIA staff
Paul Jean Martel (ºLaken, België, 04-08-1879 +Philadelphia, Penn. VS, 26-09-1944) werd als jongste van een tweeling geboren in België en emigreerde met zijn ouders in 1889 naar de VS. Hij keerde terug om een kunstopleiding te volgen aan de Koninklijke Kunstacademie in Brussel. Vervolgens studeerde en werkte hij weer in de VS, maar keerde na zijn huwelijk in 1911 terug naar Europa. Na het uitbreken van de Groote Oorlog vestigde Martel zich in Auderghem en nam er deel aan tentoonstellingen van de Cercle Artistique, zo ook aan die van de beschilderde bloemzakken, blijkens het volgende krantenbericht: …we trokken naar het Gemeentehuis, een klein, onaanzienlijk gebouwtje, waar in eene der zalen de tentoonstelling ingericht wordt van … Amerikaansche zakken. Prachtig zijn twee tafereelen, door M. P. Martel op het ruwe lijnwaad geborsteld; bijzonder zijne ‘Glimlachende vrouw’ is buitengewoon kleurrijk. (Geïllustreerde Zondagsgazet, 25 juli 1915)
TOEVOEGING ZOMER 2022: BLOEMZAK VAN MARTEL IN BROOKLYN
The Brooklyn Citizen, 23 juni 1924Maclovia en Carmen Martel met zelfportret van Paul Jean Martel, 2015. Foto: Bondo Wyszpolski, website: easyreadernews.com
De Belgische ambassadeur in de VS, Baron De Cartier de Marchienne, bood een andere door Martel beschilderde bloemzak als geschenk aan, aan de Girl Scouts in Brooklyn, New York. De feestelijke happening vond plaats onder auspiciën van The Friends of Belgium op 22 juni 1924.*)
Het schilderij was in 1931 nog in het kantoor te zien, lees ik in een krantenartikel. Ik heb de organisatie aangeschreven en gevraagd waar het schilderij nu is, maar nog geen reactie ontvangen.
EINDE TOEVOEGING
Na de oorlog verhuisde Martel definitief naar de VS, hij schilderde er portretten van vooraanstaande families en werd docent. Zijn actuele website biedt uitgebreide informatie over zijn werk als post-impressionistisch schilder; contactpersoon is zijn kleindochter, de singer/songwriter Maclovia Martel.
Citaat uit de online biografie: “Viewing this is an emotional experience, once again as in Martel’s other works, one ‘feels’ that emotion through the tremendous vigor of his closely set brush strokes. Truly a ‘tour de force’ all the more remarkable as his materials were a flour sack, with the stamp of an American charity on the reverse, for a canvas, and house paint for oils!” (‘Hiernaar kijken is een emotionele ervaring, omdat je net zoals in Martel’s andere werken, de emotie voelt die door de enorme kracht van zijn dicht bij elkaar geplaatste penseelstreken wordt opgeroepen. Echt een ‘tour de force’, die des te opmerkelijker is, omdat zijn schildersdoek een meelzak was, aan de achterkant voorzien van de stempel van een Amerikaanse liefdadigheidsinstelling en zijn ‘olieverf’ een gewone huis-tuin-en keukenverf!’)[3]
4 Roméo Dumoulin: ‘Knaap met boterham’
Roméo Dumoulin, ‘Knaap met boterham’, 1915; versierde meelzak recto. Coll. HIA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HIA staff
Dumoulin schilderde in 1915 het portret van een vrolijke knaap die met zijn rechterhand een grote boterham naar zijn mond brengt. HIA vermeldt de titel ‘Painting of boy eating half of a long roll by Romeo’ (‘schilderij door Roméo van een jongen die de helft van een stokbrood eet’). Het schilderij is ingelijst, de afmeting van het portret schat ik in op br. 30 x h 20 cm.
Roméo Dumoulin, ‘Knaap met boterham’, 1915; versierde meelzak, verso. Coll. HIA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HIA staff
De achterzijde van het HIA-schilderij is open, waardoor de origine van de meelzak zichtbaar is. De zak kwam uit Buffalo, New York: ‘War Relief Donation Flour from Madame Vandervelde Fund’ staat herkenbaar gedrukt op het doek. In een serie van drie eerdere blogs over Madame Lalla Vandervelde schreef ik over haar omvangrijke lezingentour in Noord-Amerika.
Detail Roméo Dumoulin, ‘Knaap met boterham’, 1915; versierde meelzak. Coll. HIA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HIA staff
Roméo Dumoulin (ºDoornik, 18-03-1883 +Brussel-Woluwe, 20-07-1944) was een bekend schilder, tekenaar, aquarellist, graficus en illustrator. Hij was autodidact, woonde vanaf 1909 in Stockel bij Brussel en ‘vond de inspiratie voor zijn vaak schalkse genretafereeltjes en figuren zowel in de stad als het platteland. …hij mag gerust tronen naast andere humoristische meesters als Léandre, Daumier, Poulbot en Abel Faivre’. (Piron 2016).
Roméo Dumoulin, ‘Kind met boterham’, detail van ‘Eau forte, les commères’; foto 2dehands.be
Op internet vond ik prenten van hem uit de oorlogsjaren, op een ervan tekende hij ook een boterham etend kind.
Een humoristisch schilderij is het tafereel van wat lijkt op een kanon, voortgetrokken in de sneeuw, wellicht de illusie van de ‘soixante-quinze’, een ‘canon de 75 modèle 1897’, pronkstuk van de Franse artillerie.
In werkelijkheid trekt een paard een kar met grote wielen voort, waarop een lange boomstam, bereden door de voerman en twee kinderen. Dumoulin schilderde het doek in 1917 en gaf het de titel ‘Halte!’
George I. Gay, CRB-medewerker. Foto: website commissionforreliefinbelgium.com, auteur Jeffrey Miller
– Drie beschilderde meelzakken, die van H. Logelain, Martel en Dumoulin, zijn het bezit geweest van George Inness Gay (ºMount Vernon, NY, 1886 +Palo Alto, Ca., 23-10-1964). Gay was CRB-medewerker vanaf juli 1916. Van zijn hand, samen met H.H. Fisher, zijn de twee standaardwerken over het werk van de CRB ‘Public Relations of the Commission of Relief in Belgium. Documents. Volume I and II. Stanford University, 1929’.
– De beschilderde meelzak van A. Logelain, de vaas met bloemen, was het bezit van Gustavus T. Kirby. Kirby werkte mee in de Belgian American Educational Foundation (BAEF) die voortkwam uit de CRB ná de beëindiging van de activiteiten. Kirby was atleet geweest en had een leidende rol bij de Olympische Spelen van 1920, gehouden in Antwerpen. Hoe Kirby in bezit kwam van de beschilderde meelzak is niet bekend.
Identificatie Belgische kunstenaars Dankzij het verzoek van Evelyn McMillan heeft de HIA-staf foto’s gemaakt van de vijf beschilderde meelzakken. Daarna moesten de Belgische kunstenaars geïdentificeerd worden. Hubert Bovens, Wilsele, gespecialiseerd in opzoekingen van biografische gegevens van kunstenaars, leverde in korte tijd de gegevens aan.
Ik ben allen die hebben bijgedragen aan dit onderzoek zeer erkentelijk. Deze co-productie maakte het mogelijk, ondanks de grote afstand, studie te doen naar de interessante collectie beschilderde meelzakken in de Hoover Institution Library & Archives.
[1] Evelyn McMillan: -War, Lace, and Survival In Belgium During World War I. PieceWork, Spring 2020 -Gratitude in Lace: World War I, Famine Relief and Belgian Lacemakers. PieceWork May/June 2017, 10
[2] Danielson, Elena S., Hoover Tower at Stanford University. Charleston, South Carolina: Arcadia Publishing, 2018
[3] www.pauljeanmartel.com, geraadpleegd januari 2021.
Lees ook het online-artikel ‘A Second Chance’ van Bondo Wyszpolski, 22 januari 2015
*) Bron: Report of the Executive Committee of the Friends of Belgium (non-dated). BAEF-Records, Box 298 Folder Friends of Belgium 1923-1945, Herbert Hoover Presidential Library-Museum
Op deze Thanksgiving Day 2020 vertel ik als dank aan allen die mij inspireren, aanmoedigen en van informatie voorzien bij mijn onderzoek naar de versierde meelzakken het verhaal van het ‘Thanksgiving’-schip ORN dat 106 jaar geleden op 25 november 1914 de havenstad Philadelphia uitvoer, volgeladen met zakken meel op weg naar België, uitgezwaaid door duizenden mensen waaronder een speciale gaste: Madame Lalla Vandervelde.
Inzameling van hulpgoederen
Direct na het uitbreken van de ‘Europese’ oorlog in augustus 1914 ontstonden spontane acties onder de bevolking van Canada en de Verenigde Staten om geld en goederen in te zamelen voor de hulp aan slachtoffers van het geweld.
Het laden van de Thelma in de haven van Philadelphia, ook de kinderen deden mee aan de hulpacties. The Philadelphia Inquirer, 10 november 1914
De acties voor hulp aan de Belgische vluchtelingen en de bevolking in het bezet België stonden onder leiding van Belgen, woonachtig in Canada en de VS: de Belgische Consul Pierre Mali, de Consul-Generaals, zakenmensen, vooraanstaande particulieren en emigranten, op bijzondere wijze ondersteund door Madame Lalla Vandervelde, de vrouw van de Belgische minister van Staat, die door de VS reisde om aandacht te vragen voor de Belgische goede zaak en op te roepen tot Amerikaanse hulpverlening.
Zij vonden gehoor bij lokale dagbladen en tijdschriften, die met grote ijver dringende oproepen aan hun lezers deden om hulp te bieden door geld te storten in speciaal voor het doel opgerichte fondsen.
Het laadruim vol meelzakken van de Thelma in de haven van Philadelphia, The Philadelphia Inquirer, 11 november 1914
Het transport van de hulpgoederen van Amerika naar Europa over de Atlantische Oceaan moest per schip gebeuren, maar dat leverde qua kosten hoofdbrekens op. Niet in Canada, waar de overheid de betaling van het transport voor haar rekening nam. Wel in de VS, want wie wilde dat betalen?
Warenhuismagnaat en filantroop John Wanamaker, Philadelphia. Foto: internet
In de stad Philadelphia, Pennsylvanië, kwam het onmiddellijke antwoord van warenhuismagnaat en filantroop John Wanamaker (Philadelphia 11.07.1838-12.12.1922). Hij nam het initiatief en charterde zelf twee schepen om hulpgoederen naar België te brengen.
Thelma Het eerste schip gecharterd door Wanamaker was het stoomschip Thelma. Het laden van het schip trok veel belangstelling, de ‘Philadelphia Inquierer’ publiceerde er dagelijks over. *)
Links het laden van de Thelma in de haven van Philadelphia, midden kapitein Hendrickson, rechts Petrus Verhoeven en zijn gezin, Belgische vluchtelingen in Londen. Evening Ledger, 11 november 1914
Op donderdag 12 november 1914 vertrok het schip na een korte officiële plechtigheid waar burgemeester Blankenburg van Philadelphia het woord voerde: “Medeburgers, tweeëntwintig jaar geleden stuurde Philadelphia een hulpschip, de Indiana, om hulp te bieden aan de lijdende Russische boeren, ver weg van eigen haard en huis. Vandaag stuurt Philadelphia opnieuw een hulpschip, de Thelma, dit keer naar de lijdende mensen, de ongelukkige mensen van België. Het toont de grootsheid van hart van de bewoners van Philadelphia. Het toont de kracht van de dagbladpers, want als de kranten in Philadelphia er niet waren geweest, geloof ik niet dat dit schip vandaag klaar zou zijn om te vertrekken. De dagbladen van Philadelphia hebben er alles aan gedaan om dit schip met hulpgoederen te kunnen laten vertrekken.” De Girard College band stond op de pier en speelde de ‘Star Spangled Banner’.
Voedsel schip Thelma vertrekt naar België, Philadelphia Inquirer, 13 november 1914
De burgemeester vroeg aan het toegestroomde publiek van honderden mannen, vrouwen en kinderen hulde te brengen aan kapitein Wolff Hendrickson en bemanning middels een driewerf ‘Hoera’. De heer Francis B. Reeves, penningmeester van het Amerikaanse Rode Kruis, nam namens het Rode Kruis de hulpgoederen op de Thelma in ontvangst en bisschop Garland van Philadelphia zegende het schip.
Versierde meelzak Rosabel, geborduurd in Roulers/Roeselare, 12 Lbs. Coll. HIA. Foto: E. McMillan
Daarna overhandigde de heer Wanamaker aan kapitein Hendrickson een brief, gericht aan Dr. Henry Van Dyke, gezant van de Verenigde Staten in Den Haag, Holland: ‘Het stoomschip Thelma vervoert vandaag naar u … de geschenken van de inwoners van Philadelphia en omgeving … De officiële documenten van het schip zullen aantonen dat de lading met een waarde van $ 104.000 volledig bestaat uit meel, maïsmeel, bonen, ingeblikte voedingsmiddelen, zakken aardappelen, enz … allemaal levensmiddelen zoals gevraagd in de verklaring van enkele dagen geleden van de heer Brand Whitlock, gezant in Brussel, die sprak over de grote behoefte aan hulp voor vrouwen en kinderen en oude en zieke mensen in België. …
Meelzak ‘A-Flour’, Millbourne Mills. Coll. KMKG, nr. 2657, foto: auteur
Deze voorname oude stad, die u zo goed kent, de eerste van de Amerikaanse steden en de eerste zetel van de regering van de Verenigde Staten, is – zonder haar plichten ten aanzien van de armen en behoeftigen in Philadelphia te verwaarlozen- als één man opgestaan om medeleven en genegenheid te tonen aan behoeftigen in de wereld, zoals ‘de Stad van Broeder Liefde’ altijd doet. Ik voeg er voor uw eigen genoegdoening aan toe dat er al bijna voldoende giften zijn binnengestroomd om een volgend schip te laden.’
Advertentie in the Philadelphia Inquirer, 11 november 1914
De Thelma stak de oceaan over in drie weken tijd en meerde op 3 december 1914 met haar kostbare lading veilig aan in de Maashaven van Rotterdam. Het overladen begon direct, aken brachten via de binnenwateren van Holland en België de voedingsmiddelen naar de bestemde plekken.
Le XXe siecle, 17 december 1914
‘Le XXe siècle’ berichtte half december 1914 over de voedingsmiddelen die de Thelma aanvoerdde: Het stoomschip “Thelma” is in Rotterdam aangekomen met 1.740 ton aan voorraden, bestemd voor de Belgen die in België bleven. De lading bestaat uit 94.600 zakken en 100 vaten meel, 1.600 zakken maïsmeel, 2.000 zakken bonen, 1.600 zakken rijst, 1.200 zakken zout, 500 dozen maïs, 5.000 dozen aardappelen, 1.200 zakken gerst, 2.500 zakken erwten, 600 dozen gecondenseerde melk, 600 dozen geconserveerde perziken, 1.000 kisten sodazout, 1.200 kisten pruimen, 1.000 zakken suiker en 1.250 zakken havermout.’[1]
Inmiddels voer het tweede door Wanamaker gecharterde schip inderdaad met de volgende lading hulpgoederen de oceaan over: de ORN was vertrokken als ‘Thanksgiving’-schip.
Philadelphia Inquirer 26 november 1914
‘Thanksgiving’-schip ORN
Philadelphia Inquirer 26 november 1914
De dag voor Thanksgiving Day, 25 november 1914, vertrok het stoomschip ORN uit de haven van Philadelphia op weg naar Rotterdam, uitgezwaaid door duizenden toeschouwers. De waarde van de lading was $ 173.430 en bestond vooral uit zakken meel plus andere voedingsmiddelen.
De officiële plechtigheid om de ORN behouden vaart te wensen werd bijgewoond door vele hoogwaardigheidsbekleders. Ook nu was de muzikale begeleiding van The Girard College Band.
Lalla Vandervelde. Foto: Mathilde Weil, Philadelphia, 1914. Coll. Library of Congress
Aanwezig waren burgemeester Blankenberg en zijn wethouders met de verantwoordelijke ambtenaren; de heer Wanamaker met collega’s; de Belgische consul-generaal Paul Hagemans. Speciale gaste was Madame Lalla Vandervelde.
Ook aanwezig waren de directies en redacties van de kranten en hun uitgeverijen. De voorgangers in de plechtigheid waren van drie verschillende gezindten: Dr. Russell H. Conwell van de Doopsgezinde kerk; Eerwaarde Henry T. Drumgoole, rector van het St. Charles’ Seminarie, Overbrook; Eerwaarde Joseph Krauskopf, rabbijn van de synagoge ‘Keneseth Israel’.
Het gezelschap hoogwaardigheidsbekleders ging bij aankomst op het schip allereerst op de foto. Ook Madame Vandervelde nam actief deel aan de fotografie: ze stond erop dat ze met haar eigen camera gefotografeerd zou worden, staande tussen de heer Wanamaker en burgemeester Blankenburg.
‘Thanksgiving Ship Orn Sails’, Philadelphia Inquirer 26 november 1914
Thanksgiving Day De burgemeester sprak de menigte toe: “Ik geloof niet dat Philadelphia een mooiere of betere Thanksgiving zou kunnen vieren dan door dit stoomschip naar België te sturen, tot het uiterste beladen met voedingsmiddelen voor de uitgehongerde bevolking. ”
Rabbijn Krauskopf kreeg het woord: “… We zijn op de vooravond van onze nationale Thanksgiving-dag bijeengekomen met zowel een vreugdevol als bedroefd hart. We zijn verheugd omdat we in staat zijn onze overvloed te delen met degenen die het nodig hebben aan de andere kant van de oceaan. We zijn bedroefd omdat de behoeften van hen zijn ontstaan door de zondigheid en de dwalingen van de mens.”
Versierde meelzak Rosabel, 1916, 12 Lbs, geborduurd, houten theeblad met glas. Foto en coll. Sara Leroy, coll. Bebop
Dr. Conwell sprak: “… het is prachtig dat we de kans hebben om naar de noodlijdende Belgen een deel te sturen van datgene wat wij hebben, en als ik de geest van Amerika goed begrijp, zouden we, als we hun behoeften kennen, bereid zijn om ons laatste brood te delen met de Belgen, zij die zo dapper hun huizen verdedigden en de wereld een prachtig voorbeeld toonden van hun moed en patriottisme …” Consul-Generaal Paul Hagemans aanvaardde de scheepslading hulpgoederen namens België: “Voor de tweede keer binnen twee weken sturen Philadelphia en haar goedgeefse bevolking een scheepslading voedingsmiddelen naar de Belgische slachtoffers. Hiermee geven Philadelphia en haar bevolking een prachtig voorbeeld van menselijke solidariteit met de duizenden van mijn mensen die van de hongersnood zullen worden gered; want we maken uit de recente berichten op dat de omstandigheden er verschrikkelijk zijn…. Behouden vaart aan het Thanksgiving-schip!”[2]
In het midden vlnr. John Wanamaker, Lalla Vandervelde met de Belgische en Amerikaanse vlaggetjes, burgemeester Blankenburg aan boord van de ORN, Philadelphia Inquirer, 26 november 1914.**)
Madame Vandervelde Toen was de beurt aan Madame Vandervelde. Zij nam twee kleine vlaggen, een Belgische en een Amerikaanse, in haar handen. Ze overhandigde het stokje van de Belgische vlag aan John Wanamaker met de woorden:
Meelzak ‘Rosabel’, geborduurd. Coll. Frankie van Rossem, foto: auteur
“Ik bied deze vlag van België aan de heer Wanamaker aan, als dank voor zijn prachtige geschenk aan België. Ik overhandig eerst deze Belgische vlag als symbool van heldhaftigheid en moed van een klein land dat tegen een verschrikkelijke overmacht vecht. Het staat ook symbool voor de noden van miljoenen van haar mensen.” Vervolgens overhandigde ze hem de kleine Amerikaanse vlag: “Deze Amerikaanse vlag bied ik u aan als het symbool van vrijheid, soevereiniteit en onafhankelijkheid. Deze vlag staat op dit moment ook symbool voor de vrijgevigheid en de sympathie van duizenden mannen, vrouwen en kinderen. Ik heb het grote genoegen de heer Wanamaker dank te zeggen voor alles wat hij heeft gedaan door hem deze twee vlaggen te overhandigen.”
De heer Wanamaker nam de vlaggetjes aan, strekte zijn armen en hield ze hoog in de lucht. Op dit teken zette de band de tonen in van het Amerikaanse volkslied, dat door de duizenden aanwezigen op schip en kade uit volle borst werd meegezongen.
Pater Drumgoole sprak vervolgens de zegen uit over schip en lading, waarna de gasten de ORN verlieten en het schip zich losmaakte van de kade.
Meelzak ‘Jack Rabbit’. Coll. WHI, foto: auteur
John Wanamaker keerde terug naar kantoor, maar kwam direct teruggereden in een van de bestelauto’s van zijn Wanamaker’s warenhuizen; hij volgde op de pier tot het laatste moment het tweede schip met hulpgoederen waarvan hij de reis had mogelijk gemaakt.
Op 18 december 1914 arriveerde ook de ORN met haar kostbare lading veilig in de Maashaven in Rotterdam. De hulpgoederen werden direct overgeladen in binnenvaartschepen en verder gedistribueerd in België.
Meelzak ‘Hed-Ov-All’, Buffalo Flour Milling Co., 1914-1915, Anderlecht, geborduurd door Hélène Coumans, 16 jaar, Auderghem; door tussenkomst van Mme Buelens. Coll. HIA, foto: coll. auteur
Meelzakken, vervoerd op de THELMA en ORN, zullen afkomstig zijn geweest van maalderijen in de staat Pennsylvanië. Mijn onderzoek laat zien dat enkele tientallen van deze onbewerkte en versierde meelzakken bewaard zijn gebleven in België en de VS. Opmerkelijk is dat alle zakken een klein formaat hebben, de vermelde inhoudsmaat is 12¼ LBS (5,5 kg meel) tot 24½ LBS (11 kg meel). De gebruikelijke maat van meelzakken is 49 of 98 LBS.
– Buffalo Flour Milling Co in Lewisburg, merknaam Hed-Ov-All in de collecties van de Herbert Hoover Presidential Library-Museum, West-Branch, Iowa (HHPLM); Hoover Institution Archives, Stanford University, Californië (HIA); Koninklijk Legermuseum, Brussel (WHI); Koninklijk Museum Kunst & Geschiedenis, Brussel (KMKG).
– Een mij onbekende maalderij leverde een zak met merknaam Jack Rabbit, getoond in het WHI.
– Millbourne Mills in Philadelphia, merknamen Rosabel, A-flour, Southern Star in de collecties van HHPLM, HIA, WHI, KMKG en meerdere Belgische particuliere collecties;
– Miner-Hillard Milling Co. in Wilkes-Barre, merknaam M-H 1795 in de collecties van WHI en het ModeMuseum Antwerpen.
Te weten dat deze versierde meelzakken uit Philadelphia vertrokken zijn rondom Thanksgiving Day 1914 geeft vandaag extra kleur aan mijn dag!
Meelzak ‘Hed-Ov-All’, Buffalo Flour Milling Co., in de museumopstelling. Coll. HHPLM, foto: E.McMillan
Speciale dank aan Marcus Eckhardt, conservator van het Herbert Hoover Presidential Library-Museum, hij maakte me attent op Thanksgiving Day, de nationale feestdag in de VS, gevierd op de vierde donderdag in november, dit jaar op 26 november. Hij noemde het een tijd van reflectie over het afgelopen jaar en alles waar je dankbaar voor bent, onze lange afstand vriendschap is er een van. We zien er beiden naar uit elkaar in het echt te ontmoeten, wanneer de omstandigheden dit zullen toelaten.
*) Philadelphia Inquirer, edities 10, 11, 12, 13, 17, 21, 24, 26 november 1914.
[1] Le XXe siecle: journal d’union et d’action catholique, 17 december 1914.
[2] Hagemans, Paul, niet gepubliceerde biografie, Philadelphia, Penn, ongedateerd. Vermeld in de bibliografie van Carole Austin, From Aid to Art, San Francisco Folk Art Museum, 1987.
**) Aanvulling 8 maart 2023: In haar boek ‘Madame Lalla Vandervelde. A very exceptional woman’, verwijst Martine Vermandere, historicus en coördinator publiekswerking bij Amsab-ISG, op bladzijde 54 naar dit blog.
Vermandere, Martine, Madame Lalla Vandervelde. A very exceptional woman. Gent, Amsab-ISG, 2023, p. 54
Annelien van Kempen conducted research into the decorated WWI flour sacks of the In Flanders Fields Museum. Photo: Marc Dejonckheere
My article “Flour sacks. The art of charity” has been published in the 2020 Yearbook of the In Flanders Fields Museum, Ypres!
In the summer of 2019, I conducted research into the decorated WWI flour sacks in the museum’s collection*). One of my ‘sack trips’ took me to Ypres, where I examined the American and Canadian flour sacks for a week thanks to a grant from the Koen Koch Foundation. The museum possesses 23 original flour sacks, eight of those have been included in Flanders’ List of Masterpieces as unique heritage items.
In my article, I report in word and image on my discoveries and give historical context to the Ypres collection of flour sacks. The following topics are discussed: the supply of food to Belgium; the US charities with a graph of contributions by state; Madame Lalla Vandervelde, her journey through America and successful appeal for aid to the Belgians; examples of the Belgian charities with an infographic showing dozens of sales exhibitions of flour sacks held between 1915-1925; girls’ education in vocational schools with unique photos of their lessons; German censorship on decorated flour sacks.
Flour sacks. The art of charity. In Flanders Fields Museum, room divider details; photos: author
My conclusion is: decorated WWI flour sacks are the symbol of the many charities run and supported by Belgian women and girls during the German occupation, besides the symbol of international food aid and Belgian gratitude.
The IFFM Yearbook 2020 is beautifully designed by Manu Veracx. The original Dutch article with 17 color and 7 black and white illustrations, is fully translated in English by Marc Hutsebaut; it covers 9 pages. You can order the IFFM Yearbook 2020 through the webshop of the museum.
Collection WWI flour sacks, In Flanders Fields Museum. Artistic photo collage: Annelien van Kempen, April 2020. 2020 Yearbook IFFM
*) Marc Dejonckheere interviewed me for VIFF Magazine, magazine of The Friends of the In Flanders Fields Museum; “The emotions of the flour sack” was published in September 2019.
Annelien van Kempen onderzocht de versierde meelzakken in WO I, In Flanders Fields Museum. Foto: Marc Dejonckheere
Mijn artikel ‘De weldaad van de meelzak’ is verschenen! Het is gepubliceerd in het Jaarboek 2020 van het In Flanders Fields Museum, Ieper.
In de zomer van 2019 deed ik onderzoek naar de versierde meelzakken van WO I in de collectie van het museum*). Een van mijn ‘zakkenreizen’ bracht mij naar Ieper, waar ik dankzij een toelage van het Koen Koch Fonds gedurende een week de Amerikaanse en Canadese bloemzakken uit de collectie onder de loep nam. Het museum bezit 23 originele meelzakken, waarvan acht exemplaren op de Topstukkenlijst zijn geplaatst als beschermd Vlaams erfgoed.
In mijn artikel doe ik -in woord en beeld- verslag van mijn ontdekkingen en geef historische context aan de Ieperse collectie meelzakken. Aan de orde komen: de bevoorrading van België; de Amerikaanse liefdadigheid met een grafiek van de bijdragen per staat; Madame Lalla Vandervelde, haar reis door Amerika en succesvolle oproep tot hulp voor de Belgische bevolking; voorbeelden van de Belgische liefdadigheid met een infographic waarin tientallen verkooptentoonstellingen zijn genoemd, gehouden tussen 1915-1925; het meisjesonderwijs op beroepsscholen met unieke foto’s van hun lessen; Duitse censuur op versierde meelzakken.
‘De weldaad van de meelzak’; In Flanders Fields Museum, details van kamerscherm; foto’s: auteur
Ik kom tot de conclusie dat versierde meelzakken van WO I symbool staan voor de veelvoudige weldaden, de liefdadige werken, van Belgische vrouwen en meisjes tijdens de Duitse bezetting, naast het symbool van internationale voedselhulp en Belgische dankbaarheid.
Het IFFM Jaarboek 2020 is prachtig vormgegeven door Manu Veracx. Mijn artikel beslaat 22 bladzijden en bevat 17 kleuren en 7 z/w illustraties; de Engelse vertaling is van de hand van Marc Hutsebaut, het beslaat 9 bladzijden. U kunt het IFFM Jaarboek 2020 bestellen in de webshop van het museum.
Collage van foto’s van de collectie versierde meelzakken in WO I, In Flanders Fields Museum; artistic photo collage: Annelien van Kempen, April 2020. IFFM Jaarboek 2020
*) Marc Dejonckheere interviewde mij voor het tijdschrift van de Vrienden van het In Flanders Fields Museum, VIFF. Het interview ‘De emotie van de meelzak’ verscheen in september 2019.
To me, the WWI decorated flour sacks of the Madame Vandervelde Fund stand out. It makes me happy to know that there was a woman who came to the rescue of the Belgian people with conviction. That woman was Lalla Vandervelde-Speyer (Camberwell, England, April 4, 1870 – Putney, England, November 8, 1965). She is one of the many women who worked determinedly towards her goal: care for destitute Belgian compatriots. Her decorated flour sacks also tell the story of charity, gratitude and food aid. This is part 3 of a series of three blogs. (See my blogs: Madame Vandervelde Fund 1 and Madame Vandervelde Fund 2)
Decorated flour sack “War Relief Donation Flour from Madame Vandervelde Fund”, 1914-1915-1916. The embroidery looks official and is in three sections; left section has an eagle on an American shield; right section has a Belgian coat of arms with a crown on top; the center section has the coat of arms of the Belgian Congo. Wheat stacks and cornflowers are in each corner. Wide crocheted lace sewn around edges and between each section; machine made Torchon bobbin lace. Embroiderer was Miss Honorma Lambert, Lillois (Nivelles). Courtesy Herbert Hoover Presidential Library Museum nr. 62.4.446. Photo: E. McMillan
The decorated flour sacks are surprisingly featured in Lalla Vandervelde’s biography “Monarchs and Millionaires”.[1]
She reflects on her relationship with American men during her stay, which leads to the sacks of flour she sent to Belgium and her name on these sacks. She was in fear about added print, because the Germans did not accept that there would be names of senders on the relief goods. It turned out fine and later Lalla saw decorated flour sacks: they had been sent to her by schoolgirls, who had embroidered the stamped letters of her name “Madame Vandervelde” on the sacks.
In a few paragraphs, Lalla summarized it in her book: “Men did not try to make love to me. I suppose they realized that being in mourning, very much upset about what was going on in Europe, and very hard worked with speaking all over the country, any advances would have been discountenanced immediately. But some of them were distinctly sentimental. One, who was also very energetic and helpful, wrote me almost passionate letters about my work. He compared me to Joan of Arc and Diana of Ephesus: a curious mixture. Knowing that my chief interest in peace time had lain in questions pertaining to art, he used to send me long disquisitions on Berenson’s latest book, at the same time quoting prices, in the most business-like way, of commodities that I might buy and send to Europe.’
Marthe Robinet, Ecole Moyenne St. Gilles, Brussels, embroidered this flour sack “Madame Vandervelde Fund”. Collection Hoover Institution Archives. Image taken by HILA Staff. Photo: E. McMillan
About the choice of cotton flour sacks: ‘It was this kind and generous friend who helped me to send off the first lot of sacks filled with flour to Belgium, the country that needed bread most at the time. It was his idea to choose linen of which the sacks were made in such fine quality that when washed and bleached it could be used for men’s shirts or for little frocks or overalls for children.’
About stamping the name Madame Vandervelde on the flour sacks: ‘My name was stamped on each one of the sacks, and I remember my anguish when, shortly after they had been shipped, the news came that the Germans would not allow any object marked with a name to enter a country they were occupying. I spent a sleepless night wondering what would happen to the flour that was wanted so badly. Much to my relief, the German Embassy in Washington, to whom my kind friend had wired, answered that permission would be given for the sacks to be landed.
Decorated flour sack “Madame Vandervelde Fund”, embroidery and open stitching. Collection Hoover Institution Archives. Image taken by HILA Staff. Photo: E. McMillan
About the embroidered flour sacks that she sees later: “Later I had the great joy to see some of them again. They were sent to me by school children who had embroidered the letters of my name on them surrounded by pretty designs of their own making.’
Contrary to the impression that arises from these paragraphs about the contributions to food aid, Madame Vandervelde herself preferred to use the money she collected mainly for the real heroes: the Belgian soldiers, who fought in the trenches on the small piece of Belgian land that was still in their occupation. However, this was impossible. America’s neutrality only allowed the collection of money for aid to the civilian population of the war countries. Nevertheless, in private conversations, she managed to acquire some donations for the help of soldiers. She bought and shipped the following goods to them: 10,284 pairs of socks, 2,160 sets of underwear and 400 blankets.
Manhattan, New York, 1914. Photo: Wolfgang Wiggers online Flickr album
Despite her mission’s success, Lalla experienced her six-month stay in the US as a major burden on her nerves. She didn’t know what it was like to be unhappy for so long, she couldn’t forget the horrible war for a moment, she was tired and depressed. ‘The mere fact of being so very far away from my own people, from my compatriots and friends, on another continent, in another world, where, however kindly received, the whole point of view, the whole outlook on life, was different, seemed more than I could bear sometimes. Almost every time I opened a European paper I saw news of the death of a friend, and I used to leave my letters from Europe unopened for days, so terrified was I of finding bad news.
…
Bad news from home, continual speaking in public, equally important private engagements, when I tried to enlist the sympathies of influential individuals for the cause of the Allies, long railway journeys by night, at the end of which there were always crowds of reporters anxious to interview me before I even had a bath or breakfast; such conditions were not destined to improve an already uncertain nervous system.”
At Yale College in New Haven, she was the first woman to speak to the students: “they attended my meeting en masse”. She also visited Harvard. Then she went to Canada where she spoke in Ottawa in the presence of the Duke and Duchess of Connaught and Princess Patricia. At her farewell, the Duke pressed a $ 600 check in her hands.
Manhattan, New York, 1914. Photo: Wolfgang Wiggers online Flickr album
Back in New York in December 1914, she tried to express her sense of art, attended several concerts, and went to museums and galleries to view paintings. During her visits to millionaires, she was usually given the opportunity to see these people’s private art collections.
American praise In mid-March 1915, Lalla Vandervelde was in Carnegie Hall, New York, where she delivered the last speech of her mission. Mr. Choate, one of the foremost lawyers in the US, praised her. The speech is fully printed in her book.
The illustrated Sunday edition of The New York Times posted this photo of Lalla Vandervelde after her departure from America to Europe on April 11, 1915. Photo: “Photo by Mathilde Weil, from Paul Thompson”
“TO MADAME LALLA VANDERVELDE:
On the eve of your departure for your home in Belgium it seems fitting that there should be some expression, inadequate though it must be, of the great regard in which you are held by hosts of men and women in this country.
During the five months since you came to us, shortly after the outbreak of the War, you have presented all over the United States the dire need of your unhappy countrymen. More than any other person you have made us realize the urgency of this need, its appaling extent and its heartrending appeal. You have been inspired by an eloquence born of your noble mission and you have won the response which could not fail to come.
There are forms of patriotic service which demand courage of a higher order even than that of the soldier in battle, a courage which has not the spur of excitement or impulse, a courage in the face of suspense, of heart-sickness far from home, family and friends, of utter weariness of body and spirit. Such courage, dear lady, since first you came to these shores to this present moment, has been yours.
We honor you as a brave souled woman; we thank you for making so clear our privilege of such human helpfulness as we can give, and we bid you farewell with feelings of deepest sympathy and the most earnest hope that brighter days will soon return to the country you love so truly and serve so devotedly.
New York, March 17, 1915”
The Lusitania of the British Cunard Line. Photo: internet
Home on the Lusitania On April 3, 1915 she left for Europe on the ship “Lusitania” of the British Cunard Line. In Lalla’s words, the ship made “the last journey to Europe before the ever memorable one”, the second to last trip before it would be torpedoed by a German submarine and perished. This voyage of the passenger ship was also full of tension for the passengers, there was danger during the crossing.
The New York Evening World headlined, “Lusitania sails to-day with 838 pale passengers – Fear of German Submarines Makes All on Board Nervous – Some Cancel Passage. – Fast Trip is Planned- Liner’s Speed Expected to Protect Greatest Number to Sail Since War Began.” The security measures were strict, all passengers were carefully examined and their luggage checked.
Manhattan, New York, 1914. Photo: Wolfgang Wiggers online Flickr album
At the last minute, a messenger brought a package with $ 500 for Madame Vandervelde on board. Three war correspondents, including Mr. E. Alexander Powell of the “New York World”, were also on board.[2]
All this has not been mentioned in Lalla’s biography. She did talk about a luxury problem. Her cabin on the ship was loaded with gifts from American friends and supporters, and she shared them as much as she could with staff and fellow passengers. She kept the fruits for her family in England.
Decorated flour sack “Madame Vandervelde Fund”, embroidery and applications. Courtesy Herbert Hoover Presidential Library Museum. Photo: E. McMillan
Back in Europe
The Sun, October 3, 1914
In New York Lalla had prepared for the possible suspicion about her work from people back in Europe. She had the finances and administration of the Madame Vandervelde Fund, punctually maintained by her secretary Miss Conklin, verified by a leading accounting firm. After returning to England, she was visited by a journalist who asked her which cities she had visited on her mission. The American place names were so unknown to him that she had to spell them for him. Then he asked how much money she had collected. Her answer “about $ 300,000, equivalent to 60,000 British pounds or one and a half million francs” led to his response “That is quite impossible for a woman”. Whereupon the auditor’s report emerged and she urged him to publish the detailed justification of the funds in his article.
Belgian newspapers reported in April on the results of Mrs. Emile Vandervelde’s mission[3]: “With the thought of coming to the aid of the Belgian refugees, Madame Vandervelde, wife of the Minister of State, went to America to give a series of lectures about Belgium and about the German invasion of our country. These lectures yielded one and a half million francs.”
De Legerbode (The Army Messenger), September 2, 1915
Five months later, another article appeared in De Legerbode[4] (The “Army Messenger”), showing the destination of the funds raised in America: “The courageous traveler traveled through the United States from September 18, 1914 to April 2, 1915. She managed to collect the good sum of 1,437,135.75 fr., which was spent as follows: For return to the homeland 388,479.45 fr. For food purchases for Belgium: 995,426.30 fr. For the special fund: 53,230 fr. Madame Vandervelde continued her apostolate in England, where her brilliant readings yielded the sum of 30,000 francs. Here is a vigorous woman, and a brave propagandist of noble thoughts, who deserves general gratitude.”
Further research
In the past three blogs I have tried to tell part of the life story of Lalla Vandervelde-Speyer. She was a striking, yes, legendary woman. Especially when I consider her role towards the decorated flour sacks from WWI.
Yet surprisingly little has been written about her. Where she has been mentioned, sometimes blatant inaccuracies have been debited. After her divorce from Emile Vandervelde, living in England again, she apparently disappeared from publicity. She died in Putney at the age of 95.
For twenty years Lalla Speyer and Emile Vandervelde were partners with a great mutual influence on each other’s work and life. They both played a role, together and separately, on the world stage in the turbulent time of 1900-1920.
I would heartily recommend further research into the life of Lalla Vandervelde-Speyer.
Addition October 1, 2022: Lalla Vandervelde is on Wikipedia
The knowledge about Lalla Vandervelde and her life story is spreading online. From September 23, 2022 on, she has her own (English) page on Wikipedia.
As befits her, there are inaccuracies in the text. Further work on her history and more publications are therefore required! I look forward to the sequel.
Portrait of Lalla Vandervelde by Roger Fry, 1917; photo: wikipedia
Addition March 8, 2023:
Martine Vermandere: ‘Madame Lalla Vandervelde. A very exceptional woman.’
Martine Vermandere, Madame Vandervelde. A very exceptional woman. Gent, Amsab-ISG, 2023
On the occasion of International Women’s Day, Amsab Institute for Social History in Ghent has published the book “Madame Lalla Vandervelde. A very exceptional woman”, written by Martine Vermandere, historian and public relations coordinator at Amsab-ISG. The book appeared in both Dutch and French.
This is the first book, published in Belgium, that rescues Lalla Vandervelde from oblivion! Vermandere describes the interesting life of Lalla and her great influence on the political and personal development of her second husband, the socialist politician Emile Vandervelde.
The short movie “Lalla Vandervelde” is based on Martine Vermandere’s book, Amsab-ISG, 2023
Martine Vermandere has also written the screenplay for a short movie about Lalla Vandervelde based on her book. On view online at the website of Amsab-ISG: “Lalla Vandervelde”.
Sacks are full of memories. Each sack cherishes a precious and fragile story.
Sincere thanks to Evelyn McMillan, Stanford University. She sent me pictures of decorated flour sacks in the collections of the Herbert Hoover Presidential Library Museum and the Hoover Institution Archives.
De versierde meelzakken in WO I van het Madame Vandervelde Fund springen er voor mij uit. Het maakt me blij te weten dat er een vrouw is geweest die met overtuiging de bevolking van België te hulp is gekomen. Die vrouw is Lalla Vandervelde-Speyer (Camberwell, Engeland, 4 april 1870 – Putney, Engeland, 8 november 1965). Zij is een van de zeer vele vrouwen die vastberaden werkten aan haar doel: zorg voor hulpbehoevende Belgische landgenoten. Ook haar versierde meelzakken vertellen het verhaal van liefdadigheid, dankbaarheid en voedselhulp.
Dit is deel 3 van een serie van drie blogs. (Lees hier mijn blogs Madame Vandervelde Fund 1 en Madame Vandervelde Fund 2)
Versierde meelzak ‘War Relief Donation Flour from Madame Vandervelde Fund’, 1914-1915-1916. Het borduurwerk doet officieel aan en is in drie delen; links Amerikaans schild met arend; rechts het wapen van België; midden het klein wapen van Belgisch Congo. In de vier hoeken graanhalmen en korenbloemen. Omrand met machinaal kant. Borduurster was Mlle. Honorma Lambert, Lillois (Nijvel). Courtesy Herbert Hoover Presidential Library Museum nr. 62.4.446. Foto: E. McMillan
De versierde meelzakken komen op verrassende wijze aan bod in de biografie ‘Monarchs and Millionaires’ van Lalla Vandervelde.[1]
Ze reflecteert op haar relatie met Amerikaanse mannen tijdens haar verblijf, wat leidt naar de zakken met meel die ze naar België stuurde en haar naam op deze zakken. Ze verkeerde daarover in angst, omdat de Duitsers niet accepteerden dat er namen van afzenders op de hulpgoederen zouden staan. Het kwam goed en later zag Lalla versierde meelzakken terug: ze waren haar gestuurd door schoolmeisjes, die de gestempelde letters van haar naam ‘Madame Vandervelde’ op de zakken hadden overgeborduurd.
In enkele alinea’s vatte Lalla het in haar boek samen: “Men did not try to make love to me. I suppose they realized that being in mourning, very much upset about what was going on in Europe, and very hard worked with speaking all over the country, any advances would have been discountenanced immediately. But some of them were distinctly sentimental. One, who was also very energetic and helpful, wrote me almost passionate letters about my work. He compared me to Joan of Arc and Diana of Ephesus: a curious mixture. Knowing that my chief interest in peace time had lain in questions pertaining to art, he used to send me long disquisitions on Berenson’s latest book, at the same time quoting prices, in the most business-like way, of commodities that I might buy and send to Europe.’
Marthe Robinet, Ecole Moyenne St.Gilles, Brussel, borduurde deze meelzak ‘Madame Vandervelde Fund’. Collectie Hoover Institution Archives. Image taken by HILA Staff. Foto: E. McMillan
Over de keuze van katoenen meelzakken: ‘It was this kind and generous friend who helped me to send off the first lot of bags filled with flour to Belgium, the country that needed bread most at the time. It was his idea to choose linen of which the bags were made in such fine quality that when washed and bleached it could be used for men’s shirts or for little frocks or overalls for children.’
Over het stempelen van de naam Madame Vandervelde op de meelzakken: ‘My name was stamped on each one of the sacks, and I remember my anguish when, shortly after they had been shipped, the news came that the Germans would not allow any object marked with a name to enter a country they were occupying. I spent a sleepless night wondering what would happen to the flour that was wanted so badly. Much to my relief, the German Embassy in Washington, to whom my kind friend had wired, answered that permission would be given for the sacks to be landed.
Versierde meelzak Madame Vandervelde Fund, borduurwerk en open naaiwerk. Collectie Hoover Institution Archives. Image taken by HILA Staff. Foto: E. McMillan
Over de geborduurde meelzakken die ze later terug ziet: ‘Later I had the great joy to see some of them again. They were sent to me by school children who had embroidered the letters of my name on them surrounded by pretty designs of their own making.’
In tegenstelling tot de indruk die ontstaat uit deze alinea’s over de bijdragen aan voedselhulp, zou Madame Vandervelde zelf het geld dat ze inzamelde vooral hebben willen bestemmen voor de echte helden: de Belgische soldaten, die in de loopgraven vochten op het kleine stukje Belgische grond dat nog door hen werd bezet. Echter, dit was onmogelijk. Door de neutraliteit van Amerika was alleen inzameling van geld voor hulp aan de burgerbevolking van de oorlogslanden toegestaan. Toch slaagde ze erin, in privé-gesprekken, enkele donaties te verwerven voor de hulp aan militairen. Daarvan kocht en verzond zij de volgende goederen naar de soldaten: 10.284 paar sokken, 2.160 sets ondergoed en 400 dekens.
Manhattan, New York, 1914. Foto: online Flickr album van Wolfgang Wiggers
Ondanks het succes van haar missie ervoer Lalla haar verblijf van zes maanden in de VS als een grote belasting van haar zenuwen. Ze wist niet hoe het was om zo lang ongelukkig te zijn, geen moment kon ze de afschuwelijke oorlog vergeten, ze was moe en gedeprimeerd. ‘The mere fact of being so very far away from my own people, from my compatriots and friends, on another continent, in another world, where, however kindly received, the whole point of view, the whole outlook on life, was different, seemed more than I could bear sometimes. Almost every time I opened a European paper I saw news of the death of a friend, and I used to leave my letters from Europe unopened for days, so terrified was I of finding bad news. … Bad news from home, continual speaking in public, equally important private engagements, when I tried to enlist the sympathies of influential individuals for the cause of the Allies, long railway journeys by night, at the end of which there were always crowds of reporters anxious to interview me before I even had a bath or breakfast; such conditions were not destined to improve an already uncertain nervous system.”
Op Yale College in New Haven sprak ze als eerste vrouw tot de studenten: “they attended my meeting en masse”. Ook bezocht ze Harvard. Daarna ging ze naar Canada waar ze in Ottawa sprak in het bijzijn van de Hertog en Hertogin van Connaught en prinses Patricia. Bij het afscheid drukte de Hertog haar een cheque van 600 dollar in handen.
Manhattan, New York, 1914. Foto: online Flickr album van Wolfgang Wiggers
Terug in New York in december 1914 probeerde ze haar zin voor kunst aan bod te laten komen, ze woonde enkele concerten bij en ging naar musea en galeries om schilderijen te bekijken. Tijdens haar bezoeken aan miljonairs kreeg ze meestal de gelegenheid de privé kunstcollecties van deze mensen te zien.
Amerikaanse lof Half maart 1915 was Lalla Vandervelde in Carnegie Hall, New York, waar ze de laatste toespraak tijdens haar missie hield.
Mr. Choate, een van de voornaamste advocaten van de VS, sprak haar lovend toe. De toespraak staat integraal afgedrukt in haar boek.
De geïllustreerde zondageditie van The New York Times plaatste op 11 april 1915 deze foto van Lalla Vandervelde na haar vertrek uit Amerika naar Europa. Foto: ‘Photo by Mathilde Weil, from Paul Thompson’
“TO MADAME LALLA VANDERVELDE: On the eve of your departure for your home in Belgium it seems fitting that there should be some expression, inadequate though it must be, of the great regard in which you are held by hosts of men and women in this country. During the five months since you came to us, shortly after the outbreak of the War, you have presented all over the United States the dire need of your unhappy countrymen. More than any other person you have made us realize the urgency of this need, its appaling extent and its heartrending appeal. You have been inspired by an eloquence born of your noble mission and you have won the response which could not fail to come. There are forms of patriotic service which demand courage of a higher order even than that of the soldier in battle, a courage which has not the spur of excitement or impulse, a courage in the face of suspense, of heart-sickness far from home, family and friends, of utter weariness of body and spirit. Such courage, dear lady, since first you came to these shores to this present moment, has been yours. We honor you as a brave souled woman; we thank you for making so clear our privilege of such human helpfulness as we can give, and we bid you farewell with feelings of deepest sympathy and the most earnest hope that brighter days will soon return to the country you love so truly and serve so devotedly. New York, March 17, 1915”
De Lusitania van de Britse Cunard Line. Foto: internet
Lusitania
Op 3 april 1915 vertrok ze naar Europa op het schip de ‘Lusitania’van de Britse Cunard Line. Het schip maakte in Lalla’s woorden ‘her last journey to Europe before the ever memorable one, de een na laatste reis voordat het getorpedeerd zou worden door een Duitse duikboot en zou vergaan. Ook deze reis van het passagiersschip was vol spanning voor de passagiers, er dreigde gevaar tijdens de overtocht.
De New York Evening World kopte: ‘Lusitania sails to-day with 838 pale passengers – Fear of German Submarines Makes All on Board Nervous – Some Cancel Passage. – Fast Trip is Planned- Liner’s Speed Expected to Protect Greatest Number to Sail Since War Began.’ De veiligheidsmaatregelen waren streng, alle passagiers werden nauwkeurig onderzocht en hun bagage gecontroleerd.
Manhattan, New York, 1914. Foto: online Flickr album van Wolfgang Wiggers
Op het laatste moment kwam een bode nog een pakket met $ 500 voor Madame Vandervelde aan boord brengen. Drie oorlogs-correspondenten, waaronder meneer E. Alexander Powell van de ‘New York World’, waren eveneens aan boord.[2]
Lalla vermeldde dit allemaal niet in haar biografie. Wel vertelde ze over een luxeprobleem. Haar hut op het schip lag boordevol kado’s van Amerikaanse vrienden en sympathisanten, ze deelde ze zoveel mogelijk met personeel en medepassagiers. Het fruit bewaarde ze voor haar familie in Engeland.
Versierde meelzak Madame Vandervelde Fund, borduurwerk en applicaties. Courtesy Herbert Hoover Presidential Library Museum. Foto: E. McMillanThe Sun, 3 oktober 1914
Terug in Europa
Lalla had zich in New York voorbereid op de mogelijke achterdocht van mensen in Europa over haar werk. Ze had de financiën en administratie van het Madame Vandervelde Fund, punctueel bijgehouden door haar secretaresse Miss Conklin, laten verifiëren door een vooraanstaand accountantskantoor. Ze kreeg na terugkeer in Engeland een journalist op bezoek die haar vroeg welke steden ze had bezocht op haar missie. De Amerikaanse plaatsnamen waren hem zo onbekend, dat zij deze voor hem moest spellen. Daarna vroeg hij hoeveel geld ze had ingezameld. Haar antwoord “ongeveer $300.000, gelijk aan 60.000 Engelse ponden of anderhalf miljoen francs” leidde tot zijn reactie “That is quite impossible for a woman”. Waarop de accountantsverklaring tevoorschijn kwam en ze hem dringend verzocht in zijn artikel de gedetailleerde verantwoording van de gelden te publiceren.
Belgische kranten hebben in april berichten opgenomen over de resultaten van de missie van Mevrouw Vandervelde: Met het gedacht den Belgischen vluchtelingen ter hulp te komen, heeft Mevrouw Vandervelde, vrouw van de staatsminister, zich naar Amerika begeven om daar eene reeks voordrachten over België en over den Duitschen inval in ons land te geven. Deze voordrachten brachten een anderhalf millioen frank op.[3]
De Legerbode, 2 september 1915
Vijf maanden later verscheen nogmaals een artikel in De Legerbode[4], waaruit de bestemming bleek van de gelden die waren opgehaald in Amerika: ‘De moedige reizigster doorliep de Vereenigde Staten van den 18 September 1914 tot 2 April 1915. Zij slaagde er in de flinke som van 1.437.135 fr. 75 in te zamelen, welke werd besteed als volgt: Voor terugkeer naar ’t vaderland 388.479 fr. 45; Voor aankoop van levensmiddelen voor België: 995.426 fr. 30; Voor het bijzonder fonds: 53.230 frank.’ Mevrouw Vandervelde heeft haar apostolaat in Engeland voortgezet, waar hare schitterende voordrachten de som van 30.000 frank opbrachten. Ziedaar eene krachtdadige vrouw, en eene dappere propagandiste der edele gedachten, die de algemeene dankbaarheid verdient.’
Verder onderzoek
In de afgelopen drie blogs heb ik een poging gewaagd een deel van het levensverhaal van Lalla Vandervelde-Speyer te vertellen. Ze was een markante, ja, legendarische vrouw. Zeker als ik haar rol voor de versierde meelzakken in WO I in beschouwing neem.
Toch is er weinig over haar geschreven. Waar ze is genoemd zijn soms blatante onjuistheden gedebiteerd. Nadat ze gescheiden was van Emile Vandervelde en weer in Engeland woonde, is ze ogenschijnlijk uit de publiciteit verdwenen. Op 95-jarige leeftijd is zij overleden in Putney.
Twintig jaar lang waren Lalla Speyer en Emile Vandervelde partners met grote wederzijdse invloed op elkaars werk en leven. Ze speelden een rol op het wereldtoneel in de turbulente tijd van 1900-1920.
Verder onderzoek naar het leven van Lalla Vandervelde-Speyer wil ik van harte aanbevelen.
Aanvulling 1 oktober 2022: Lalla Vandervelde staat op Wikipedia
De kennis over Lalla Vandervelde en haar levensverhaal waaiert online uit. Vanaf 23 september 2022 heeft zij haar eigen (Engelse) bladzijde op Wikipedia.
Zoals bij haar hoort staan er onjuistheden in de tekst. Verder werken aan haar geschiedenis en méér publicaties zijn dus geboden! Ik zie uit naar het vervolg.
Portret van Lalla Vandervelde door Roger Fry, 1917; foto: wikipedia
Aanvulling 8 maart 2023:
Martine Vermandere: ‘Madame Lalla Vandervelde. A very exceptional woman.’
Martine Vermandere, Madame Vandervelde. A very exceptional woman. Gent, Amsab-ISG, 2023
Ter gelegenheid van Internationale vrouwendag heeft Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis in Gent, het boek ‘Madame Lalla Vandervelde. A very exceptional woman’uitgebracht, geschreven door Martine Vermandere, historicus en coördinator publiekswerking bij Amsab-ISG. Het boek is verschenen in Nederlands en Frans.
Dit is het eerste boek, verschenen in België, dat Lalla Vandervelde uit de vergetelheid rukt! Vermandere beschrijft het interessante leven van Lalla en haar grote invloed op de politieke en persoonlijke ontwikkeling van haar tweede echtgenoot, de socialistische politicus Emile Vandervelde.
Film ‘Lalla Vandervelde’ naar het boek van Martine Vermandere, Amsab-ISG, 2023
Martine Vermandere schreef op basis van haar boek ook het scenario van een korte film over het leven van Lalla Vandervelde. Te zien online op de website van Amsab-ISG: ‘Lalla Vandervelde’
Dank aan Evelyn McMillan, Stanford University. Zij stuurde mij foto’s van versierde meelzakken in de collecties van de Herbert Hoover Presidential Library Museum en de Hoover Institution Archives.
‘Zakken zijn vol herinneringen. Iedere zak koestert een kostbaar en kwetsbaar verhaal.’
To me, the WWI decorated flour sacks of the Madame Vandervelde Fund stand out. It makes me happy to know that there was a woman who came to the rescue of the Belgian people with conviction. That woman was Lalla Vandervelde-Speyer (Camberwell, England, April 4, 1870 – Putney, England, November 8, 1965). She is one of the many women who worked determinedly towards her goal: care for destitute Belgian compatriots. Her decorated flour sacks also tell the story of charity, gratitude and food aid. This is part 2 of a series of three blogs. (See my blogs: Madame Vandervelde Fund 1 and Madame Vandervelde Fund 3)
In her biography “Monarchs and Millionaires”, published in 1925, Lalla Vandervelde gave her personal impressions of her six-month stay in America in four chapters, totaling 60 pages. I provide an anthology of stories from the book.[1]
The “Madame Vandervelde Fund” stamp on the unprocessed flour sack “Gold Dust”, Thornton & Chester, Buffalo, NY. (see also photos below) Collection RAHM Tx 2630
To America In Antwerp, fleeing from the advancing German army, Lalla stayed with her husband at Hotel St. Antoine and experienced an air raid of German Zeppelins for the first time in her life. She was terrified by the sound of falling and detonating bombs.
The following evening she stood in the hotel hallway and met with Mr. E. Alexander Powell, correspondent of the American newspaper “New York World”, who said to her “Why don’t you go over to the States and enlist the sympathy of American women and children for the poor Belgians? ” The suggestion opened her eyes to what she could do, and she immediately took action to realize it. She did not want to embark on the adventure without the consent of the Belgian government, or at least that of Prime Minister Baron de Broqueville, so she visited him and presented her plan. His response was negative: “he liked the idea, but did not approve of a woman going alone on such a hazardous expedition, and so on and so forth”. Disillusioned, she left him, but met King Albert’s private secretary and told him about her plan.
The letter from the lady-in-waiting to Madame Vandervelde on behalf of Queen Elizabeth. From: “Monarchs and Millionaires”. Coll. International Institute of Social History
He promised to discuss it with the King and a few hours later he said that King Albert fully agreed with the plan: “He knew what influence women have in America, and sent 4,000 francs towards my traveling expenses.”
Queen Elizabeth in turn instructed a lady-in-waiting to send Madame Vandervelde a letter approving the project, wishing her the best of luck and indicating that she could take the letter with her to read it out in America.
The Belgian Mission (the “Atrocity Commission”): Messrs De Sadeleer, Vandervelde, Henri Carton de Wiart and Hymans. The Sun, September 12, 1914
The Belgian Mission (the “Atrocity Commission”) appointed by King Albert, including her husband Emile Vandervelde, left on September 3 with the White Star Liner “Celtic” and arrived in New York on September 12. I have read this in American newspapers. In her biography, Lalla has not written a single word about the mission, not even about her husband.
Liverpool harbour in 1914. Image: online
Because Lalla was not allowed to travel on the same ship – “no women ever, or could, in any circumstances, accompany a diplomatic mission” – it was not easy to book a cabin on the next ship. With the help of British former ambassador to Japan, Sir Claude MacDonald, she managed to leave Liverpool for New York on September 8, 1914 on the White Liner “Cretic”.
Port of Liverpool Building, around 1914. Image: online
The war had raged for over four weeks now and 75 percent of the Belgian territory was in the hands of the Germans. During the ten days at sea, there would be no news reports for the passengers. For Lalla, that felt unbearable, and she got a radio operator to promise to inform her in secret should there be any news to report. On September 14th she received a signal and heard that the Germans had been stopped in their advance in France.
On board she prepared her mission: to evoke sympathy from the Americans by telling them as an eyewitness about the horrors that had taken place in Belgium. She hoped to influence the public opinion and appeal to the well-known generosity of Americans to ease the fate of Belgian refugees. At that time, she did not know that within three months the catastrophe would be much greater and the question was how to feed all the Belgians who lived in occupied territory, this number would grow to 7.5 million people…
Lalla Vandervelde,“Monarchs and Millionaires”. title page of her biography. Coll. International Institute of Social History
She spoke to two fellow travelers, Mr. Augustus Gardner, a member of the United States Congress, and Mr. McEnerney, a highly skilled lawyer from San Francisco, and took their valuable advice on how to frame her propaganda. She realized that she should tell her story in simple terms and without emotion. Only then could she count on support from the people of the US, where many pro-German sentiments were present. The evening before arriving in New York, the captain gave her the opportunity to tell her story on board the ship. She raised an initial amount of $ 360.
In New York City September 18, 1914, upon arriving from the “Cretic” in New York on a sunny, warm day, she dressed in a colorful summer outfit without thinking about her role. The reaction of a fellow traveler made her realize that her choice of clothing should support her message, so she had her wardrobe dyed black in New York.
Once disembarked, reporters and photographers swarmed around her, but she did not give interviews or comments. She first wanted to speak to the Belgian Relief Committee*) to find out what she could and could not say. The Belgian Consul General, Mr. Mali, picked her up at the port and brought her to her place to stay. The next day, she received a secretary, Miss Conklin, who assisted her for six months.
The Evening World, New York, September 18, 1914
On September 18th, in the Evening World, the evening edition of the New York World, correspondent Alexander Powell’s newspaper, an article with photo appeared under the headline “Mme. Vandervelde brings note from Queen Elizabeth. Wife of Belgian Minister of State Here to Appeal to Americans. Woman envoy here to appeal for aid for destitute Belgians.”
Manhattan, New York, 1910. Image: online
Travelling in America Lalla Vandervelde began her adventure, she humorously reports on her visits to millionaires and dignitaries in her book. Her hostesses and hosts have mostly remained anonymous, so she could poke fun at their boredom, their lack of knowledge about culture, their lack of knowledge of international politics, their dependence on staff. In general, she was “full of pity for this poor millionaire”. She also met a young super millionaire who couldn’t give her money. “the money he devoted to charities was managed and distributed by a committee of specialists in economics, in social hygiene or in some other form of benevolence. This struck me as being a logical, if unpleasant, way of distributing riches.”
Another anecdote: “I spoke on that day to a room full of very expensive looking people. The women …, wore the most outrageous clothes. But they were interested, in their own way in the War, and had made it the fashion to knit very brightly-coloured silk scarves to send to the British and French boys at the front. It was maddening to have to speak about the horrors of the War tothe clicking of knitting needles…” Then a pug entered the room as it could no longer live without its owner, but it squeaked, barked and ran around, so she had to stop talking until the dog was removed, along with his mistress. Conclusion: “I did not get anything like the money I expected from that rich audience.”
People with small incomes, drivers and servants in restaurants, clothing workers, went out of their way and collected money, which they handed over with a few kind, encouraging words.
Decorated flour sack “Madame Vandervelde Fund”, embroidered. Courtesy Herbert Hoover Presidential Library Museum. Photo: E. McMillan
Lalla was very pleased with the American female and male journalists and had a good working relationship with them. She recalled a New York dinner party with six female journalists as one of the most interesting experiences during her American stay. “They were eager, tired looking women. Most of them had been married young and badly treated by their husbands, whom they had divorced. This meant poverty, and not infrequently one or two children to bring up. They were very naturally proud at having made a success of life and told me details of the terrible struggles they had gone through. Most of them hated men with an extraordinary active and vital hatred. Only one of them said she was still in love with her husband, but as he was exploiting her, she felt she ought to leave him. She spoke as if she were ashamed of her love and reluctance to be free.
…
I had never met so many women in the same circumstances. They were not soured or embittered, but proud and happy, especially when they spoke about their children, who were mostly grown up and prepared, through their mothers’ struggles for the battle of life”.
With Lalla’s interest in the role of women, she portrayed American society in late 1914, early 1915: “There is no stigma attached to certain kinds of work, as there was in Europe before the War, and a woman’s scope is infinitely wider than at home.”
Le XXsiecle: journal d’union et d’action catholique, January 16, 1915
Messages in Belgian newspapers After three months, some Belgian newspapers reported on Madame Vandervelde’s mission. [2]
“In America – The charitable movement in favor of suffering Belgium is growing daily. This is how Mrs. Lalla Vandervelde, returning to New York from a three-month trip through the United States, brought in donations in kind and in cash for the sum of $ 213,000. She continues her fruitful journey.”
The Mill Thornton & Chester in Buffalo, NY. Image: online
Another article featured the news of a large donation of Buffalo sacks of flour, saying that the sacks were intended for reuse: “Madame Vandervelde, the wife of the Secretary of State, has been in the United States for more than three months. There she gave and gives a series of lectures about Belgium and the horrors of which the country has fallen victim, that have been overwhelmingly successful and in which Belgium and the Belgians have been praised. … After these meetings, donations for families of Belgian victims pour in. Madame Vandervelde has already collected almost 1,400,000 francs!
Unprocessed flour sack “Gold Dust” from Thornton & Chester, Buffalo, NY. The back of the flour sack is stamped with “Madame Vandervelde Fund”. (see photo above) Coll. RAHM Tx 2630
In Buffalo, industrialists have loaded her with a ship with 10,000 sacks of flour – sacks made of fine cloth and fine fabric, so that they can then be used and transformed into clothes and towels for the Belgians. Madame Vandervelde was in Boston last week where her lectures were attended by 5,000 people.[3]]
Madame Vandervelde Fund I became aware of the fund thanks to the WWI decorated flour sacks in museum collections in Belgium and the US, decorated with her name. I therefore asked myself: how large was the organization, who formed the board?
Decorated flour sack “Gold Dust”, Thornton & Chester, Buffalo, NY, embroidered. The back of this flour sack may have been stamped “Madame Vandervelde Fund”. The flour sack is exhibited in the permanent display of the Royal Military Museum, Brussels. Coll. War Heritage Institute
According to Lalla Vandervelde’s biography, she founded the Madame Vandervelde Fund to house the large amounts of collected dollars. However, the structure of the fund was very simple: it consisted of the two-woman organization of Madame herself and her secretary Miss Conklin! Lalla Vandervelde: “I have always been proud to think that we two women, without any committee to back us, organized my campaign, which produced in material things alone 300,000 dollars or, what was at that time, a million and a half francs.”
*) The Belgian Relief Committee: Jeffrey B. Miller mentioned Madame Vandervelde in relation to the Belgian Relief Committee in his first book “Behind the Lines“, Millbrown Press, 2014, at p. 226 en 227:
“The Belgian Relief Committee had been founded in the late summer by a “few modest Belgians and their sympathizers,” according to one magazine article. At its head was Rev. J. F. Stillemans, a Catholic priest of Belgian birth …
Stillemans got involved in trying to help the Belgian refugees and became the president of the Belgian Relief Committee. The chairman of the executive committee, and the real power behind the group, was Robert W. de Forest, the vice president of the American Red Cross. During a vacation in Europe that was interrupted by the start of the war, he had seen the Belgian devastation. When he returned home he started the group outside the confines of the Red Cross. The Belgian members of de Forest’s organization included the Belgian consul in New York, the Belgian minister to the United States, and a well-to-do patron, Madame Vandervelde. … She had become a darling of New York City, and the country, when she announced she would not go home until she had collected $1 million to aid her country.”
“Sacks are full of memories. Every sack cherishes a precious and vulnerable story.”
My sincere thanks to Dr. Ingrid De Meûter and Ria Cooreman of the Royal Art & History Museum in Brussels. They gave me the opportunity to study the museum’s WWI collection of flour sacks, the so-called “Errera Collection”, which includes two unprocessed flour sacks from the Madame Vandervelde Fund, on February 21, 2020.
De versierde meelzakken in WO I van het Madame Vandervelde Fund springen er voor mij uit. Het maakt me blij te weten dat er een vrouw is geweest die met overtuiging de bevolking van België te hulp is gekomen. Die vrouw is Lalla Vandervelde-Speyer (Camberwell, Engeland, 4 april 1870 – Putney, Engeland, 8 november 1965). Zij is een van de zeer vele vrouwen die vastberaden werkten aan haar doel: zorg voor hulpbehoevende Belgische landgenoten. Ook haar versierde meelzakken vertellen het verhaal van liefdadigheid, dankbaarheid en voedselhulp.
Dit is deel 2 van een serie van drie blogs. (Lees hier mijn blogs Madame Vandervelde Fund 1 en Madame Vandervelde Fund 3)
In haar biografie ‘Monarchs and Millionaires’, verschenen in 1925, gaf Lalla Vandervelde in vier hoofdstukken, totaal 60 bladzijden, haar persoonlijke indrukken over haar verblijf van zes maanden in Amerika. Ik geef een bloemlezing van verhalen uit het boek.[1]
Het stempel van het ‘Madame Vandervelde Fund’ op de onbewerkte meelzak ‘Gold Dust’, Thornton & Chester, Buffalo, NY. (zie ook foto’s hieronder) Collectie KMKG/MRAH Tx 2630
Naar Amerika In Antwerpen, op de vlucht voor het oprukkende Duitse leger, verbleef Lalla met haar man in Hotel St. Antoine en maakte voor het eerst in haar leven een luchtaanval van Duitse Zeppelins mee. Het geluid van vallende en ontploffende bommen vond ze angstaanjagend.
De volgende avond stond ze in de hal van het hotel en kwam in gesprek met meneer E. Alexander Powell, correspondent van de Amerikaanse krant de ‘New York World’, die tegen haar zei: “Why don’t you go over to the States and enlist the sympathy of American women and children for the poor Belgians?” De suggestie opende haar ogen voor wat zíj kon doen en ze ging onmiddellijk tot actie over om het te realiseren. Zonder instemming van de Belgische regering, of op z’n minst die van de premier Baron de Broqueville wilde ze het avontuur niet aangaan, zodat ze hem opzocht en haar plan voorlegde. Zijn reactie was negatief: “he liked the idea, but did not approve of a woman going alone on such a hazardous expedition, and so on and so forth”. Ontgoocheld verliet ze hem, maar ontmoette de privé-secretaris van Koning Albert en vertelde hem over haar plan.
De brief van de hofdame aan Madame Vandervelde namens Koningin Elizabeth. Uit: ‘Monarchs and Millionaires’. Coll. IISG
Deze beloofde het met de Koning te bespreken en enkele uren later berichtte hij dat Koning Albert volledig instemde met het plan: “He knew what influence women have in America, and sent 4.000 francs towards my travelling expenses.” Koningin Elizabeth gaf op haar beurt een hofdame opdracht Madame Vandervelde een brief te sturen, waarin ze het project goedkeurde, haar veel succes wenste en aangaf dat ze de brief kon meenemen om voor te lezen in Amerika.
Het Belgisch gezantschap: de heren De Sadeleer, Vandervelde, Henri Carton de Wiart en Hymans. The Sun, 12 september 1914
Het Belgisch gezantschap (de ‘Atrocity Commission’) benoemd door Koning Albert, waaronder echtgenoot Emile Vandervelde, vertrok op 3 september met de White Star Liner ‘Celtic’ en arriveerde op 12 september in New York. Dit heb ik gelezen in Amerikaanse kranten. Lalla heeft in haar biografie met geen woord meer geschreven over het gezantschap, zelfs niet over haar man.
Liverpool haven in 1914
Omdat Lalla niet mocht meereizen op hetzelfde schip –‘no women ever had, or could, in any circumstances, accompany a diplomatic mission’- was het niet eenvoudig direct plaats te krijgen op een volgend schip. Met hulp van de Britse oud-ambassadeur in Japan, Sir Claude MacDonald, slaagde ze erin op 8 september 1914 vanuit Liverpool naar New York te vertrekken op de White Liner ‘Cretic’.
Port of Liverpool Building, omstreeks 1914
De oorlog woedde inmiddels ruim 4 weken en België was voor driekwart in handen van de Duitsers. De tien dagen op zee zou er voor de passagiers geen ontvangst van nieuwsberichten zijn. Voor Lalla voelde dat onverdragelijk en ze kreeg een radiotelegrafist zo ver om haar toe te zeggen dat hij haar in het geheim zou informeren, mocht er nieuws te melden zijn. Op 14 september kreeg ze een seintje en hoorde dat de Duitsers een halt was toegeroepen in hun opmars in Frankrijk.
Ze bereidde aan boord haar missie voor: de sympathie oproepen van de Amerikanen door hen als ooggetuige te vertellen over de verschrikkingen, die hadden plaatsgevonden in België. Ze hoopte er de publieke opinie mee te beïnvloeden en beroep te doen op de bekende gulheid van Amerikanen om het lot van de Belgische vluchtelingen te verlichten. Op dat moment wist ze niet dat binnen drie maanden de catastrofe veel groter zou zijn en dat de vraag was hoe alle Belgen te voeden, die in bezet gebied verbleven, dit aantal groeide tot 7,5 miljoen mensen…
Lalla Vandervelde, titelblad van haar biografie ‘Monarchs and Millionaires’. Coll. IISG
Ze sprak met twee medereizigers, de heer Augustus Gardner, lid van het Amerikaanse Congres en de heer McEnerney, een hooggeleerde jurist uit San Francisco en nam hun waardevolle adviezen aan hoe ze haar propaganda zou moeten inkleden. Ze besefte dat ze haar verhaal in eenvoudige bewoordingen en zonder emotie zou moeten vertellen. Alleen dan kon ze rekenen op steun van de mensen in de VS, waar ook veel pro-Duitse sentimenten leefden. De avond voor aankomst in New York gaf de kapitein haar gelegenheid haar verhaal te doen aan boord van het schip. Ze haalde een eerste bedrag van 360 dollar op.
In New York Bij aankomst van de ‘Cretic’ in New York op een zonnige, warme dag kleedde ze zich zonder verder na te denken over haar rol, in een kleurrijke zomerse outfit. Door de reactie van een medereizigster realiseerde ze zich dat haar kledingkeuze haar boodschap zou moeten ondersteunen, dus liet ze in New York haar garderobe zwart verven.
Eenmaal van boord zwermden verslaggevers en fotografen om haar heen, maar ze gaf geen interviews of kommentaar. Eerst wilde ze spreken met het Belgian Relief Committee*) om te weten wat ze wel en niet kon zeggen. De Belgische consul-generaal, de heer Mali, haalde haar op in de haven en bracht haar naar haar logeeradres. De volgende dag kreeg ze beschikking over een secretaresse, Miss Conklin, die haar zes maanden heeft bijgestaan.
The Evening World, New York, 18 september 1914
Op 18 september verscheen in de Evening World, de avondeditie van de New York World, de krant van correspondent Alexander Powell, een artikel met foto, onder de kop ‘Mme. Vandervelde brings note from Queen Elizabeth. Wife of Belgian Minister of State Here to Appeal to Americans. Woman envoy here to appeal for aid for destitute Belgians.’
Manhattan, New York, 1910
Op reis in Amerika Lalla Vandervelde ging het avontuur aan en in haar boek heeft ze op humoristische wijze verslag gedaan van haar bezoeken aan miljonairs en hoogwaardigheidsbekleders. Haar gastvrouwen en gastheren zijn meestal anoniem gebleven, ze stak de draak met hun verveling, hun gemis aan kennis over cultuur, hun gemis aan kennis over internationale politiek, hun afhankelijkheid van personeel. In het algemeen was ze “full of pity for this poor millionaire”. Ook ontmoette ze een jonge supermiljonair die haar geen geld kon geven. “the money he devoted to charities was managed and distributed by a committee of specialists in economics, in social hygiene or in some other form of benevolence. This struck me as being a logical, if unpleasant, way of distributing riches.”
Nog een anecdote: “I spoke on that day to a room full of very expensive looking people. The women …, wore the most outrageous clothes. But they were interested, in their own way in the War, and had made it the fashion to knit very brightly-coloured silk scarves to send to the British and French boys at the front. It was maddening to have to speak about the horrors of the War tothe clicking of knitting needles…” Vervolgens kwam er een mopshond de kamer binnen, omdat die niet langer zonder zijn baasje kon, maar die piepte, blafte en rende rond, zodat ze haar verhaal moest staken tot de hond verwijderd was, samen met zijn bazin. Conclusie: “I did not get anything like the money I expected from that rich audience.”
Mensen met kleine inkomens, chauffeurs en bedienden in restaurants, kledingverzorgsters, deden hun uiterste best en brachten bedragen bij elkaar, die ze met enkele vriendelijke, bemoedigende woorden overhandigden.
Versierde meelzak Madame Vandervelde Fund, geborduurd. Courtesy Herbert Hoover Presidential Library Museum. Foto: E. McMillan
Lalla was goed te spreken over de Amerikaanse vrouwelijke en mannelijke journalisten en had een prima werkrelatie met hen. Een New Yorkse dinner party met 6 vrouwelijke journalisten noemde ze een van de meeste interessante ervaringen tijdens haar Amerikaanse verblijf. “They were eager, tired looking women. Most of them had been married young and badly treated by their husbands, whom they had divorced. This meant poverty, and not infrequently one or two children to bring up. They were very naturally proud at having made a success of life and told me details of the terrible struggles they had gone through. Most of them hated men with an extraordinary active and vital hatred. Only one of them said she was still in love with her husband, but as he was exploiting her, she felt she ought to leave him. She spoke as if she were ashamed of her love and reluctance to be free. … I had never met so many women in the same circumstances. They were not soured or embittered, but proud and happy, especially when they spoke about their children, who were mostly grown up and prepared, through their mothers’ struggles for the battle of life”.
Met Lalla’s interesse in de rol van de vrouw gaf ze haar beeld op de Amerikaanse samenleving eind 1914, begin 1915: “There is no stigma attached to certain kinds of work, as there was in Europe before the War, and a woman’s scope is infinitely wider than at home.”
Le XXsiecle: journal d’union et d’action catholique, 16 januari 1915
Berichten in Belgische kranten Na drie maanden berichtten enkele Belgische kranten over Madame Vandervelde’s missie. ‘En Amérique – Le mouvement charitable en faveur de la Belgique qui souffre prend journellement de l’ampleur. C’est ainsi que Mme. Lalla Vandervelde, retour à New York d’un voyage de trois mois aux Etats Unis en a rapporté des dons en nature et en espèces pour une somme de 213.000 dollars. Elle continue son voyage fructueux’.[2]
Maalderij Thornton & Chester, Buffalo, NY
Een ander artikel bevatte het nieuws van een grote donatie van zakken meel uit Buffalo, met de opmerking dat de zakken bedoeld zijn voor hergebruik: ‘Madame Vandervelde, de vrouw van de Minister van Staat, is al meer dan drie maanden in de Verenigde Staten. Ze gaf en geeft daar over België en de gruwelen, waarvan het land slachtoffer is geworden, een reeks lezingen die overweldigend succes hebben en waarin België en de Belgen alle lof krijgen toegezwaaid. … Na deze bijeenkomsten stromen de donaties voor families van Belgische slachtoffers binnen. Madame Vandervelde heeft op dit moment al bijna 1.400.000 francs ingezameld!
Onbewerkte meelzak ‘Gold Dust van Thornton & Chester, Buffalo, NY. De achterzijde van de meelzak is bedrukt met ‘Madame Vandervelde Fund’. (zie foto hierboven) Coll. KMKG/MRAH Tx 2630
In Buffalo hebben industriëlen haar een schip geladen met 10.000 zakken meel geschonken – zakken gemaakt van fijn doek en van fijne stof, zodat deze vervolgens gebruikt kunnen worden en getransformeerd tot kleding en handdoeken voor de Belgen. Afgelopen week was Madame Vandervelde in Boston waar haar lezingen door 5000 mensen zijn bijgewoond.’[3]
Madame Vandervelde Fund Het fonds is mij bekend dankzij de versierde meelzakken van WO I in museumcollecties in België en de VS. Ik vroeg me daarom af: hoe groot was de organisatie, wie vormde het bestuur?
Versierde meelzak ‘Gold Dust’, Thornton & Chester, Buffalo, NY, geborduurd. De achterzijde van deze meelzak is misschien voorzien van het stempel van het Madame Vandervelde Fund. De meelzak is tentoongesteld in de vaste opstelling van het Koninklijk Legermuseum, Brussel. Coll. War Heritage Institute
Blijkens de biografie van Lalla Vandervelde stichtte zij het Madame Vandervelde Fund om de grote bedragen aan ingezamelde dollars in onder te brengen. De structuur van het fonds was echter zeer eenvoudig van opzet: het bestond uit de twee vrouws-organisatie van Madame zelf en haar secretaresse Miss Conklin! Lalla Vandervelde: “I have always been proud to think that we two women, without any committee to back us, organized my campaign, which produced in material things alone 300,000 dollars or, what was at that time, a million and a half francs.”
*) The Belgian Relief Committee: Jeffrey B. Miller noemde Madame Vandervelde in relatie tot het Belgian Relief Committee in zijn eerste boek ‘Behind the Lines‘, Millbrown Press, 2014, op p. 226 en 227:
‘The Belgian Relief Committee had been founded in the late summer by a “few modest Belgians and their sympathizers,” according to one magazine article. At its head was Rev. J. F. Stillemans, a Catholic priest of Belgian birth …
Stillemans got involved in trying to help the Belgian refugees and became the president of the Belgian Relief Committee. The chairman of the executive committee, and the real power behind the group, was Robert W. de Forest, the vice president of the American Red Cross. During a vacation in Europe that was interrupted by the start of the war, he had seen the Belgian devastation. When he returned home he started the group outside the confines of the Red Cross. The Belgian members of de Forest’s organization included the Belgian consul in New York, the Belgian minister to the United States, and a well-to-do patron, Madame Vandervelde. … She had become a darling of New York City, and the country, when she announced she would not go home until she had collected $1 million to aid her country.’
‘Zakken zijn vol herinneringen. Iedere zak koestert een kostbaar en kwetsbaar verhaal.’
Mijn dank gaat uit naar Dr. Ingrid De Meûter en Ria Cooreman van het Museum Kunst & Geschiedenis in Brussel. Ze hebben me de gelegenheid geboden de collectie meelzakken van WO I van het museum, de zgn. ‘Collectie Errera’ , waarin opgenomen twee onbewerkte meelzakken van het Madame Vandervelde Fund, te bestuderen op 21 februari 2020.