Hoover Institution Library and Archives-collectie versierde meelzakken

Op 19 mei 2022 vertrok ik vanaf Schiphol naar de Verenigde Staten voor mijn Amerikaanse Zakkenreis van zes weken. Eerste stop was Stanford University, Palo Alto, Californië, voor onderzoek in de Hoover Institution Library and Archives (HILA).

Precies een jaar later, kon je me volgen op mijn reis. Ik deed dagelijks verslag via terugblikken en updates op mijn Instagram account @floursacksww1 en Facebook pagina Annelien van Kempen.

Nederlandse onderzoekster rijdt op een degelijke Hollandse fiets over de Stanford University campus op weg naar Hoover Tower, mei 2022.

Mijn wens was om alle versierde meelzakken van WO I daar ter plekke te onderzoeken. Maar zou dat lukken? Wat zou het opleveren?
Sinds 2019 was ik in contact met de archivarissen om te achterhalen welke collectie HILA bewaart. Een ding werd me duidelijk: exacte gegevens waren er niet. De online-archiefinformatie was beperkt, ik kreeg wel enkele foto’s opgestuurd.
In contact met Evelyn McMillan, deskundige in war lace en groot kenner van de versierde meelzakken, bovendien werkzaam op Stanford University, ontving ik buitengewoon rijke en nuttige informatie.
In samenwerking met Evelyn bereidde ik mijn Zakkenreis en onderzoek in HILA voor.

Verbouwing en Covid in Palo Alto

Schermen rond de bouwplaats van de Hoover Institution, mei 2022. Op de foto’s Lou en Henry Hoover in 1932 en de eerste lading archieven die arriveren in 1921. Foto: auteur

Probleem voor de HILA-medewerkers, werkzaam op de Stanford University campus in Palo Alto, was dat een deel van hun archieven vanwege verbouwingen tijdelijk verhuisd was naar grote opslagloodsen aan de overkant van de Baai van San Francisco. Trucks met opleggers reden dagelijks op en neer om archiefdozen voor onderzoekers in de HILA Reading Room aan te voeren. Alleen door tijdig aanvragen van de archiefdozen versierde meelzakken zouden deze met de vrachtwagens worden meegebracht.
Door Covid was de Reading Room nog gesloten voor externe onderzoekers op het moment dat ik mijn aanvraag voor onderzoek indiende.
Bovendien, de Herbert Hoover Subject Collection, Box 392, waar de versierde meelzakken in zijn ondergebracht, was en is ‘closed to researchers’.  Maar gelukkig wilde de HILA-staf voor mij, onderzoeker uit Nederland, een uitzondering maken. Alleen was onzeker of er voldoende medewerkers aanwezig zouden zijn om mij de nodige assistentie te geven bij het onderzoeken van de meelzakken, waarschijnlijk zou ik slechts toegang krijgen tot drie of vier dozen.
Ik besloot het erop te wagen en ben naar Californië vertrokken.

De campus van Stanford University met Hoover Tower, mei 2022. Op de bankjes vond de vergadering plaats met de HILA-staf, waarin ik werd uitgenodigd tot research in het Preservation Lab.  Foto: auteur

Mijn motivatie voor onderzoek van alle zakken
Eenmaal ter plekke ben ik uitgenodigd voor een vergadering waarin ik mijn motivatie heb gegeven waarom ik alle meelzakken in de HILA-collectie wilde onderzoeken:

*) De HILA-meelzakkencollectie beschouw ik samen met de meelzakkencollectie in de Herbert Hoover Presidential Library and Museum in Iowa voor mijn onderzoek als één geheel, de “Hoover-collectie”. Ik ben uitgenodigd in Iowa de gehele collectie te komen onderzoeken en heb daarvoor een Travel Grant ontvangen van de Hoover Presidential Foundation. De “Hoover-collectie” is ontstaan in HILA rond 1920 met de CRB-archieven, die basis wil ik eerst onderzoeken voordat ik naar Iowa doorreis;

*) In vier jaar onderzoek heb ik alle Belgische publieke collecties in kaart gebracht in mijn Register van Meelzakken. Doel van mijn Amerikaanse Zakkenreis is om de Amerikaanse collecties daaraan toe te voegen omdat zij als bijzonderheid hebben dat de zakken teruggekeerd zijn naar Noord-Amerika, het werelddeel waar ze, gevuld met meel, vandaan verscheept zijn. Mijn aanbod is om vanuit mijn deskundigheid bij te dragen aan de kennis over de collectie, een inventarisatie te maken van de HILA-collectie en de gegevens in een spreadsheet te zetten ten behoeve van diverse statistieken;

*) Ik wil met mijn onderzoek het belang van de rol van meisjes en vrouwen bij de voedselhulp voor de Belgische bevolking in 1914-1918 belichten. In de HILA-collectie is iedere versierde meelzak met de hand gemaakt, een uniek, individueel werkstuk van Belgische meisjes en jonge vrouwen. Ik wil de namen kennen van de borduursters, ik werk samen met Hubert Bovens te Wilsele om hun identiteit vast te stellen aan de hand van hun biografische gegevens. Wanneer ik slechts een aantal zakken onderzoek, dan doe ik tekort aan al die Belgische meisjes die zich hebben ingezet om de zakken te versieren.

Belgische Parochiale Meisjesschool, 1915, klassenfoto. Coll. HILA HHSC 62008, env. N
“Image that showcase the side of research people never imagine”, meelzakkenonderzoek door Annelien van Kempen in de Preservation Lab van HILA, mei 2022. Foto: HILA staff

Anderhalve dag zakkenonderzoek

Mijn pleidooi slaagde. Het hoofd van het Preservation Lab, Rayan Ghazal, nodigde me uit om in de ‘Preservation Lab’, de werkplaats onder de Hoover Tower, mijn onderzoek van de versierde meelzakken in de HILA-collectie te starten. Tesamen met twee ervaren en vakkundige stafleden, Laurent Cruveillier, conservator boek en papier, en Kurtis Kekkonen, restauratie specialist, fotografeerden wij in één middag veertig meelzakken! En ik werd uitgenodigd om de volgende dag terug te komen.

Laurent Cruveillier en Kurtis Kekkonen tijdens het meelzakkenonderzoek in het Preservation Lab, HILA 25 mei 2022. Foto: auteur

Dag twee zetten we ons werk voort. We wilden alle dozen versierde meelzakken bestuderen, maar hoeveel zakken dat waren wisten we niet.
Om vijf uur waren we klaar, we bleken ruim 120 items te hebben gezien en gefotografeerd. Dat maakte, opgeteld bij het resultaat van de vorige dag, dat ik een totaal van 167 versierde meelzakken had bestudeerd in de collectie van de Hoover Institution Library and Archives. [1]

“Another image that showcase the side of research people never imagine”, meelzakkenonderzoek door Annelien van Kempen in de Preservation Lab van HILA, mei 2022. Foto: HILA staff

Onderzoek in anderhalve dag, niet eerder vertoond! Nu deze meelzakken zijn gefotografeerd besef ik dat het onwaarschijnlijk is dat ze op korte termijn nog eens allemaal tegelijk tevoorschijn zullen komen.

Statistieken HILA-collectie
Met alle verkregen gegevens ging ik aan het werk om de inventarislijst te maken, een Excel-spreadsheet met vermelding van alle kenmerken die voor mijn onderzoek belangrijk zijn. De foto’s waren behulpzaam, zodat ik met een zaterdag hard doorwerken het spreadsheet gereed had en aan de HILA-archivaris heb toegestuurd.

Conclusie
Enkele bevindingen over de HILA-collectie versierde meelzakken van WO I:

  • Alle meelzakken zijn bewerkt, ik zag geen onbewerkte zakken.
  • De origine van de meelzakken, waar ze gevuld met meel vandaan gestuurd zijn, is voor 90% te lezen op de zakken, ze zijn afkomstig uit 22 Amerikaanse staten, enkele Amerikaanse hulporganisaties en een paar Canadese provincies.

    Grafiek: De origine van de meelzakken, uit welke Amerikaanse staat en Canadese provincie ze, gevuld met meel, verstuurd zijn naar België. HILA coll. © 2023 Annelien van Kempen
  • De HILA-collectie bevat meelzakken die zijn versierd in acht van de negen Belgische provincies. Meer dan 40% komt uit Brussel – van de meisjesscholen. De provincie Luik mist in de opsomming, mogelijk zijn er exemplaren in ‘België overig’;

    Grafiek: Aantallen versierde meelzakken per Belgische provincie waar ze bewerkt zijn. HILA coll. © 2023 Annelien van Kempen
  • Bijna 70 meelzakken zijn bewerkt op Belgische meisjesscholen, vooral in Brussel. De school van de Sœurs de Notre-Dame te Anderlecht spannen de kroon met 38 exemplaren, dat is 25% van de gehele HILA-collectie;

    Grafiek: aantallen versierde meelzakken per Belgische meisjesschool. HILA coll. © 2023 Annelien van Kempen
  • Ruim 50 meelzakken zijn versierd door jonge, soms professionele, handwerksters ten behoeve van de lokale hulpkomiteit of in opdracht van het komiteit of de gemeente;
  • Op veertig werkstukken is de naam van de Belgische maakster vermeld. Daarom heb ik aan mijn blogwebsite de nieuwe pagina Borduursters‘ aangemaakt. De namen staan vermeld. De biografische gegevens zoals nu bekend zijn het resultaat van het opzoekwerk van Hubert Bovens te Wilsele.
Klassenfoto gemaakt op een Belgische meisjesschool, 1915. HHSC 62008, env. N. Coll. HILA

Klassenfoto’s
In de archieven van HILA heb ik enveloppen vol klassenfoto’s van Belgische schoolmeisjes in 1915 gevonden. Meisjes van deze leeftijd werkten op school aan het versieren van de meelzakken.
Daarom gebruik ik de klassenfoto’s ter illustratie om de sfeer van toen op te roepen.[2]

 

M. Cuvelier, Ecole Morichar, Sint-Gillis. Bloemzak ‘American Commission’, geborduurd, beschilderd, 1915. ‘L’Union Fait La Force’. Met getekende portretten van koningin Elisabeth, koning Albert en de Belgische leeuw. HILA 62008 box 19.3. Foto: auteur

Dank
– Dank aan de staf van de Hoover Institution Library and Archives die mijn onderzoek van de collectie versierde meelzakken mogelijk maakte: Rayan Ghazal, Laurent Cruveillier, Kurtis Kekkonen, Jessica Lemieux, Chris Marino, Katherine Ramirez, Linda Bernard en vele anderen!
– Dank aan Evelyn McMillan voor het mogelijk maken van mijn verblijf, haar meedenken, interventies en haar gastvrijheid.
– Dank aan Hubert Bovens te Wilsele voor zijn opzoekwerk van de biografische gegevens van de borduursters.

Meer blogs over HILA
Mijn eerdere blogs over versierde meelzakken in Hoover Institution Library and Archives, Stanford University, Palo Alto, Californië:

* De Getelinie op bloemzak in de Warren Gregory collectie 
**Acht studentes in Sint-Gillis op meelzakken American Commission
*** Rassenfosse’s hiercheuse op meelzak in Hoover Institution
**** Beschilderde meelzakken in de Hoover Institution
***** De trouwdag van Maria Gauquie en Hector Impe en de kanten bloemzak van Tielt

Voetnoten:
[1] De 167 versierde meelzakken in de HILA-collectie die ik heb gezien en gefotografeerd in deze anderhalve dag is niet de complete collectie bloemzakken van HILA. Toegevoegd moeten worden: de beschilderde meelzakken van Belgische kunstenaars; de ‘kanten Zephyr-meelzak van Thielt’ en nog enkele exemplaren waarvan ik het bestaan ken.

[2] Archieven van Hoover Institution Library and Archives:
– Frederick H. Chatfield Papers box 53008 envelope mB;
– Herbert Hoover Subject Collection 62008 envelope N;
– Commission for Relief in Belgium 1914-1930 22003-10.A-V box 632 enveloppe KK;
– CRB-records 22003 box 625.

De Getelinie op bloemzak in de Warren Gregory collectie

De Hoover Institution Library and Archives (HILA) op Stanford University in Palo Alto, Californië bewaart de (Warren) Gregory Miscellany sinds 1994. Daarin opgenomen zijn tien met Brabantse heraldiek versierde bloemzakken, die de gevechten aan de Getelinie van 10-18 augustus 1914 herdenken.

De Hoover Tower op Stanford University, Palo Alto, Californië, VS, mei 2022. Foto auteur
Bloemzakkenonderzoek in de Preservation Room van de Hoover Institution Archives, 24 mei 2022. Vlnr. Annelien van Kempen, Kurtis Kekkonen, Laurent Cruveillier. Foto’s auteur

Ik bestudeerde de fraaie collectie bloemzakken ter plekke onder leiding van Laurent Cruveillier, conservator boek en papier, en Kurtis Kekkonen, restauratie specialist, op 24 mei 2022 in de Preservation Room (restauratie-afdeling) onder de Hoover Tower.

Warren Gregory

Mr. Warren Gregory, directeur CRB-kantoor Brussel 1916-1917. Foto: Frederick H. Chatfield papers, HILA

De Amerikaan Warren Gregory (Contra Costa County, Ca. 1864.09.30 – Berkeley, Ca. 1927.02.12) was advocaat in San Francisco en kwam voor de Commission for Relief in Belgium werken als directeur van het kantoor in Brussel vanaf november 1916 tot april 1917. Toen moest hij samen met zijn Amerikaanse CRB-collega’s België verlaten, vanwege de toetreding tot de oorlog door de Verenigde Staten.

Origine
Vier bloemzakken (Geet-Betz, Graesen, Budingen en Neerlinter) hebben als origine Canada, ze zijn bedrukt met ‘Flour Canada’s Gift’; de Rummen bloemzak draagt de bedrukking ‘A.B.C.’.; de overige vijf handwerken zijn aan de achterzijde voorzien van een voering, de originele bedrukking van de bloemzak is niet zichtbaar.

Getelinie, Brabant

Tien bloemzakken in de Warren Gregory collectie. HILA-94013 -Cities 1-10. Foto’s auteur

Het handwerk op de bloemzakken blijkt afkomstig uit de toenmalige provincie Brabant van tien gemeenten gelegen nabij de Kleine en Grote Gete in de Getevallei, de afbeeldingen op de zakken vertegenwoordigen hun wapenschild.

Rivier de Gete op kaart van België, 1914. De Kleine en Grote Gete vloeien in Budingen samen tot de Gete

De plaatsen liggen aan de Getelinie: de verdedigingslinie van het Belgische veldleger. Van 10-18 augustus 1914 vonden daar hevige gevechten plaats tussen het Belgische en Duitse leger*).

Verwoestingen bij de Kleine Gete in Zoutleeuw, augustus 1914. Foto uit publicatie vzw De Vrienden van Zoutleeuw, 2014*)

De tien Brabantse gemeenten
De namen van de tien gemeenten op de bloemzakken zijn:

Met groene pijlen heb ik de tien plaatsen in de Getevallei gemarkeerd op een actuele kaart van de themafietsroute ‘Getelinie’ van de ‘Groote Oorlog in Vlaams-Brabant’

*Geet-Betz (Geetbets)
*Rummen
*Graesen (Grazen)
*Budingen
*Ransberg
*Léau (Zoutleeuw)
*Drieslinter
*Neerlinter
*Halle-Boyenhoven (Halle-Booienhooven)
*Orsmael (Orsmaal)

Waar het in 1914 zelfstandige gemeenten waren, hebben inmiddels samenvoegingen plaats gevonden. De huidige gemeente Zoutleeuw bevat de deelgemeenten Budingen en Halle-Booienhoven; de gemeente Linter bevat de deelgemeenten Neerlinter, Drieslinter en Orsmaal-Gussenhoven; Ransberg is deelgemeente van Kortenaken; de gemeente Geetbets omvat de deelgemeenten Rummen en Grazen.
Ik heb drie van de geborduurde wapenschilden kunnen traceren**)
-Léau, een zwart veld, met eenen gulden leeuw met roode klauwen en tong, het bovenste bezet ook met rood
-Rummen, een zwart schild, beladen met drie ringen van zilver, geplaatst twee en een (1819)
-Halle-Boyenhoven, gedwarsbalkt van 10 stukken, goud en rood, het schild links gehouden door een zilveren Sint-Bartholomeus (1914)

Vergelijking van de versieringen: zoek de overeenkomsten en verschillen!
Tien versierde bloemzakken in één Amerikaanse collectie, afkomstig van Belgische handwerksters namens tien gemeenten/plaatsen aan de Getelinie met hun wapenschild en plaatsnaam, dringen de hypothese op dat het versieren van de zakken zal zijn uitgevoerd vanuit een gemeenschappelijk project, binnen een schoolklas of gezamenlijke textielopleiding. Welke richtlijnen zullen zijn gegeven voor de versieringen? En welke patronen zullen er gebruikt zijn?
In Orsmaal was het meisjesonderwijs in handen van de Zusters Annuntiaten van Heverlee. In Drieslinter en Neerlinter waren het de Zusters der Christelijke Scholen van Vorselaar. Mogelijk waren zij betrokken bij het handwerk. ***)

Neerlinter: Verdeling van volkssoep in 1917 met zuster Eva en zuster Honorata. Foto via Lisette Wouters
‘Remerciements à l’Amérique’, bloemzak Drieslinter. W. Gregory coll. HILA. Foto’s auteur

Remerciements
Vier bloemzakken, Drieslinter, Neerlinter, Orsmael en Léau, lijken qua ontwerp bijzonder veel op elkaar. Ze dragen in geschilderde banieren, boven en onder het wapenschild en de plaatsnaam, de tekst ‘Remerciements à l’Amérique’ (met dank aan Amerika).

‘Stars and stripes’: ‘à l’Amérique’, in rood, wit, blauw; borduurwerk op de bloemzak van Léau. W. Gregory coll. HILA. Foto auteur

‘Remerciements’ is geborduurd in de Belgische kleuren rood, geel, zwart, de letters ‘à l’Amérique’ zijn geborduurd in de Amerikaanse ‘stars and stripes’ in de kleuren rood, wit, blauw.
De meelzak met wapenschild Graesen draagt alleen de bovenste banier met ‘Remerciements’.
De borduurster van Orsmael koos voor de oude spelling en bezuinigde op een ‘E’ wat leidde tot het woord ‘Remerciments’.

Komiteit Drieslinter 1917, Op de foto: Pastoor Draulans, Theophiel Jordens (Fille Cent), Louis Coenen, Louis Wijmans, Victor Jacobs. Uit: ‘Mensen geven Linter een gezicht’. Heemkunde 2002. Foto via Lisette Wouters
Comiteit van Rummen 1917. Foto: Limes Gatia, Geetbets

Reconnaissance
Citaat uit een brief vanuit Rummen in 1915: ‘In ieder dorp is een comiteit opgericht door Amerika, en ieder die geen meel heeft kan een gedeelte kilos krijgen. Er komt maïs voor de hennen, lijnmeel, haring, soep, boonen, rijst, erwten, bloem (maar niet veel), geen spek, dat is duur!’ ****)

Bloemzak ‘A.B.C.’, Rummen met stempel ‘De Stordeur’. W. Gregory coll. HILA. Foto’s auteur

De bloemzak van Rummen draagt de tekst ‘Hommage’(hulde)- ‘Reconnaissant’ (dankbaar). Hommage in de kleuren rood, geel, zwart; Reconnaissant als ‘stars and stripes’ in rood, wit, blauw. Hier is geen banier.

‘Reconnaissance’ in ander lettertype; detail meelzak van Budingen

Ook zonder banieren zijn de twee borduurwerken van Halle-Boyenhove en Budingen met het woord ‘Reconnaissance’ in rood, geel, zwart.
In het wapenschild van Ransberg, vroeger ook Ramsberg geheten, is geborduurd ‘Mons Arietum’: ‘berg der rammen’; deze meelzak is niet voorzien van hulde-tekst of patriottische kleuren.

Dank aan Canada

‘Dank aan Canada’, Belgisch borduurwerk, in eigen patroon op de zak aangebracht; detail bloemzak Geet-Betz (recto)

Een opmerkelijk exemplaar is het borduurwerk van Geet-Betz. Het borduurwerk is gemaakt om expliciet Canada te bedanken voor de voedselhulp. De banier draagt de tekst ‘Dank aan Canada’ in wit op rood fond.

‘Flour. Canada’s Gift’, Belgisch borduurwerk over letters die in Canada op de zak waren gestempeld; detail bloemzak Geet-Betz (verso). W. Gregory coll. HILA. Foto auteur

Op vier hoeken wappert de Canadese vlag. Het open naaiwerk is uitgevoerd in de Belgische kleuren rood, geel, zwart.
Op de achterzijde zijn de letters van de originele bedrukking ‘Flour. Canada’s Gift. O’ versierd met borduurwerk; ‘FLOUR’ volledig opgevuld in de kleuren van de Canadese vlag.

 

Melk voor de kinderen in Geetbets: ‘Gazette de lait …des enfants, Geet-Betz 1917’. Foto: Limes Gatia, Geetbets

 

Hoofdletter ‘H’, detail meelzak van Halle-Boyenhoven

Variatie in het woordbeeld

‘Graesen’ met twee verschillende ‘E’s’

De borduursters hebben patronen van meerdere lettertypes gebruikt.  De hoofdletters van de plaatsnamen hebben een aparte kleur.

‘Drieslinter’ met twee verschillende ‘E’s’

Merk op dat de twee ‘E’s’ in Drieslinter en Graesen op twee manieren zijn geborduurd, maar in Neerlinter weer niet.
Zou dit bewust gebeurd zijn om te variëren in het woordbeeld?

‘Neerlinter’ met drie dezelfde ‘E’s’

Of kan ik hieruit afleiden dat er gewerkt is door meisjes op school, die er plezier in hadden binnen hun leeromgeving een eigen touch aan de ontwerpen te geven?

Belgisch kant

Details van de meelzak van Halle-Boyenhoven. W. Gregory coll. HILA. Foto auteur

Alle tien bloemzakken zijn gedecoreerd met stroken kant: een enkele of een dubbele strook; voorzover ik kan beoordelen is het handgemaakt kloskant.

 

 

 

 

 

Omlijsting

Details van de meelzak van Neerlinter. W. Gregory coll. HILA. Foto auteur

Acht bloemzakken hebben randen in de open naaiwerk-techniek. Het open naaiwerk op de Geet-Betz meelzak is uitgevoerd in de Belgische kleuren rood, geel, zwart. Op de Drieslinter zak is gewerkt met de Amerikaanse kleuren rood, wit, blauw.
De open naaiwerk-randen fungeren als omlijsting van het wapenschild en de plaatsnaam.
De Halle-Boyenhoven bloemzak heeft een omlijsting van kant; de omlijsting van de Graesen zak is geschilderd in roodbruin en daarna geborduurd.

Meer handwerktechnieken

Details van de meelzak van Rummen. W. Gregory coll. HILA. Foto auteur

– Drie bloemzakken: Neerlinter, Drieslinter en Léau, zijn rondom afgewerkt met een rand franje; Drieslinter in kleuren rood, geel, zwart.
– Een appliqué van gestrikte linten is op negen van de tien zakken aangebracht; het lint van Rummen, Halle-Boyenhoven en Budingen is in de Belgische kleuren rood, geel, zwart.
– De achterzijde van de handwerken is afgewerkt met voeringstof, dan wel fungeert de voeringstof als tussenlaag en/of is een stuk meelzak met originele bedrukking aan het handwerk toegevoegd.

Stempels ‘De Stordeur Louvain’
De Neerlinter-bloemzak ‘Flour. Canada’s Gift’ en de Rummen-zak ‘A.B.C.’ dragen een zwart stempel ‘De Stordeur Louvain’.

Stempel ‘De Stordeur, Louvain’. W. Gregory coll. HILA. Foto auteur

Usines De Stordeur in Leuven was een grote Belgische maalderij, gespecialiseerd in de verwerking van maïs. Tijdens de Groote Oorlog verwerkte de fabriek in opdracht van het Nationaal Komiteit de maïs.
Le Comité National confia le traitement de cette céréale aux deux seules maïseries existant en Belgique avant la guerre.’ [1]

Het Nationaal Komiteit Hulp en Voeding (NKHV/CNSA) voerde vanaf december 1915 een statiegeldsysteem in op haar geleegde verpakkingen, dat was dus ook van kracht voor de meelzakken. [1A]
In Usines De Stordeur in Leuven was voor het Nationaal Komiteit hét centrale magazijn van lege zakken, die terugkwamen van de lokale en regionale komiteiten en de bakkerijen. Schoonmaken, repareren en administreren van de retourzakken was een voorname, maar tijdrovende taak.

Usines De Stordeur, Leuven.

Waarschijnlijk zijn de zakken in gebruik geweest als retourzakken voor (maïs)meel gemalen door De Stordeur. Ik kwam dit stempel niet eerder tegen op een zak.

Vrijwel identieke items in de Vlaamse Topstukkenlijst
Twee bloemzakken die vermeld staan in de Vlaamse Topstukkenlijst zijn op vrijwel identieke wijze versierd als twee exemplaren in de Warren Gregory-collectie. Zij bevinden zich in het In Flanders Fields Museum, Ieper: ‘Orsmael’, IFFM inv.nr. 001644 en ‘Budingen’, IFFM inv.nr. 001643. Het museum heeft de twee handwerken verkregen uit de voormalige collectie van een CRB-gedelegeerde, de Amerikaan Robert Arrowsmith (1860-1928)[2].
Dankzij de Warren Gregory collectie kan ik nu als context aan deze Vlaamse Topstukken toevoegen, dat zij verwijzen naar de veldslag aan de Getelinie.

Versierde bloemzakken ‘ORSMAEL’, links Warren Gregory-collectie, rechts Vlaams Topstuk, IFFM-collectie. Foto’s auteur
Versierde bloemzakken ‘BUDINGEN’, links Warren Gregory-collectie, rechts Vlaams Topstuk, IFFM-collectie. Foto’s auteur

Vergelijk de foto’s van de versierde bloemzakken op overeenkomsten en verschillen! Het blijft mij verrassen hoe iedere handwerkster op basis van dezelfde lay-out en patronen blijk geeft van eigenheid in de uitvoering, zowel in de keuze van kleuren garens voor het borduurwerk en het open naaiwerk, als het aanbrengen van kant, franje, gestrikte linten en voeringen, als de toevoeging van de Belgische vlag ten teken van liefde voor het vaderland in tijd van oorlog en bezetting.

Conclusie

Geschilderd portret in het borduurwerk van Sint-Bartholomeus op de bloemzak van Halle-Boyenhoven. W. Gregory coll. HILA. Foto auteur

De versieringen op de verzameling bloemzakken in de (Warren) Gregory Miscellany zal groepsgewijze tot stand zijn gekomen, vanuit de herinneringen aan de gevechten rond de Getelinie in de toenmalige provincie Brabant.
Blijkens het handwerk zullen de handwerksters een opdracht hebben gekregen en is er afstemming geweest over vormgeving en toe te passen technieken. De variatie in het woordbeeld geeft de indruk dat de borduursters er plezier in hadden een eigen ’touch’ aan hun borduurwerk te geven door de keuze van de letters.
De gelijkenis met twee bloemzakken in de Vlaamse Topstukkenlijst toont aan dat er in ieder geval voor ‘Orsmael’ en ‘Budingen’ meerdere handwerksters hetzelfde basispatroon hebben gebruikt voor de versieringen op hun zak. Daardoor beschikt ook het In Flanders Fields Museum over herinneringen aan de veldslag bij de Getelinie.
Bij vergelijking van de bloemzakken zie ik dat elk handwerk tot een uniek resultaat heeft geleid en het handschrift draagt van de maakster. Zonder haar bij naam te kennen.

Details van het handwerk op de bloemzakken in de Warren Gregory collectie, HILA. Foto’s auteur

 

Dank aan:
– Hubert Bovens, Wilsele, voor zijn waardevolle opmerkingen over de Getelinie.
– Lisette Wouters, Ransberg, voor haar aanvullingen met publicaties van de heemkundige kring van Linter. Zij schreef het artikel ‘Geborduurde meelzak uit Orsmaal. De smaak van oorlog’, gepubliceerd in ‘Linter Leeft’, gemeentelijk infoblad gemeente Linter – editie winter 2016, p. 12.
Guido Coningx, vzw De Vrienden van Zoutleeuw, voor zijn informatie en de toezending van de publicatie van zijn vereniging.
– Guy Leus, Limes Gatia, de genealogische geschiedkundige kring van Geetbets, voor zijn informatie en foto’s van de voedselhulp in Geetbets, Grazen en Rummen.

Voetnoten:
*) – Heeren, Etienne, De eerste augustusdagen te Zoutleeuw en de deelgemeenten bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, vzw. De Vrienden van Zoutleeuw, 2014
– Donvil, Ruben, De Groote Oorlog op kleine schaal. De gevechten aan de Getelinie in Oost-Brabant 1914. Davidsfonds Uitgeverij, 2012

**) De Seyn, Eugène, Geschied- en Aardrijkskundig Woordenboek der Belgische Gemeenten, 1938 (Online ‘Belgian heraldry portal’ (heraldry.wiki.com)).
Guy Leus, Limes Gatia, gaf commentaar op de geborduurde wapenschilden van Geet-Betz en Graesen: “Merkwaardig, het wapenschild van Geetbets is niet juist en Grazen had zelfs geen wapenschild. Het wapen op de bloemzak is ontsproten aan de verbeelding van de handwerkster of de opdrachtgever.” Jaarboek 2022 Limes Gatia, Jaargang 28, p. 215, 216.

***) Wouters, Lisette, Linter en zijn Religieus Erfgoed door de eeuwen heen, deel 3 : kloosterzusters en begijnen. Heemkundige Kring Linter. (Boekvoorstelling zal zijn op vrijdag 18 november 2022, gemeentehuis Orsmaal)

****) Leus, Guy, Geetbets 1914-1918, een vlam in de grote wereldbrand, Limes Gatia, 2015

[1] Henry, Albert,  Le Ravitaillement de la Belgique pendant l’occupation allemande. Paris: Les Presses Universitaires de France, 1924, p. 105-107: La transformation du maïs.

[1A] Amara, M., Inventaire des archives du Comité national de Secours et d’Alimentation. Rapport général sur le fonctionnement et les opérations du Comité National de Secours et d’Alimentation. Deuxième partie. Le Département Alimentation. Tome II: Appendice: Le Service Stock général et Fabrications”. 1921. Brussel: Het Rijksarchief in België, Algemeen Rijksarchief, 2009

[2] In 2013 aan IFFM geschonken door Jane Kimball (New Mexico, VS), met dank aan Robin Arrowsmith (Virginia, VS).
De IFFM-meelzak ‘Orsmaal’ is najaar 2016 tentoongesteld in ‘De smaak van oorlog: het leven in een bezette stad en regio 1914-1918′ in Museum ‘Het Toreke’ te Tienen.

 

American Collections in Figures 2022

“What collections of decorated flour sacks exist in the United States? Can I represent these in figures?” I asked myself, in parallel with the inventory Belgian collections in figures 2022. “Will new insights arise when comparing the American and Belgian data?”

American flour sack = Belgian embroidered flour sack
First of all, a change of perspective seems required. The naming and framing of flour sacks in the US and Belgium is different.
What the Belgians call in Flemish: “Amerikaanse bloemzakken (American flour sacks)” or in French: “Sacs américains (American sacks)”, are known in the US as: “Belgian Relief flour sacks” or “Belgian embroidered flour sacks”.

American institutions
On my weblog page Museums there is a list of 13 American institutions [1] in nine states with an estimated 571 decorated WWI flour sacks. This is a listing with numbers kindly provided by the institutions’ staff, plus data I found online.

Flour sack “American Commission-Grateful Belgium”, lithography by Josuë Dupont, Antwerp. Coll. and photo: National WWI Museum and Memorial, Kansas City, Mo.

Two so-called “Hoover” collections stand out numerically, containing 90% of all Belgian Relief flour sacks in the US:
* 350 pieces in Herbert Hoover Presidential Library and Museum, West Branch, Iowa (HHPL);
* 160 pieces in Hoover Institution Archives, Stanford University, Palo Alto, California (HIA)

Register of WWI Flour Sacks
In my Register of WWI Flour Sacks I have recorded 220 of these 571 decorated flour sacks in American collections; thanks to hundreds of photographs received from collectors and museum curators, I have been able to process the data of these sacks. With 40% of flour sacks registered, there is still much research to be done!

Providing an outline of the American “Belgian decorated flour sacks” collections based on these limited figures is a tricky task, but one I am venturing into to provide direction for my further research.
The comparison with the results of my research in Belgium provides a basis for a first exploration.

American public and private collections

13 public and 11 private collections collectively contain 220 flour sacks, of which 190 (86%) are in public collections and 30 (14%) are in private collections.

Flour sack table runner “Sperry Mills, American Indian”, recto “California”; embroidery “Remembrance” by Mary-Jane Durieux [2], 1914-19; American private collection
The two largest public collections are partially listed in my register: 77 flour sacks of HHPL and 52 flour sacks of HIA.

Decorated flour sacks
In the American collections, 99% of the flour sacks have been decorated. Unworked/unprocessed sacks are an unfamiliar phenomenon; American collectors are amazed at the Belgian collections of unprocessed, original WWI flour sacks.


Painting, embroidery and lace borders are the most important decorations of the flour sacks.
Of the 220 processed objects recorded, 89 flour sacks are painted, 145 sacks are embroidered, at least 15 sacks have bobbin lace or needle lace. Several sacks have undergone multiple treatments, they were first painted, then embroidered and/or fitted with lace.

Flour sack The Craig Mills, Newcastle, VA; embroidery and lace by Françoise Bastiaens, (°Brussels, 1892.07.02). Coll. HIA; photo EMcM

The origin of flour sacks
The countries of origin of the flour sacks are the United States and Canada. This information is provided by the original printing on the sacks. The indication of origin is sometimes missing, because the original print was cut away when flour sacks were transformed into tapestry, table runner, bag, etc. in Belgium; these sacks are included in the category “Unknown”.


70% of the flour sacks have the USA as their country of origin, 10% are from Canada and of 20% the origin is unknown.
That concludes the figures from my Register of WWI Flour Sacks.

Diptych flour sacks “Castle”, Canada, adaptation Ecole libre des Sœurs de Notre-Dame, Anderlecht, Brussels, 1915. Coll. HHPL; photo: Callens/Magniette

Herbert Hoover Presidential Library and Museum Collection
HHPL’s collection list includes 350 flour sacks. What stands out numerically in this largest collection?
Counting and creating graphs provided me with new observations that I didn’t make before based on the Belgian collections: the importance of the outward and return journey.

The outward journey and the return journey of the flour sacks
In North America people are curious to know:
– by whom and from where was the sack filled with flour sent from here to Belgium?
– who in Belgium processed the emptied flour sack, who was the embroiderer, the artist, the lace maker and from where in Belgium was the flour sack sent back to the US?

The outward journey: “Belgian Relief” organizations
A rough count conducted into the origin of the HHPL flour sacks shows that approximately 200 flour sacks (55%) bear the printing of a “Belgian Relief” organization.


The shown imprints are ‘American Commission’ (100); ‘Madame Vandervelde Fund (8); ‘ABC-Flour’ (10); ‘Belgian Relief Flour’ (10); ‘Flour. Canada’s Gift’ of ‘Gift from the Motherland’ (60); Rockefeller Foundation (7); ‘War Relief Donation’ (8).

Flour sack “A.B.C. Flour- Gratitude”, 1916, embroidered in Assche (Asse), Brabant. Coll. and photo: Champaign County Historical Society Museum, Urbana, Ohio

Comparison with Belgian collections: 35% of flour sacks bear an imprint of a “Belgian Relief” organization.

The return trip: Belgian embroidered flour sacks
HHPL curator Marcus Eckhardt classifies the HHPL collection of flour sacks as “Gifted from”, among other criteria. It answers the question: “who in Belgium donated the flour sack to the Commission for Relief in Belgium or sent it back to the US?”

Names of schools and embroiderers on the flour sacks plus attached cards, the signatures of artists, all these details are listed on the collection list and are generally well preserved.
The list shows that of the total collection of 350 flour sacks, almost 200 items (57%) come from girls’ schools in Brussels.

The school of the Sœurs de Notre-Dame in Anderlecht takes the crown: 152 handicrafts made by pupils come from this school; that is 43% of the HHPL collection.

Other Brussels girls’ schools are: Ecole Moyenne-Sint Gillis, (27), Ecole Morichar (10), Ecole Professionnelle Bischoffsheim (4), Ecole Professionnelle d’Ixelles (4), Ecole Professionnelle Couvreur (4), Ecole Professionnelle Funck (2).

Flour sack “American Commission”, embroidered in Anderlecht, 1915. Coll. HHPL nr. 62.4.142; photo: EMcM

Conclusion
Thanks to the cooperation and assistance of many people worldwide, I was able to collect the data of hundreds of decorated Belgian Relief flour sacks preserved in the United States.
Are there more sacks kept in private collections and institutions, hidden in archives, depots, closets, attics, basements?
Further research into the American collections of “Belgian embroidered flour sacks” is needed!

Sacks are full of memories. Every sack houses a fragile and precious story.

Many thanks to:
– Marcus Eckhardt, curator of the Herbert Hoover Presidential Library-Museum, for sharing photographs, information, and providing the museum’s Flour Sack collection list.
– Georgina Kuipers, Jason Raats, Florianne van Kempen and Tamara Raats. With their expert advice and work I have created my “Register of WWI Flour Sacks”.
– Georgina Kuipers for her attentive corrections to the English translations of my blogs.

 

Notes on the two largest American collections of Belgian Relief flour sacks:

Stanford University, Palo Alto, Ca., Main Quad overlooking Hoover Tower where the Hoover Institution Archives are located; photo: E. McMillan, 2018

Since 1920 the archives and “memorabilia” (commemorative gifts, including the decorated flour sacks) of the Commission for Relief in Belgium (CRB) had been stored in the Hoover Institution Archives at Stanford University, Palo Alto, Ca. (HIA).

In 1962 the Herbert Hoover Presidential Library and Museum (HHPL) was established in Hoover’s hometown of West Branch, Iowa, and dedicated to the presidency of Herbert Hoover. He was the 31st President of the United States, his term ran from March 4,1929 to March 4, 1933.

Herbert Hoover Presidential Library-Museum, West Branch, Iowa, USA. Photo: online

When the Presidential Museum was created, the decision was made for some of the CRB’s archives to be transferred from HIA to West Branch. Hundreds of decorated flour sacks were part of that move. In other words, in 1962 the collection of flour sacks in the CRB archives was split into two parts: 70% came under the management of HHPL in Iowa and 30% remained at HIA in California.

Both collections continue to attract public attention to this day, thanks to HHPL’s presidential status and museum function and because of the HIA’s status as a leading institution.


[1] On my website under “Museums” the numbers of decorated flour sacks in American collections are different because I have discovered new items after writing this blog.

Detail flour sack “Sperry Mills”, verso; embroidered by Mary-Jane Durieux; American private collection

[2] The embroidery was made by Mary-Jane Durieux. It possibly concerns this young lady: Marie-Jeanne Durieux, ºBrussels 11.04.1893; her parents: mother Marie Everaerts, ºBrussels, father ‘Jean Baptiste’ Léopold Durieux, ºBrussels, furniture maker.
Thanks to Hubert Bovens for these biographical data.

 

 

Amerikaanse collecties in cijfers 2022

“Welke collecties versierde meelzakken zijn er in de Verenigde Staten? Kan ik deze in cijfers weergeven?” Ik vroeg het me af, parallel aan de inventarisatie ‘Belgische collecties in cijfers 2022’. “Zal er bij vergelijking van de cijfers nieuw inzicht ontstaan?”

Amerikaanse bloemzak = Belgian embroidered flour sack
Allereerst blijkt een verandering van perspectief noodzakelijk. De benaming van de meelzakken in de VS is anders. Wat in België zijn:
‘Amerikaanse bloemzakken’ of Amerikaanse meelzakken’ en ‘Sacs américains’
noem je in de VS: ‘Belgian Relief flour sacks’ of ‘Belgian embroidered flour sacks’

Amerikaanse musea
Op mijn weblogpagina ‘Musea’ staat een lijst van 13 Amerikaanse musea in negen staten met naar schatting 571 versierde meelzakken. Dit is een opgave van de musea zelf, plus gegevens die ik online heb gevonden.[1]

Meelzak ‘American Commission-Grateful Belgium’, lithografie Josué Dupon, Antwerpen. Coll en foto: National WWI Museum and Memorial, Kansas City, Mo.

Twee zogenaamde ‘Hoover’-collecties springen er getalsmatig uit, ze bevatten 90% van alle meelzakken in de VS:
* 350 stuks in Herbert Hoover Presidential Library and Museum, West Branch, Iowa (HHPL);
* 160 stuks in Hoover Institution Archives, Stanford University, Palo Alto, Californië (HIA)

Register van Meelzakken
In mijn Register van Meelzakken in WO I heb ik 220 van de 571 versierde meelzakken in Amerikaanse collecties geregistreerd; dankzij honderden foto’s, ontvangen van verzamelaars en museumconservatoren, heb ik de data van deze zakken kunnen verwerken. Met 40% van de meelzakken geregistreerd is er nog veel onderzoek te doen!

Op basis van deze beperkte cijfers een schets geven van de Amerikaanse collecties van ‘Belgische versierde meelzakken’ is een heikel karwei, waar ik me wel aan waag om richting te geven aan mijn verdere onderzoek.
De vergelijking met uitkomsten van mijn onderzoek in België geeft houvast voor een eerste verkenning.

Amerikaanse publieke en privécollecties


13 publieke en 11 privécollecties bevatten gezamenlijk 220 meelzakken, waarvan 190 (86%) in publieke collecties en 30 (14%) in privécollecties.

Tafelloper van meelzak ‘Sperry Mills, American Indian’, achterkant ‘California’; borduurwerk Mary-Jane Durieux [2], 1914-19; particuliere collectie VS
De twee grootste publieke collecties staan gedeeltelijk in het register: 77 zakken van HHPL en 52 zakken van HIA.

Bewerkte meelzakken
In de Amerikaanse collecties is 99% van de meelzakken bewerkt. Onbewerkte zakken zijn een onbekend fenomeen; Amerikaanse verzamelaars verbazen zich over de collecties onbewerkte meelzakken in België.


Schilderwerk, borduurwerk en randen van kloskant zijn de belangrijkste bewerkingen van de meelzakken.
Van de 220 geregistreerde bewerkte objecten zijn 89 meelzakken beschilderd, 145 zakken geborduurd, minstens 15 zakken zijn voorzien van kloskant of naaldkant. Een aantal zakken heeft meerdere bewerkingen ondergaan, ze zijn eerst beschilderd, daarna geborduurd en/of voorzien van kant.

Meelzak The Craig Mills, Newcastle, VA; borduurwerk en kant door Françoise Bastiaens, Brussel. Coll. HIA; foto EMcM

De herkomst van de meelzakken
De landen van origine van de meelzakken zijn de Verenigde Staten en Canada. De originele bedrukkingen op de meelzakken bieden de informatie. Soms ontbreekt de herkomstaanduiding, omdat de originele print is weggeknipt bij de transformatie van meelzakken in België tot wandkleed, loper, tasje, etc.; deze zakken zijn opgenomen in de categorie ‘Onbekend’.

70% van de meelzakken heeft als herkomst de VS, 10% is afkomstig uit Canada en van 20% is de herkomst onbekend.

Tot zover de cijfers van het Register van Meelzakken.

Tweeluik meelzakken ‘Castle’, Canada, bewerking Ecole libre des Sœurs de Notre-Dame, Anderlecht, Brussel, 1915. Coll. HHPL; foto: Callens/Magniette

Collectie Herbert Hoover Presidential Library and Museum
De collectielijst van HHPL bevat 350 meelzakken. Wat valt cijfermatig op in deze grootste collectie?
Tellen en grafieken maken leverde me nieuwe observaties op, die ik op basis van de Belgische collecties niet eerder maakte: de essentie van de heen- en terugreis.

De heenreis en de terugreis van de meelzakken
In Amerika wil je weten:
– door wie en van waar is de zak gevuld met meel verstuurd vanuit Amerika naar België?
– wie in België heeft de geleegde meelzak bewerkt, wie was de borduurster, de kunstenaar, de kantwerkster en uit welke plaats in België is de meelzak teruggestuurd naar de VS?

De heenreis: ‘Belgian Relief’ hulporganisaties
Een ruwe telling uitgevoerd naar de herkomst van de HHPL-meelzakken laat zien dat circa 200 meelzakken (55%) de bedrukking dragen van een hulporganisatie voor ‘Belgian Relief’.

Ze zijn voorzien van de bedrukkingen ‘American Commission’ (100); ‘Madame Vandervelde Fund (8); ‘ABC-Flour’ (10); ‘Belgian Relief Flour’ (10); ‘Flour. Canada’s Gift’ of ‘Gift from the Motherland’ (60); Rockefeller Foundation (7); ‘War Relief Donation’ (8).

Meelzak ‘A.B.C. Flour- Gratitude’, 1916, geborduurd in Assche, Brabant. Coll. en foto: Champaign County Historical Society Museum, Urbana, Ohio

Vergelijking met Belgische collecties: 35% van de meelzakken draagt een bedrukking van een ‘Belgian Relief’ hulporganisatie.

De terugreis: ‘Belgian embroidered flour sacks’
Conservator Marcus Eckhardt rubriceert de HHPL-collectie meelzakken onder meer als ‘Gifted from’: wie in België doneerde de meelzak aan de Commission for Relief in Belgium of stuurde de meelzak terug naar de VS?

Namen van scholen en borduursters op de meelzakken plus aangehechte kaartjes, de signeringen van kunstenaars, deze gegevens zijn op de collectielijst vermeld en zijn in het algemeen goed bewaard gebleven.
De lijst laat zien dat van de totale collectie van 350 meelzakken bijna 200 exemplaren (57%) afkomstig zijn van meisjesscholen in Brussel.

De kroon wordt gespannen door de school van de Sœurs de Notre-Dame te Anderlecht: 152 handwerken gemaakt door leerlingen zijn afkomstig van deze school; dat is 43% van de HHPL-collectie.
De andere meisjesscholen zijn: Ecole Moyenne-Sint Gillis, (27), Ecole Morichar (10), Ecole Professionnelle Bischoffsheim (4), Ecole Professionnelle d’Ixelles (4), Ecole Professionnelle Couvreur (4), Ecole Professionnelle Funck (2).

Meelzak ‘American Commission’, geborduurd in Anderlecht, 1915. Coll. HHPL nr. 62.4.142; foto: EMcM

Conclusie
Dankzij de medewerking van velen zijn in vier jaar tijd de gegevens van honderden versierde meelzakken in WO I in de Verenigde Staten bij elkaar gebracht.
Zouden er nóg honderden zakken door Amerikaanse families én musea bewaard zijn, die verborgen liggen in archieven, depots, kasten, op zolders, in kelders?
Verder onderzoek naar de Amerikaanse collecties van ‘Belgian embroidered flour sacks’ is nodig!

Zakken zijn vol herinneringen.
Iedere zak koestert een kostbaar en kwetsbaar verhaal.

Mijn grote dank aan:
– Marcus Eckhardt, conservator van de Herbert Hoover Presidential Library-Museum. Hij stuurde mij foto’s, deelde informatie en stelde de museum collectie-lijst van Belgian Relief meelzakken ter beschikking;
– Georgina Kuipers, Jason Raats, Florianne van Kempen en Tamara Raats. Met hun deskundig advies én werk is het Register Meelzakken WO I tot stand gekomen en in gebruik genomen.

 

Toelichting op de twee grootste Amerikaanse collecties WO I-meelzakken:

Stanford University, Palo Alto, Ca., Main Quad met uitzicht op Hoover Tower waar de Hoover Institution Archives zijn gevestigd; foto: E. McMillan, 2018

Alle archieven en ‘memorabilia’ (herinneringsgeschenken, waaronder de versierde meelzakken) van de Commission for Relief in Belgium (CRB) waren sinds 1920 opgeslagen in de Hoover Institution Archives op Stanford University, Palo Alto, Ca. (HIA).

De Herbert Hoover Presidential Library and Museum (HHPL) is opgericht in de geboorteplaats van Hoover, West Branch, Iowa, in 1962 en gewijd aan het presidentschap van Herbert Hoover. Hij was de 31e president van de Verenigde Staten, zijn ambtstermijn liep van 4 maart 1929 tot 4 maart 1933.

Herbert Hoover Presidential Library-Museum, West Branch, Iowa, VS. Foto: online

Bij de oprichting van het presidentiële museum is besloten een gedeelte van de archieven van de CRB over te plaatsen van HIA naar West Branch. Honderden versierde meelzakken van WO I maakten onderdeel uit van die verhuizing. Met andere woorden, de verzameling ‘decorated Belgian relief’ meelzakken in de CRB-archieven is in 1962 opgesplitst in twee delen: 70% kwam in beheer van HHPL in Iowa en 30% bleef bij HIA in Californië.

Dankzij de presidentiële status en museumfunctie van HHPL én het vooraanstaande instituut dat HIA is, weten beide collecties tot op de dag van vandaag de aandacht te trekken van het publiek.

 

[1] De pagina ‘Musea’ kan iets andere cijfers tonen in aantallen meelzakken en Amerikaanse collecties, omdat nieuwe gegevens beschikbaar zijn gekomen na het samenstellen van dit blog.

Detail meelzak “Sperry Mills”, verso; geborduurd door Mary-Jane Durieux; Amerikaanse particuliere collectie

[2] Het borduurwerk is gemaakt door Mary-Jane Durieux. Het gaat mogelijk om deze jongedame: Marie-Jeanne Durieux, ºBrussel 11.04.1893; haar ouders: moeder Marie Everaerts, ºBrussel, vader ‘Jean Baptiste’ Léopold Durieux, ºBrussel, meubelmaker.
Dank aan Hubert Bovens voor deze biografische gegevens.

 

Kerstmis 1914. Madame Vandervelde: “België bedankt Amerika”

Lalla Vandervelde. Foto: Mathilde Weil, Philadelphia, 1914. Coll. Library of Congress

Het was Kerstmis 1914. In Minneapolis, Minnesota, opende de ‘Star Tribune’ met het gedicht “België bedankt Amerika” van Mme. Vandervelde.
Madame Emile Vandervelde, née Speyer, op rondreis door de Verenigde Staten en Canada, zou de afzender zijn van deze in versvorm gegoten erkentelijkheid voor de helpende handen die Amerika bood aan België.
Uit haar mémoires blijkt dat niet Lalla Vandervelde zelf, maar Sir Cecil Rice, de Britse ambassadeur in Washington, het vers geschreven had voor Lalla om te reciteren tijdens haar lezingen. Sir Cecil had het gedicht naar de Amerikaanse kranten gestuurd onder naam van Madame Vandervelde om te publiceren op eerste Kerstdag. Lalla ontving vele reacties en complimenten voor het aan haar toegeschreven gedicht. Haar toch al overwerkte secretaresse was dagen bezig om het bericht recht te zetten.

“België bedankt Amerika”
“Vandaag is het Kerstmis; we horen de Kerstklok niet,
Maar toch vertellen we het verhaal dat we eens zo graag vertelden –
“Welwillendheid”, “Welwillendheid” – luidt het: en “Vrede” – klinkt de roep,
We hurken tussen de ruïnes, en kijken naar het wrede vuur,
Horen de kinderen huilen, en wenden onze ogen af
Voor hen is er geen brood of thuis, deze gelukkige Kerstdag.

“Het Kerstkind”: ’tekening van Louis Ketels, 1917. Coll. Museum Plantin-Moretus; foto uit ‘Nieuwe meesters, magere tijden’, Diane De Keyzer (2013)

Maar kijk! een bericht komt van ver over de zee,
Van harten die nog in staat zijn tot medelijden, en ogen die nog kunnen huilen-
Oh kleine hongerige lippen, oh gezichten bleek en wit
Er is ergens, ergens vrede op aarde, ergens welwillendheid voor de mensheid,
In de vage verte van de wateren, duizenden mijlen ver,
Daar zijn mensen die zich herinneren dat het Kerstdag is.

Oh God van Vrede, gedenk, en houd in Uw genade
De harten die nog in staat zijn tot medelijden, de ogen die nog kunnen huilen-
Te midden van vernedering en kwelling, de ruïnes en de graven
Voor hen, de natie van vrijheid; van ons, de natie van slaven,
Welke weerklank kunnen we ze zenden? – we zijn alleen bij machte te knielen en te bidden –
God geve, God geve in ieder geval aan hén een gelukkige Kerstdag.

Mme. Vandervelde, New York, 25 december 1914″

Het aan Madame Vandervelde toegeschreven gedicht op de voorpagina van The Morning Star Tribune, Minneapolis, was geschreven door de Britse ambassadeur in de VS, Sir Cecil Rice. Minnesota, 25 december 1914
Roméo Dumoulin, ‘Knaap met boterham’, 1915; versierde meelzak Madame Vandervelde Fund (recto). Coll. HIA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HIA staff

 

Bronnen:
– Vandervelde, Lalla, Monarchs and Millionaires. London, Thornton Butterworth Limited, 1925, p. 84, 85
– Vermandere, Martine, Madame Lalla Vandervelde. A very exceptional woman. Gent, Amsab-ISG, 2023, p. 52, voetnoot 82

 

From Aid to Embroidery in Ohio, USA

High demand for wheat. The Lima Morning Star and Republican Gazette, Lima, Ohio, October 24, 1914

American wheat sales rose to unprecedented levels in the fall of 1914 due to the European war. The wheat exchange in Chicago made record sales through purchases from agents of the German and English governments.

Northwestern Elevator and Mill Company, Mount Vernon, Ohio

An Ohion newspaper headlined “Flour Mills busy” in October 1914. Northwestern Elevator & Mill Co.’s two largest mills, in Mount Vernon and Toledo, and National Milling Co. in Toledo, coped well with the large orders. They exported their entire production to Liverpool, Glasgow and Paris[1]. 

Northwestern Elevator and Mill Co, American School painting, oil on canvas, 46×61 cm; photo: artnet.com

At the end of November, the mills made the newspapers again because of a humanitarian relief movement intended to help the population of occupied Belgium. The mills contributed to the relief effort of the Miller’s Belgian Relief Movement, organized by the Minneapolitan trade journal Northwestern Miller.

The Fulton County Tribune, Fulton, November 27, 1914

Northwestern Elevator & Mill Co. immediately pledged 50 barrels of flour and invited the citizens of Mt. Vernon to contribute to the relief campaign by purchasing at least one sack of flour at cost price:

 

The Democratic Banner, Mount Vernon, December 22, 1914

“The flour is to be shipped in heavy cotton bags containing forty-nine pounds. Anyone wishing to donate, can purchase flour from us at the cost price of $5.00 per barrel. No donations will be accepted for less than one forty-nine pound sack. … We will donate 50 barrels, and trust that enough more will be donated by our generous citizens to make the shipment from Mt. Vernon at least a car load of two hundred barrels.” (The Democratic Banner, 1 december 1914)

The call for aid made by Northwestern Elevator & Mill Co. was a success: a full train car with 820 sacks of flour (205 barrels) left for Philadelphia at the end of December to be delivered to SS South Point. The local organizing committee of Mt. Vernon thanked all donors through a newspaper article:

The Democratic Banner, Mt. Vernon, December 25, 1914
Flour sack “Belgian Relief Flour”, The National Milling Co., Toledo, Ohio, 1914/15. Coll. en photo: HHLP 62.4.120

The Miller’s Belgian Relief Movement’s relief effort was successful throughout Ohio. Dozens of mills contributed for a total of 4,861 barrels of flour (equivalent to over 20 carloads, 19,444 sacks of 49 Lbs, 430 tons of flour). The Relief Report[2] stated the following regarding Ohio’s mills:

Ohio millers and residents donated 4,861 barrels of flour. Report Miller’s Belgian Relief Movement, Minneapolis, Minn., 1915

Re-use of Ohio flour sacks in Belgium

Instructions from the Miller’s Belgian Relief Movement; Beatrice Daily Sun, Beatrice, Nebraska, January 2, 1915

Using cotton sacks was a necessary stimulus to the American cotton industry. The cotton sacks in which the flour was packed were intended for reuse in Belgium. The Belgian women and girls have gratefully made use of the cotton. After the sacks were emptied at the bakeries, they proceeded to make the sacks into clothes.

Flour sack “Belgian Relief Flour”, The Northwestern Elevator & Mill Co., Toledo, Ohio. Back of a jacket, 1915. Coll. HHPL; photo: Callens/Magniette
Decorated flour sack “Belgian Relief Flour”, The National Milling Co., Toledo, Ohio, 1914/15. col. and photo: HIA

An example of a jacket made from a Northwestern Elevator & Mill flour sack is part of the collection of the Herbert Hoover Presidential Library-Museum, West-Branch, Iowa (HHPL).

Most flour sacks are embroidered and embellished.

Belgian author Gilles wrote about a flour sack from Springfield, Ohio[3]:
Saturday 17 July 1915
The American sacks that contained the wheat flour for the Belgian National Relief and Nutrition Committee (CNSA) are particularly popular among collectors of war memories. The sacks are printed and the more characteristic the printing, the higher the sales price. A sack of 30 francs is printed with blue and red letters, the text reads in English:

                                               From the city of Springfield, Ohio
                                               As a testimony of affection
                                               Our friends the Belgians
                                               To this heroic nation
                                               God bless it!

Decorated flour sack The Moody & Thomas Milling Co, Peninsula, Ohio. Coll. and photo HHPL 62.4.391

Besides the jacket, I have located four more copies of the flour sacks delivered in Belgium by the Miller’s Belgian Relief Movement.
Two embroidered flour sacks have been preserved:

One flour sack of the Moody & Thomas Milling Co., Peninsula (collection HHPL); the second of The National Milling Co., Toledo (Hoover Institution Archives collection, Stanford University, HIA).

 

Flour sack “DEWEY’S”, The Dewey BROS. Co., Blanchester, Ohio. Coll. WHI; photo: author

Also, two original flour sacks have been preserved: one from Dewey Bros. Co., Blanchester (collection War Heritage Institute, Brussels (WHI)); the second of The National Milling Co., Toledo (collection HHPL 62.4.120).

 

OHIO Commission for Relief of European War Sufferers
Six weeks later, another appeal was made to Ohioans. The Ohio Commission for Relief of European War Sufferers was founded on January 4, 1915 in Columbus. During a luncheon those present decided to raise supplies and money to help victims of the European war, with the support of State Board of Commerce staff.

The Fulton County Tribune, Fulton, January 15, 1915
Mr. Edward Drummond Libbey (1854-1925) and Mrs. Florence Scott Libbey (1863-1938), ca. 1901; photo Wikipedia

President of the committee was E.D. Libbey from Toledo, treasurer E.R. Sharp from Columbus, Secretary O.K. Shimansky from Columbus.
The state of Ohio was home to European emigrants and their descendants from many countries; that is why the Commission made a broad effort to provide assistance to “European War Sufferers”. Priority was given to assistance to the Belgian population; the commission intended to secure a shipload of provisions for the Belgians to be moved early in February 1915.

The Ohio Woman’s Auxiliary: Mrs. Estelle Thompson, née Clark
Although men were appointed to the committee, women carried out the work. The existing and well-managed women’s organizations started working centrally and locally. Communication proceeded through letters, calls and advertisements in the newspapers; orally at regular meetings of clubs, churches and schools.

History of the Woman’s Section of the CRB, 1915

The Ohio Woman’s Auxiliary was headed by Mrs. Estelle Godfrey Thompson, née Clark (Massillon, Stark County 13.02.1862 – Columbus 29.06.1945), wife of President William Oxley Thompson of Ohio State University in Columbus. Mrs. Wm. O. Thompson was a member of The Woman’s Section of The Commission for Relief in Belgium, serving both on the “Executive Co-operating Committee” as chair of  the National Federation of College Women as the “State Chairmen” as chair of Ohio.

Estelle Clark Tompson in “Woman’s Who is Who in America, 1914/15”

Estelle Clark Thompson descended from a well-to-do Cleveland family; she worked as a teacher of dramatics at Western College for Women in Oxford, Ohio. At the age of 32 she married William Thompson; she was his third wife; he was twice widowed and had two daughters from his first and two sons from his second marriage. Estelle Clark Thompson took care of the four young children; she remained childless herself. She played an active role in Ohio women’s organizations and campaigned for women’s rights: “Favors women suffrage”.

Detail flour sack “Kentucky and Southern Indiana”/Brand Whitlock; 1915/16. Coll. and photo CCHSM no. 4003

Mr. Brand Whitlock and Mrs. Ella Whitlock, née Brainerd
During World War I, the diplomat Brand Whitlock (Urbana, Ohio, USA 04.03.1869 – Cannes, France 24.05.1934) was American minister plenipotentiary in Belgium seating in Brussels. He acted as patron of the international “Commission for Relief in Belgium” (CRB) and the Belgian National Relief Committee “Comité National de Secours et d’Alimentation” (CNSA), the organizations that coordinated and implemented food relief for the population in occupied Belgium.

Mrs. Ella Brainerd Whitlock; photo: Library of Congress

He lived in Brussels with his wife, Ella Whitlock, née Brainerd (Springfield, Ill. 25.09.1876 – Brewster, NY 11.07.1942). Ella Brainerd Whitlock worked energetically to help the Belgian population and closely collaborated with the Belgian women’s organizations.

Detail flour sack “Kentucky and Southern Indiana”/Brand Whitlock; portrait L. van Loo, 1915/16. Coll. and photo CCHSM, no. 4003

Brand Whitlock felt connected to the state of Ohio. Before becoming a diplomat in 1914, he had been elected mayor of Toledo four times (1906-1914); he had worked there as a lawyer from 1897. Due to his connection with Ohio, he became member of the honorary advisory commission of the Ohio Commission for Relief of European War Sufferers. He successfully appealed to the American people to aid the Belgians with food.

As a result of their work, the Whitlocks received many gifts for their efforts, including decorated flour sacks.

After her husband passed away, Ella Brainerd Whitlock returned to the US. She donated many objects, including their interesting collection of flour sacks to the Champaign County Historical Society in Urbana and Toledo. The Champaign County Historical Society Museum in Urbana (CCHSM) preserves this collection. See also the blog: Flour sack trip from Urbana to Overijse

Flour sacks with portrait of Brand Whitlock
Two flour sacks with Brand Whitlock’s portrait stand out.

Embroidered flour sack “American Commission”/ Brand Whitlock; 1915. Coll. and photo CCHSM, no. 4001

The origin of flour sack no. 4001 is “American Commission”; the Belgian embroiderer added as texts: “A.S.E.M. Brand Whitlock, M. P. des Etats-Unis à Bruxelles; E Pluribus Unum; La Belgique Reconnaissante 1914-1915”. The portrait looks like a lithography, surrounded by an embroidered green laurel wreath; to the left and right of the portrait are embroideries of the Belgian and American flags; on the lower part of the flour sack the “Great Shield of the United States” is embroidered, along with the eagle with spread wings and the stars representing the thirteen original colonies of the US plus the text: “E Pluribus Unum”.

Decorated flour sack “Kentucky and Southern Indiana”/Brand Whitlock; portrait L. van Loo, 1915/16. Coll. and photo CCHSM, no. 4003, recto
Decorated flour sack “Kentucky and Southern Indiana”/Brand Whitlock; 1915/16. col. and photo CCHSM, no. 4003, verso

The other flour sack, no. 4003, bears the original print “Contributed by the People of Kentucky and Southern Indiana” via The Louisville Herald, produced by Louisville Milling Co, Louisville, KY. In Belgium, the sack had been printed with red letters: “A Son Excellence Monsieur Brand Whitlock, Ministre des Etats-Unis à Bruxelles. La Belgique entière acclame les Etats-Unis.” The flags of Belgium and the US are embroidered, as are the letters of the original print. The photo portrait of Brand Whitlock is colorized, signed “L. van Loo”. The photographer may presumably have been Leo Petrus Julius (Leon) van Loo (Sint-Joris-ten Distel 19.08.1841 – Cincinnati 10.01.1907) He was an art photographer born in Belgium, who emigrated to Ohio at the age of 15, following his Ghent teacher Charles Waldack. Waldack was able to emigrate to Cincinnati, because Leon van Loo’s father paid him in exchange for his son’s training as a photographer. Van Loo lived in Cincinnati for the rest of his life. It seems likely that he made a photo portrait of (a younger) Brand Whitlock in the US and that a print of the portrait ended up in his old hometown Ghent, Belgium, where it has been used for the flour sack(s).

SS Naneric; photo: Allen C. Green series (online)

State Ship SS Naneric
CRB’s New York office contracted the British steamship Naneric as State Ship of Ohio. SS Naneric had made an earlier trip to Calcutta, India, and had to voyage from there to New York to take the cargo on board. On that 65-day voyage from Calcutta to New York, SS Naneric passed through the Suez Canal and was caught up in war. The battle it found itself in was between the Allied army, supported by fire from French and British cruisers, and a Turkish land force, commanded by German officers.
Captain Tulloch of the Naneric reported that his steamer entered the Suez Canal on February 1, 1915 but had not been allowed to proceed because of the battle. After days delay, the vessel was permitted to proceed to Port Said, protected with sandbags. On March 8, SS Naneric docked in Philadelphia.[4]

The Ohio women’s fundraising campaigns were successful; trains brought carloads of flour to New York Harbor.

The Democratic Banner, Mt. Vernon, February 19, 1915
The Democratic Banner, March 9, 1915

On March 27, SS Naneric departed from New York as the Ohio State Ship with the relief supplies on board and arrived in Rotterdam around April 20. The relief supplies were transferred to barges for transit to the Belgian villages and towns. By the end of April, the Belgian bakers were able to bake bread from the flour and the local population could taste the good gifts that the people of the state of Ohio had given for a second time.

Original flour sack Bakoto Flour, Canton Feed & M’L’G Co., Canton, Ohio, 1915. Photo: US Embassy in Belgium

With the emptied flour sacks, the Belgian women and girls could continue with their charitable work, transforming them into souvenirs.

Nine embroidered sacks, presumably from the State Ship Ohio, have been preserved.

  • A sack of “Bakoto Flour” from Bako Mills, Canton Feed and M’L’G Co., Canton, is in the Embassy of the United States of America in Belgium in Brussels[5];
  • Three preserved “Square Deal” sacks from The Gwinn Milling Co., Columbus are in the Musée de la Vie wallonne in Liège (one embroidered, one original), respectively in Mons Memorial Museum in Mons (one embroidered);
  • Decorated flour sack “Square Deal”, The Gwinn Milling Co., Columbus, Ohio, 1915/16. Coll. Musée de la Vie wallonne
  • Detail original flour sack “The Famous White Loaf”, Sunbury Mills. Coll. RAHM Tx 2648 ; photo: author

    Five flour sacks “The Famous White Loaf Roller Flour” by Sunbury Mills, G.J. Burrer & Sons, Sunbury, are preserved in both a private collection in Belgium (98 Lbs) and in the United Kingdom (49 Lbs) (both embroidered): at the In Flanders Fields Museum (IFFM), Ypres (98 Lbs, embroidered, panel in folding screen); at the Royal Art & History Museum (RAHM), Brussels (49 Lbs, original sack, Tx 2648); at Hoover Institution Archives, Palo Alto, Ca. (24 1/2 Lbs embroidered).

Burrer Mills, Sunbury, 1929; photo: BigWalnutHistory.com

Sunbury Mills, G. J. Burrer & Sons, Sunbury, Ohio
The history of the Sunbury Mills mill is detailed on the website of the Big Walnut Historical Society located at the Myers Inn Museum in Sunbury.
Gottleib Jacob (Jakie) Burrer (Germany, 03.01.1848 – Sunbury 18.02.1926) owned Sunbury Mills since 1875. It was a family business. He was married to Amy Ann Gammill; their sons Karl (age in 1914: 35), Paul (28), Rudolph (26) and Gordon (20) worked in the expanding business (including electricity generation and supply), which meant a lot to Sunbury. Sunbury Mills has been the longest operating mill in Sunbury. In 1945 the mill, which had meanwhile merged with the Condit Elevators, was sold to the Farm Bureau.

Charlotte Burrer, née Pagels: American Flour Sack Embroiderer in Ohio
The youngest Burrer son, Gordon Jacob (Sunbury 02.02.1894 – Pleasant Ridge, Ohio, 04.07.1960) is a war veteran. He served in World War I, in 1917/18, as a captain in the US Army Infantry.
At the age of 35 he married Charlotte Grace Pagels (1895 – Hamilton, Ohio, July 2, 1991); they married on October 3,1929 at Pleasant Ridge, near Cincinnati. They had three children: Charlotte Amy, Gordon Jacob and Frederick Pagels. Charlotte Pagels Burrer’s grandparents had been German emigrants.

Hoover Tower, 1941; photo: HIA

Charlotte deserves eternal glory for embroidering a Sunbury Mills flour sack! Yes, a flour sack “The Famous White Loaf Roller Flour” by Sunbury Mills, G.J. Burrer & Sons, Sunbury.
In which year she embroidered the flour sack I do not know, but it seems she produced the embroidery after a visit to the Hoover Tower at Stanford University in Palo Alto, California[6]. She became acquainted with the collection of decorated flour sacks in the archives of the Commission for Relief in Belgium, kept in the Hoover Institution Archives and was surprised to see an embroidered flour sack “White Loaf” from Sunbury Mills.

Decorated flour sack “White Loaf”, Sunbury Mills, G.J. Burrer & Sons, Sunbury, Ohio. Embroidered in Belgium in 1915/16. Was a model for a replica of Ch. Pagel’s Burrer. Coll. Hoover Institution Archives

It inspired Charlotte to embroider exactly such a flour sack.

Embroidered Flour sack “White Loaf”, Sunbury Mills, Sunbury, Ohio. Replica of flour sack in Hoover Institution Archives. Embroiderer Charlotte Burrer, née Pagels, Cincinnati, Ohio. Coll. and photo: Community Library, Sunbury

Back home in Ohio, she looked for a flour sack printed with the “White Loaf” brand at Sunbury Mills and got to work. A so-called ‘Replica’ of the flour sacks decorated in Belgium during WW I was born; it is proudly preserved in Sunbury’s Community Library.
Former Sunbury librarian, Mrs. Polly Horn, is now curator of the Myers Inn Museum in Sunbury. She published a photo of Charlotte’s embroidered flour sack in her “Burrer Mills” blog. Thanks to her I came into possession of a photo of this embroidery by an American flour sack embroiderer: Charlotte Pagels Burrer.

Embroidery of flour sacks in WW I: getting started

American booklet about the “Embroidered Belgian Flour Sacks” with embroidery patterns and detailed descriptions. Photo: Giftshop HHPLM

The embroidery of flour sacks in times of war and occupation has been a remarkable undertaking by Belgian women and girls in 1915/16. The recognition for their special work is recorded in the American booklet “Out of War. A Legacy of Art”.[7]

The publication came about as a group project from the Red Cedar Questers, Iowa. Belle Walton Hinkhouse took the initiative and Joanne Evans Hemmingway led the project to bring about the release.

Central to the book is the collection of decorated flour sacks from the Herbert Hoover Presidential Library and Museum, West Branch, Iowa. Former curator Phyllis Foster Danks of the museum (circa 1977-1986) contributed with her expertise on the “Embroidered Belgian Flour Sacks”.

Embroidery pattern “Viking ship” with description in the American booklet about the “Embroidered Belgian Flour Sacks” (HHPL 62.4.401)

Two experienced embroidery teachers, Catherine Robinder and Angeline Hoover Shuh, analyzed the embroidery on the flour sacks.

Embroidery pattern “Bluebird” with description in the American booklet about the ‘Embroidered Belgian Flour Sacks’. (HHPL 62.4.432)

They concentrated on decorations added by the Belgian women themselves and chose six copies for a reconstruction. The result are six embroidery patterns with detailed descriptions of threads used and embroidery stitches. Embroiderers receive instructions on which cloth to use for the pattern: you could use a sack, but that’s not necessary.
The embroidery patterns are:

  • Woman and sheep
  • Flemish scene
  • Viking ship
  • Bluebirds
  • Violets
  • Poppies

 

Anyone who wants to, can get started! Just like Charlotte Grace Pagel’s Burrer did embroidering her Sunbury flour sack.

Decorated flour sacks can inspire even more creative crafts!

Embroidered flour sack “White Loaf”, Sunbury Mills, G.J. Burrer & Sons, Sunbury, Ohio, 1915. Private coll. United Kingdom
Embroidered flour sack “White Loaf”, Sunbury Mills, G.J. Burrer & Sons, Sunbury, Ohio, 1915/16. Private coll. Belgium

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Embroidered flour sack ”White Loaf”, Sunbury Mills, G.J. Burrer & Sons, Sunbury, Ohio, 1915/16. Panel in folding screen. Coll. IFFM

Thanks to:
– Mrs. Polly Horn, curator of the Myers Inn Museum in Sunbury, Ohio, for the wealth of information she sent me about the Sunbury Mill and the Burrer family. She is the author of dozens of blogs on the Big Walnut Area Historical Society.
Watch my program at YouTube:  “Decorated Flour Sacks in WWI. From Aid to Embroidery in Ohio”.
Program of the Big Walnut Area Historical Society, Ohio. Mrs. Polly Horn, director of the Myers Inn Museum in Sunbury invited me to develop this presentation. Enjoy!
– Mrs. Cheryl Ogden, director, and Megan, intern, of the Champaign County Historical Society Museum;
– Hubert Bovens from Wilsele, Belgium, for his research into the biographical data of photographer Leon van Loo.

– Georgina Kuipers for her attentive corrections to the English translations of my blogs.

[1] The Tribune, Coshocton, Ohio, October 22, 1914

[2] Edgar, William C., ‘The Millers’ Belgian Relief Movement 1914-15 conducted by The Northwestern Miller. Final Report of its director William C. Edgar, Editor of the Northwestern Miller, MCMXV’. Minneapolis, Minn. USA, 1915

[3] Gille, Louis, Ooms, Alphonse, Delandsheere, Paul, Cinquante Mois d’Occupation Allemande. Volume I 1914-1915. Brussels: Librairie Albert Dewit, 1919

[4] Los Angeles Times, Los Angeles, 9 maart 1915

[5] The US Ambassador, Mr. Gidwitz, showed the flour sack during a recorded message at the online opening of the exhibition ‘When Minnesota Fed the European Children’ on October 12, 2020. Here the link to the YouTube recording of the opening, the American ambassador speaks 4 minutes: you can find it between 3.30 and 7.50 min. https://www.globalminnesota.org/events/past-events/exhibit-opening-of-when-minnesota-fed-the-children-of-europe/

[6] The two black and white photographs of Hoover Tower and the embroidered Sunbury Mills flour sack in HIA are from the book: Danielson, Elena S., Hoover Tower at Stanford University. Charleston, South Carolina: Arcadia Publishing, 2018

[7] Hemingway, Joanne, Hinkhouse, Belle, Out of War. A Legacy of Art. West Branch, Iowa: Iowa State Questors, 1995.

“Out of War. A Legacy of Art” is available for purchase for $9.95 in the Gift Shop of the Herbert Hoover Presidential Library and Museum, West Branch, Iowa, USA.

 

 

 

‘America Feeding Belgian Children’: Allegorie van Joseph Dierickx

Kranten en tijdschriften waren de social media van 1916. Het werk op meelzak van de Belgische kunstenaar Joseph (ook: José) Dierickx is door hen opgepakt.
Dierickx tekende de allegorie ‘Amerika voedt Belgische kinderen’ en deze stond in januari 1916 vol in de schijnwerpers in de Verenigde Staten, dankzij de Amerikaanse persagent Curtis Brown in Londen.

Briefhoofd Curtis Brown, Londen, 1915; foto: University of Pittsburgh, digital library

Curtis Brown International Publishing Bureau

Curtis Brown; foto: online

Curtis Brown Ltd. is heden ten dage een van ’s werelds toonaangevende literaire agentschappen en vertegenwoordigt sinds 1914 een breed scala aan gevestigde en opkomende auteurs van alle genres.
Het gerenommeerde bureau heeft een link met de versierde meelzakken gekregen door het artikel van haar oprichter Curtis Brown. De journalist Albert Curtis Brown (1866-1945) werd geboren in de staat New York. Hij verhuisde in 1888 naar Engeland om het International Publishing Bureau te leiden en begon in 1905 zijn eigen literaire bureau in Londen.

Caroline Curtis Brown, née Lord. Foto: Lean Connell, Londen; coll. Library of Congress

Brown was getrouwd met Caroline Curtis Brown, née Lord (1871-1950). Zij is vice-voorzitter geweest van de London Chapter, Foreign and Insular Division van het Amerikaanse Rode Kruis. Terwijl de oorlogswolken zich in Europa verzamelden, begeleidde Curtis Brown twee leden van het Londense personeel naar New York City en richtte de Amerikaanse tak van Curtis Brown Ltd. op in juli 1914. De dag na Brown’s terugkeer naar Engeland begon de Eerste Wereldoorlog. Het echtpaar Brown-Lord had drie kinderen, waarvan de oudste zoon in WO I in het leger diende. In correspondentie van 1915 schreef Brown dat hij Engeland niet zou verlaten tijdens de oorlog, omdat hij in Europa dicht bij zijn zoon wilde blijven.

Brief van Curtis Brown, 1915; foto: University of Pittsburgh, digital library

De zoon, Marshall Lord Curtis Brown ( 1896-1928) , kapitein in het Britse leger, is tien jaar na de oorlog overleden in Londen; hij stierf, 32 jaar oud, aan de gevolgen van ziekte, opgelopen in de Slag aan de Somme in 1916. *)

Curtis Brown leidde zijn persagentschap naast het literaire agentschap. Als persagent schreef hij op 13 januari 1916 over de stapels versierde meelzakken, aangekomen in het kantoor van de CRB in Londen. Dit bericht mét foto’s verspreidde hij in de VS; het werd door de Amerikaanse media opgepikt en gepubliceerd.

De kranten over Dierickx’ meelzak in 1916

Sunday Star Washington D.C., 23 januari 1916

Het artikel van Curtis Brown is op diverse wijzen overgenomen.
In Washington verscheen het volledige artikel met vermelding van het copyright van Curtis Brown[1]:

Belgian People Show Appreciation of America’s Aid
Painting done on an empty flour sack and returned to Commission for Relief in Belgium. The skilled artist shows “America Feeding Belgian Children”. The children are being passed up by a figure depicting broken Belgium, and the man is also raising the American flag to his lips.”

(‘Belgen tonen waardering voor Amerika’s hulp’
Schildering gedaan op een lege meelzak en teruggestuurd naar de Commission for Relief in Belgium. De bekwame kunstenaar toont ‘Amerika voedt Belgische kinderen’. De kinderen worden haar aangereikt door een figuur die het gebroken België uitbeeldt, de oude man brengt ook de Amerikaanse vlag naar zijn lippen’)

San Francisco Chronicle, 23 januari 1916

Een krant van San Francisco kopte: ‘Belgians’ Method of Showing Gratitude to America’.

Literary Digest, 12 februari 1916

Het tijdschrift Literary Digest vermeldde onder de titel ‘Tokens of Belgian Gratitude’: ‘America Feeding Belgian Children: An empty flour-sack, painted by the Belgian artist, Joseph Diericks showing the bruised figure of Belgium offering the young for America to feed, while kissing the flag of our country’.[2]

Joseph Dierickx: Allegorie ‘à la sanguine’

Voormalige atelierwoning Joseph Dierickx in Ukkel, Auguste Dansestraat 56; Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Inventaris van het bouwkundig erfgoed; foto: online

Joseph Henri Dierickx (Brussel 14.10.1865 – Ukkel 28.10.1959) was een Belgische schilder van historische scènes, genretaferelen, landschappen, portretten en maakte tal van muurschilderingen; ook was hij actief als architect. Dierickx studeerde aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel, daarna vestigde hij zich in Ukkel. Tijdens WO I leidde hij de tekenschool van Ukkel en was lid van de ‘Uccle Centre d’Art’. Later gaf hij 38 jaar les aan de School voor Sierkunsten van Elsene. Zijn broer Omer Dierickx was ook een bekende schilder.

Joseph Dierickx, ‘America Feeding Belgian Children’, meelzak Michigan Milling Co., roodkrijt schets, 1915. Courtesy Herbert Hoover Presidential Library and Museum

Joseph Dierickx was vijftig jaar toen hij op meelzak een allegorie ‘à la sanguine’, in rood krijt, schetste. Op de voorstelling ligt het voetstuk van een kapotgeslagen monument met ionische zuilen en een beeld van de godin Pallas Athene dat ter aarde is gestort. Een vrouw, de personificatie van ‘Amerika’ (of ‘Columbia’) voedt een kind aan haar borst. Een tweede kind wordt haar aangereikt door een uitgeputte, oude man, de personificatie van België, terwijl hij de Amerikaanse vlag kust. Aan hun voeten ligt een terneergeslagen jonge man, hij bedekt zijn naaktheid met de Belgische vlag.

Joseph Dierickx, detail palmtak , krans, 1914-1915; foto: HHPL

De figuren op de voorgrond zijn nagenoeg naakt afgebeeld, op de achtergrond zit de gebogen gestalte van een in kleding verscholen vrouw.
Dierickx vermeldde de jaartallen 1914-1915 links en rechts van een palmtak waarin een gevlochten krans; hij schreef in de linkeronderhoek ‘ESQUISSE’ (schets); in de rechteronderhoek signeerde hij met ‘Joseph Dierickx’.

De meelzak is afgewerkt met een eenvoudige goudbruine, stoffen band, vastgenaaid langs de randen van het doek als kader van de allegorie. Het doek is aangebracht op dik papier; de afmeting totaal is 61×91 cm.

Borstvoeding op meelzak

Joseph Dierickx, detail ‘America Feeding Belgian Children’, 1915. Courtesy HHLP
Henri Logelain, Moeder zoogt kind, meelzak beschilderd, 1915, detail; coll. en foto: HIA

Met de schets van Dierickx op meelzak voegde hij zich bij een andere kunstenaar die op meelzak de voedselhulp tijdens de bezetting associeerde met de borstvoeding van de vrouw. Henri Logelain borstelde het portret van Moeder zoogt kind, 1915; de meelzak is bewaard in de Hoover Institution Archives, George I. Gay Papers.

De kunstenaar herhaalde zich
Bij de bestudering van de meelzakken is me opgevallen dat de professionele kunstenaars zichzelf op organische wijze herhalen in hun kunstwerken. Meestens hergebruikten kunstenaars op de meelzakken voorstellingen van werk dat zij vroeger gemaakt hadden. Zie voorbeelden bij Armand Rassenfosse, Antoine Springael, Roméo Dumoulin en Godefroid Devreese.

Joseph Dierickx herhaalde zich enkele jaren later. Of beter gezegd, hij werkte zijn trieste allegorie van 1915 uit tot een gelukkig tafereel in 1919, na de Armistice. Hij tekende het in opdracht van het gemeentebestuur van zijn woonplaats Ukkel. Het diende als getuigschrift voor de mensen die zich tijdens de oorlog hadden ingezet ten behoeve van de gemeenschap.
‘Diplôme de reconnaissance délivré par l’Administration communale pour services rendus aux oeuvres ou services communaux durant la guerre. Dessin original de José Dierickx’.[3]

José Dierickx, ‘Diplôme de reconnaissance’, 1919; afm. 35×43 cm; foto in ‘Uccle 14-18’, Ucclensia

Wat we onder meer zien op de tekening: Een vrouw, de ‘Gemeente’ stapt van haar troon waarop het wapen met St. Pieter, beschermheilige van Ukkel; zij houdt een palmtak boven de hoofden van de oude man, ‘gebroken België’ op wiens schouder een jonge man (een vitale kerel, teruggekomen van het slagveld?) zijn hand legt, zijn plunjezak ligt op de grond.

José Dierickx, ‘Diplôme de reconnaissance’, 1919, detail; foto: ‘Uccle 14-18’

Een tweede vrouw, de ‘Liefdadigheid’ heeft een kind in de linkerarm met de rechter voedt zij een meisje. Alle figuren zijn gekleed. Op de achtergrond twee figuren, zij rooien aardappelen in het veld. Boven het hoofd van de oude man, centraal in het beeld, torent de kerk van Ukkel, de Sint-Pieter. Waar in 1915 de figuren op de voorgrond naakt waren, zijn het nu de figuren op de achtergrond. De kunstenaar signeerde met ‘José Dierickx’.
Het gemeentebestuur besloot tot de opdracht aan Dierckx op 23 januari 1919; in juli 1919 ontving Dierickx 750 francs voor het ontwerp van het diploma.

Ukkel op oude ansichtkaart; foto: online

Roodkrijt in Ukkel: Dierickx en Devreese
Omdat het getuigschrift in 1919 een ontwerp is geweest in opdracht van het gemeentebestuur van Ukkel, vraag ik me af of Dierckx’ allegorie in roodkrijt op meelzak die hij eerder maakte, eveneens in opdracht van de gemeente of wellicht via een inwoner zal zijn uitgevoerd. Burgemeester Paul Errera van Ukkel en zijn vrouw Isabella Errera, née Goldschmidt, waren actieve bevorderaars van de kunsten, zouden zij betrokken zijn geweest? Eerder schreef ik een blog over de monochrome tekening in roodkrijt van de beeldhouwer Godefroid Devreese op de meelzak ‘Perfect’, afkomstig uit de collectie van Isabella Errera (KMKG-MRAH Tx 2626). In mijn onderzoek ben ik nog geen andere roodkrijt tekening op meelzak tegengekomen.

Bulletin KMKG-MRAH, 2013, blz. 121

Zou er verband kunnen zijn geweest tussen de schetsen op meelzak van Dierckx en Devreese? In het artikel van professor Guy Delmarcel in het Bulletin van het Museum Kunst & Geschiedenis, Brussel, zijn beide op één pagina (blz. 121) afgedrukt.[4] Ik heb dat tot nu toe toegeschreven aan de opmaak van het tijdschrift en de kleurovereenkomst van de roodkrijttekeningen op de meelzakken. Maar misschien is het een onbewust samenbrengen geweest van twee ontwerpen die in de kiem al met elkaar verband hielden.

Beide oorspronkelijke meelzakken zijn losgetornd en opengewerkt; de tekeningen zijn beide voorzien van de jaartallen 1914-1915. De meelzak van Dierckx ging op reis; de meelzak van Devreese bleef bij Isabella Errera in Brussel.

Wellicht dat de allegorie van Dierickx geschenk is gegeven aan de CRB met toelichting op de voorstelling. Bij aankomst in Londen van meelzak en toelichting heeft Curtis Brown daar kennis van kunnen nemen en zijn artikel geschreven.

Belgian Relief Flour Michigan Milling Co.

Ann Arbor Milling Company at Argo and Broadway Bridge, ca. 1900/1919; foto Ann Arbor, Michigan photograph collection

Dierickx gebruikte voor zijn kunstwerk een meelzak Belgian Relief Flour Michigan Milling Co.; hij stemde zijn compositie af op de oorspronkelijk bedrukking in blauwe letters.

Miller’s Belgian Relief Movement, Northwestern Miller, 1914-1915

De meelzak kwam naar België met de hulpactie van de Millers’ Belgian Relief Movement van de krant Northwestern Miller in Minneapolis. ‘Ann Arbor-Michigan Milling Co. and citizens 231 barrels. Also 1 bag beans’ staat vermeld op de lijst van schenkers.[5] Het schip South Point vervoerde de lading van Philadelphia naar Rotterdam, het vertrok op 11 februari 1915 en kwam aan op 27 februari 1915.

Central Flouring Mill, 1902. Pictorial History of Ann Arbor; foto: Ann Arbor District Library

In Ann Arbor aan de rivier de Huron in de staat Michigan was een conglomeraat van maalderijen actief onder de naam Michigan Milling Co., het was de belangrijkste industriële bedrijvigheid in de plaats. Ook Ann Arbor Milling Co. maakte deel uit van het conglomeraat, dat in 1913 een geschatte output had van één miljoen dollar per jaar. De meelzak is geproduceerd door de zakkenfabrikant M.J. Neahr and Company in Chicago.

 Een soort museum in het CRB-hoofkantoor in Londen
Curtis Brown beschreef de aankomst van de versierde meelzakken bij het CRB-hoofdkantoor in Londen, waar een soort ‘museum’ werd ingericht:
Belgium is a nation of artistry, painters, embroiderers and workers in lace. These have now taken these flour sacks and made use of them in set forth appreciations of their gratitude. Scores are pouring into the head offices of the relief Commission in London …
Often a genuine artist sets to work, making the poor texture of the sacking his canvas, and there with his brush interprets the feeling of his people.

A sort of museum has been started for all these things at the commission headquarters here.”

Joseph Dierickx, ‘America Feeding Belgian Children’, meelzak Michigan Milling Co., roodkrijt schets, 1915. Courtesy Herbert Hoover Presidential Library and Museum

Dierickx’ meelzak naar Amerika
Dankzij het artikel van Curtis Brown komen we twee dingen te weten. Ten eerste was de meelzak van Dierickx in januari 1916 in Londen. Ten tweede was het een geschenk aan ‘de Amerikanen’ via de Commission for Relief in Belgium.

Tegenwoordig beschouwen de meeste schrijvers de versierde meelzakken in de archieven van Herbert Hoover en de Commission for Relief in Belgium als geschenken aan Herbert Hoover persoonlijk in dank voor zijn werk.
Curtis Brown’s artikel nuanceert dit beeld: de meelzakken, waaronder de allegorie ‘America Feeding Belgian Children’ van Joseph Dierickx, was een blijk van waardering voor de Amerikaanse hulp.

Vroegere tentoonstelling van versierde meelzakken, collectie Herbert Hoover Presidential Library and Museum. foto: Pinterest, geupload door Judy Francesconi

Dierickx meelzak is nu in Amerika. De meelzak zal óf in 1916 verscheept zijn naar het CRB-kantoor in New York en daar bewaard, óf zijn gebleven in het ‘CRB-museum’ in Londen en op enige tijd als memorabilia vanuit Engeland verstuurd zijn naar de Hoover Institute Archives op Stanford University in Palo Alto, Californië. In 1962 is Dierckx’ meelzak als onderdeel van een grote collectie meelzakken verhuisd naar de huidige bewaarplaats: de Herbert Hoover Presidential Library and Museum in West-Branch, Iowa (HHPL inv. nr. 62.4.435).

 

Dank aan
– Hubert Bovens uit Wilsele voor de opzoekingen van biografische aard van de kunstenaar;
– Eric de Crayencour uit Ukkel voor toezending van ‘’14-18. Uccle et la Grande Guerre’, Ucclensia;
– Liesbeth Lievens uit Geel voor toezending van het artikel van Curtis Brown in The Sunday Star, Washington D.C.
– Dominiek Dendooven, In Flanders Fields Museum, Ieper, voor informatie over Marshall Curtis Brown

De graven van Albert Curtis Brown, Caroline Lord Curtis Brown en hun zoon Marshall in Lisle, Broom County, NY; foto: findagrave.com

*) Marshall Lord Curtis Brown diende in het Britse leger. Hij kwam op 25 juli 1915 aan in Frankrijk als luitenant in het Machine Gun Corps, Motor Batteries; later werd hij Captain; zijn brieven aan zijn familie vanaf het slagveld in WO I zijn bewaard gebleven in de archieven van Princeton University Library: de Marshall Curtis Brown Collection.
De graven van hem en zijn ouders bevinden zich in Lisle, Broome County, NY

[1] Curtis Brown, ‘Belgian People Show Appreciation of America’s Aid’. The Sunday Star, Washington, D.C., January 23, 1916; geschreven in Londen op 13 januari 1916.

[2] San Francisco Chronicle, 23 januari 1916; Literary Digest, 12 februari 1916, ‘Tokens of Belgian Gratitude’

[3] Cercle d’Histoire, d’Archéologie et de Folklore d’Uccle et environs, ’14-18. Uccle et la Grande Guerre’. Ukkel, 2018, p. 54, 106, 144

[4] Delmarcel, Guy, Pride of Niagara. Best Winter Wheat. Amerikaanse Meelzakken als textiele getuigen van Wereldoorlog I. Brussel, Jubelpark: Bulletin van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, deel 84, 2013

[5] Edgar, William C., ‘The Millers’ Belgian Relief Movement 1914-15 conducted by The Northwestern Miller. Final Report of its director William C. Edgar, Editor of the Northwestern Miller, MCMXV’. Minneapolis, Minn. USA, 1915

Rassenfosse’s hiercheuse op meelzak in Hoover Institution

Een ‘hiercheuse’ van de Belgische kunstenaar Armand Rassenfosse bevindt zich in de Verenigde Staten in de Hoover Institution Library & Archives op Stanford University, Palo Alto, Ca.
Het unieke van de prent van Rassenfosse’s mijnwerkster is dat hij deze in 1915 heeft afgedrukt op een lege meelzak afkomstig van de westkust van de VS.

Vancouver Daily World, Vancouver, B.C., Canada, 26 januari 1915

De zak was, gevuld met meel, tezamen met duizenden andere zakken meel, in het voorjaar van 1915 uit Portland, Oregon, verscheept als voedselhulp naar België en kwam terecht in Luik.

Stoomschip Cranley wordt geladen. The Oregon Daily Journal, Portland, Oregon, 24 januari 1915

Eenmaal geleegd bij een bakker is de zak ter beschikking gesteld van Rassenfosse, die zich als kunstenaar bereid had verklaard er een kunstwerk op te maken.
Rassenfosse maakte deel uit van een groep Luikse kunstenaars die voor het goede doel 67 meelzakken beschilderden en bedrukten voor de grote liefdadigheidstentoonstelling, gehouden in Luik in juli 1915. De kranten stonden vol over de tentoonstelling en prezen Rassenfosse voor prenten van mijnwerksters op enkele meelzakken.
De Amerikaan Frederick H. Chatfield, gedelegeerde in Luik van de Commission for Relief in Belgium in 1916, heeft een ‘hiercheuse’ meelzak in eigendom gekregen en mee teruggenomen naar zijn woonplaats Cincinnati, Ohio. Omdat het CRB-archief van Chatfield gedeponeerd is in de Hoover Institution Archives (HIA) is de ‘hiercheuse’ van Rassenfosse daar terecht gekomen en recent, dankzij foto’s gemaakt door de HIA-staf, geopenbaard.

Armand Rassenfosse: ‘Hiercheuse’ (mijnwerkster)

Armand Rassenfosse, Hiercheuse (mijnwerkster). Prent op meelzak van westkust VS, recto. Coll. HIA Frederick H. Chatfield Papers; foto: HIA staff
Armand Rassenfosse, Hiercheuse (mijnwerkster). Prent op meelzak van westkust VS, verso. Coll. HIA Fred. H. Chatfield Papers; foto: HIA staff

Armand Rassenfosse drukte op een deel van een meelzak de prent van een jeugdige mijnwerkster af. Het doek is gespannen om een stuk karton. Hoogstwaarschijnlijk is het een lithografie, mogelijk geretoucheerd. De hoogte van het werk is 44 cm.
In zijn handschrift vermeldde Rassenfosse ‘Etude pour un tableau’ op het doek. Mogelijk is de hiercheuse in de collectie van de Hoover Institution een proef geweest en heeft Rassenfosse deze prent later als geschenk weggegeven aan de jonge CRB-gedelegeerde Chatfield.

‘Etude pour un tableau’ en signering van Armand Rassenfosse, meelzak ‘hiercheuse’. Coll. HIA Frederick H. Chatfield Papers; foto: HIA staff

De hiercheuse op de meelzak heeft een zittende houding en is gekleed in een blouse met opgerolde mouwen en lange rok; zij kijkt ons vorsend aan, terwijl ze met bijna kinderlijke handen naar haar enkels grijpt, alsof zij zedig haar rokken om haar enkels wil klemmen. Een grote bolle hoofddoek bedekt haar haren, schijnbaar elegant gehakte klompen sieren haar voeten. Zij is een aantrekkelijke verschijning.

Armand (de) Rassenfosse[1] (Luik 06.08.1862 – Luik 28.01.1934), autodidact, was tekenaar, graveur en schilder. Door zijn onuitputtelijke werkkracht werd hij een van de belangrijkste Waalse kunstenaars van de vorige eeuw.
Pol de Mont schrijft in 1902/1903: ‘Hij heeft zijn sporen verdiend als lithograaf en als akwafortist, en is er evengoed in geslaagd, degelik werk te voltooien met de droge als met de natte naald’;..…’aarzel ik toch niet te zeggen, dat geen van mijn landgenoten in dit vak uitmunt boven hem.’[2]

Armand Rassenfosse, Hiercheuse, olieverf op karton (35×26 cm). Verkocht via veiling, artnet.com; foto: online

Zijn achterkleindochter Nadine de Rassenfosse, kunsthistorica, schreef over Rassenfosse: ‘Hij was klassiek modernist; erfgenaam van het symbolisme en de art nouveau’:
‘Centraal thema in het oeuvre van Rassenfosse is de Vrouw. Zijn universum wordt helemaal ingenomen door vrouwelijke figuren, uit alle sociale lagen en in al hun dagelijkse activiteiten: arbeidsters, hiercheuses uit de Luikse mijnstreek, opgeklede vrouwen met hoeden of naakte meisjes van plezier, danseressen in actie of zogende moeders.’[3]

Armand Rassenfosse, Hiercheuse, kleuren lithografie, 1913. De hiercheuse vertoont -gespiegeld- grote gelijkenis met de prent op de meelzak. Verkocht via veiling auction.fr, september 2013; foto: online

Door talloze afbeeldingen te bekijken van mijnwerksters op websites met online veilingen is mij gebleken dat Rassenfosse eerder, in 1913, een ingekleurde lithografie geproduceerd heeft, die op enkele details na exacte gelijkenis toont met de ‘hiercheuse’ op de meelzak, zij het dat de afbeelding is gespiegeld. Ik vraag me af of Rassenfosse succesvol was met de eerdere litho en daarom de meelzak wenste te bedrukken met een voor het publiek herkenbaar werk, de ‘verheerlijking van een lokaal personage’.
De trieste gebeurtenissen van het overlijden van zijn 23-jarige zoon Jean ( Luik 14.02.1890 – Luik 23.06.1913) en het uitbreken van de oorlog in 1914 met de gevechten rondom Luik en de Duitse bezetting hadden een grote invloed op de kunstenaar.

Armand Rassenfosse, Hiercheuse; detail originele bedrukking van de meelzak. Coll. Fred. H. Chatfield Papers, HIA, foto HIA staff

De meelzak gebruikt door Rassenfosse voor zijn prent, is afkomstig van de Amerikaanse westkust, de verkoopkantoren van de maalderij waren in de steden Seattle en Tacoma in de staat Washington, Portland, Oregon en San Francisco, Californië [4]. De staten Washington en Oregon waren grote tarwe-producerende gebieden. Ze exporteerden graan naar Azië, en ook naar Europa, via de havenstad Portland in Oregon.
Voor de Commission for Relief in Belgium vertrokken tussen eind januari en eind maart 1915 meerdere schepen met voedselhulp vanuit de Amerikaanse westkust naar België. De meelzak zal aan boord zijn geweest van een van deze schepen.

Liefdadigheid

Affiche van de tentoonstelling van Amerikaanse meelzakken beschilderd door Luikse kunstenaars in de Academie voor Schone Kunsten van 4-11 juli 1915. Coll.: Luik, particuliere verzameling

Rassenfosse droeg bij aan liefdadigheid, lees het blog Luikse kunstenaars exposeren ‘sacs américains’ in de ‘Academie des Beaux Arts’.

Kranten noemden en complimenteerden zijn werk:
Werken die ons zijn opgevallen zijn de originele composities van Emile Bertrand; ‘De Andalusische’ van Marneffe; de ‘Kop van een mijnwerker’ van Baues; schetsen van François Maréchal en verschillende etsen en krijttekeningen van Rassenfosse. ‘(Le Messager de Bruxelles, 7 juli 1915)

François Maréchal ‘Hiercheuses’, Liège, 22 Juin 1915. Schets op meelzak. Moulckers Collection St. Edward’s University, Austin, Texas.

‘De meeste andere kunstenaars hebben lokale landschappen en personages verheerlijkt. Van A. Rassenfosse en F. Maréchal zijn er zeer geslaagde ‘Mijnwerksters’ …’ (Le Quotidien, 18 juli 1915)

Armand Rassenfosse, Hiercheuse, 1917; conté-potlood en waterverf op papier, 34×24 cm, verkocht in 2017; foto mutualart.com
Signatuur Rassenfosse en door hem handgeschreven tekst: ‘Pour la Soirée d’art et de charité donné chez Mme Emile Fraigneux le 29 Septembre 1917’

In 1917 maakte Rassenfosse een tekening van een hiercheuse waarop hij de tekst schreef: ‘Getekend programma. Voor de Kunst- en liefdadigheidsavond, gehouden bij Mme Emile Fraigneux op 29 september 1917′.

Het fenomeen ‘Mijnwerksters in de kunst’
Onbekend met het fenomeen ‘mijnwerksters in de kunst’ heb ik gepoogd me in te lezen in het onderwerp om te begrijpen welke symboliek de meelzak ‘hiercheuse’ van Rassenfosse in zich draagt. Wat bezielde de kunstenaar om een jonge vrouw met een loodzwaar en gevaarvol beroep te verheerlijken als was zij een nimf?
Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit opmerkelijke onderwerp vol paradoxen een aparte studie vergt.  In dit blog stip ik slechts aan wat mij bij mijn poging tot inlezen heeft verwonderd.

Armand Rassenfosse, ‘Young Seated Girl’, (herkenbaar door hoofddoek en klompen als hiercheuse), potlood en waterverf op papier, 35×26 cm; verkocht 2017, foto: mutualart.com

Hiercheuse

Gustave Marissiaux, ‘La Houillère’. Hiercheuses aan het werk. Foto Coll. Musée de la Vie wallonne

Het woord ‘hiercheuse’ is afgeleid van de term ‘hierchage’, het slepen van de steenkool, de voornaamste bezigheid van de vrouwelijke mijnwerkers: het duwen van de volle kolenwagens naar de schachten en het bovengronds selecteren van de kolen.

Leen Roels: De realiteit van de arbeid van de mijnwerkster

Dr. Leen Roels deed onderzoek naar vrouwenarbeid in de Luikse mijnen, 2014; foto: website DeMijnen.nl

De Belgische wetenschapper Leen Roels promoveerde in 2014 aan de Universiteit van Maastricht op haar onderzoek naar de arbeidsmarkt voor mijnwerkers in het Luikse kolenbekken vanaf het einde van de 19e eeuw tot 1974. In haar boek ‘Het tekort’ belicht zij in hoofdstuk 2 de vrouwenarbeid in de mijnen. [5]

Circa 2.500 vrouwen (ruim 6% van de personeelsbezetting) werkten aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog in de Luikse mijnen. Pas in 1892 werd vrouwenarbeid in de mijnen in België beperkt, later dan elders in Europa.

Kaart van het Luikse kolenbekken, zoals afgedrukt in het boek ‘Het tekort’ van Leen Roels, 2014
Armand Rassenfosse, Hiercheuse, 1906, lithografie op papier (36×25 cm). Verkocht op the-saleroom.com in 2016, foto: online

Citaat uit het boek van Roels:
‘Dat vrouwen tot aan het begin van de twintigste eeuw in België als mijnwerkster ondergronds werkten, en bovengronds nog veel langer, is een weinig onderzocht gegeven. Dit is verwonderlijk, gezien het feit dat de mijnwerkster voor vele kunstenaars een populair motief vormde. Een groep kunstenaars met socialistische sympathieën vond hierin een dankbaar onderwerp en bovendien werd deze kunst actief ondersteund door de groeiende Belgische Werkliedenpartij-Parti Ouvrier Belge (opgericht in 1885). Vanaf de jaren 1880 werd de ‘hiercheuse’ één van de meest geschilderde, gebeeldhouwde en later gefotografeerde arbeidsters in België.’

Leen Roels geeft met inzichtelijke tabellen informatie over de realiteit van de arbeid van de mijnwerksters.

Leen Roels, Het aantal vrouwelijke arbeidskrachten naar leeftijd in het Luikse bekken, tabel in ‘Het tekort’, 2014

Enkele conclusies van haar onderzoek:
– De functies van de vrouwen in de Luikse mijnen waren samen te brengen onder de noemer: laaggeschoold en aanvullend. Het is aannemelijk dat dit zijn oorsprong vond in de arbeidsverdeling in familieverband.
– Het algemene patroon was dat de hiercheuse gemiddeld op haar twaalfde jaar in het mijnbedrijf begon en dat ze dit zware werk volhield totdat ze in het huwelijk trad en haar eerste kind kreeg. In de 19e eeuw gebeurde dit gemiddeld tussen 26 en 29 jaar.

Leen Roels, Het gemiddeld netto-dagloon ondergronds in de Belgische steenkoolnijverheid, 1895-1900 (in BEF), tabel in ‘Het tekort’, 2014

– In het algemeen bedroeg het dagloon van een mijnwerkster nauwelijks de helft van dat van haar mannelijke collega. Roels kon geen verband ontdekken tussen verloning en een bepaalde functie, het leek haar toe dat de mijnwerksters net omwille van hun vrouwzijn zo laag betaald werden.
– Het lage loon vormde in België een belangrijke reden om de arbeid van vrouwen ondergronds pas laat te verbieden. De beperking van vrouwenarbeid in de Belgische mijnen kreeg zijn beslag met de wetgeving van 1889 die ondergrondse arbeid voor vrouwen onder 21 jaar vanaf 1892 verbood. Vrouwen bleven werkzaam in het mijnbedrijf tot in de jaren 1920, zij werkten in die laatste jaren veelal bovengronds.

Patricia Penn Hilden: De mijnwerkster in de kunst

Cécile Douard, Hiercheuse des mines, 1897; foto: omslag van het boek van Patricia Penn Hilden

De Amerikaanse wetenschapper Patricia Penn Hilden bestudeerde vrouwen, werk en politiek in België van 1830-1914 [6].
Zij ging nader in op de verschillende motieven van een aantal kunstenaars om de mijnwerksters af te beelden:
– Constantin Meunier schilderde, tekende en beeldhouwde vele tientallen mijnwerksters -jong en mooi- als representeerden zij voor hem een nationaal, Belgisch icoon.
– Cécile Douard tekende de mijnwerksters realistisch, in beweging, vuil; oude mijnwerksters toonde ze uitgeput, ze had compassie met de vrouwen in dit loodzware beroep.
– François Maréchal en Armand Rassenfosse daarentegen idealiseerden de mijnwerkster. Zij beeldden haar seksueel aantrekkelijk af; mijnwerksters waren jong, het werken in de mijnen gaf hen erotische aantrekkingskracht.

Armand Rassenfosse, Hiercheuse aux seins nues; potlood en pastel op papier, (32×23 cm). Voormalige collectie Graaf de Launoit, Luik; verkocht op pba-auctions.com in 2019 voor €1.563; foto: online

Het Brugse Prentenkabinet: Rassenfosse verheerlijkt de zinnelijkheid
Het Brugse Prentenkabinet bewaart een prent uit 1905 waarover het museumbulletin schrijft: ‘Rassenfosse beeldt de wagenduwster met ontbloot bovenlichaam uit in een moment van rust terwijl ze een uitdagende blik naar de toeschouwer werpt. In alle sereniteit observeert de kunstenaar het vrouwelijk lichaam waarvan hij de zinnelijkheid verheerlijkt. Het is een passie die hij zijn hele artistieke loopbaan zal blijven koesteren.’[7]

Fotografie: in opdracht van mijnbedrijven
Fotografen hebben talloze beelden van het werk in de mijnen vastgelegd. De kanttekening bij de foto’s moet zijn dat de foto’s veelal gemaakt zijn in opdracht van de mijnbedrijven om hun moderne bedrijfsvoering te tonen, de kracht van vooruitgang in beeld te laten spreken. Onderdeel van de moderniteit was dat ook vrouwen het werk konden doen, ze waren goedkope arbeidskrachten.

‘Esthetische paradox en sociale dubbelzinnigheden’

Gustave Marissiaux, Hiercheuses, 1904-1905. Foto uit artikel van Marc-Emmanuel Mélon in Art&Fact, no. 30, Luik 2011. Foto: Coll. Musée de la Vie wallonne

Marc-Emmanuel Mélon, hoogleraar aan de Universiteit van Luik, benoemde de ‘esthetische paradox en sociale dubbelzinnigheden’ in zijn artikel over het fotografie-project ‘La Houillère’ van de fotograaf Gustave Marissiaux (Marles, Pas-de-Calais, 1872 – Cagnes, Frankrijk, 1929).[8]
In opdracht van de gezamenlijke Luikse mijnbedrijven maakte Marissiaux een fotoreportage om de innovatieve industriële bedrijvigheid aan de wereld te tonen.

Gustave Marissiaux, ‘La Houillère’. Met blote handen kolen sorteren, vestiging Patience en Beaujonc, Glain, Luik. Foto Coll. Musée de la Vie wallonne

Marissiaux moest een realiteit weergeven in zekere objectiviteit. Maar hij zag zich geconfronteerd met de werkelijkheid van kinderen die 12 uur per dag met hun blote handen kolen moesten sorteren; met vrouwen die met schoppen karren volladen en zware wagens op rails moesten voortduwen; met mannen die de dood in de ogen keken door de stoflongen die ze kregen en het voortdurende gevaar van overstromingen in de mijnschachten. In die bedrijven was er al decennialang sociale onrust, daar waren de sociale verschillen het grootst en meest zichtbaar.

Gustave Marissiaux, ‘La Houillère’. Met blote handen kolen laden op wagons, vestiging Patience en Beaujonc, Glain, Luik. Foto Coll. Musée de la Vie wallonne

En toch voerde Marissiaux zijn opdracht uit: hij hield afstand tot de mijnwerkers, hij toonde hun werk, niet de mannen en vrouwen die het uitvoerden onder extreem zware omstandigheden.

Waar Marissiaux wordt vergeleken met de kunstenaar Constantin Meunier merkt Mélon op dat ‘de vergelijking volledig mank gaat omdat Marissiaux in tegenstelling tot Meunier minder geïnteresseerd is in de mens dan in de organisatie van het mijnbedrijf en hij heeft ook nooit de arbeider tot de moderne god Prometheus verheven, zoals Meunier wel deed’

De fotografie van Marissiaux was een daverend succes: ‘Het immense succes van de serie foto’s getuigt van de aantrekkingskracht die de mijnbouwwereld uitoefende op zowel de gegoede burgerij die een industrieel universum ontdekte dat ze niet kende, als op de arbeidersklasse die de beelden van een wereld die de hunne was, bijzonder wist te waarderen.

Foto van een ‘botteresse’, een jonge vrouw -ze heeft een breiwerk in haar handen- die te voet goederen vervoerde in een grote mand. Loodzware manden met kolen behoorden daar ook toe. 1914-Illustré, 20 maart 1915

Chatfield papers in HIA

Frederick Huntington Chatfield, gedelegeerde van de Commission for Relief in Belgium in Luik van januari tot augustus 1916

Frederick Huntington Chatfield (Cincinnati, 02.04.1890 – Cincinnati 16.11.1930) heeft het voorrecht gehad bezitter te zijn van de meelzak met prent van Rassenfosse.
Chatfield was 25 jaar toen hij medewerker van de CRB werd in de provincie Luik van januari tot augustus 1916. In het kader van zijn werkzaamheden zal hij in het bezit zijn gekomen van de ‘hiercheuse’ meelzak. Welke beweegredenen er zijn geweest om te kiezen voor het portret van de jonge mijnwerkster zal ons wel nooit bekend worden.
Chatfield is op jonge leeftijd overleden, hij bleef vrijgezel, had geen kinderen; hij was 40 jaar toen hij stierf. Zijn archiefstukken met betrekking tot de Commission for Relief in Belgium zijn uiteindelijk terecht gekomen in de Hoover Institution Archives.

Ik dank Evelyn McMillan voor het nemen van het initiatief de meelzak te laten fotograferen. Aan Hubert Bovens dank voor zijn opzoekwerk van biografische gegevens van de kunstenaar en zijn klankbordfunctie bij het samenstellen van dit blog.
Een ‘zak vol herinneringen’ is erdoor tevoorschijn gekomen.

Aanvulling 26 mei 2021: Zakkennieuws uit Luik!

Armand Rassenfosse, Hiercheuse (mijnwerkster), ‘Imprimé sur toile de sac américain’. Lithografie, 1915. Collectie en foto: Musée de la Vie wallonne

Nadine de Rassenfosse en Aurélie Lemaire, medewerksters van Musée de la Vie wallonne in Luik, hebben naar aanleiding van de informatie uit HIA en dit blog nader onderzoek uitgevoerd naar de meelzakken in hun collectie. Tot ieders verrassing is onder meer de bovengetoonde lithografie van Armand Rassenfosse op meelzak tevoorschijn gekomen! Bovendien zijn de 36 meelzakken in deze bijzondere collectie van Musée de la Vie wallonne nu volledig gedocumenteerd en online raadpleegbaar! ‘Focus: Avoir plus d’un tour dans son sac’.

 

Geboorteakte Armand (de) Rassenfosse, Luik, 6 augustus 1862 met aantekening naamswijziging 30 november 1926

[1] Bij zijn geboorte is Armand Rassenfosse ingeschreven als André Louis Armand Rassenfosse. Later is in de kantlijn van zijn geboorteakte vermeldt dat arrest is gewezen door het burgerlijk tribunaal van Luik op 30 november 1926 dat ‘Rassenfosse’ vervangen moet worden door ‘de Rassenfosse’. Hubert Bovens maakte mij hierop attent en stuurde een foto toe van de geboorteakte. Na rijp beraad en in overleg met Hubert Bovens, heb ik besloten in mijn blog de kunstenaar ‘Rassenfosse’ te noemen, omdat alle boeken en catalogi die over hem zijn verschenen de kunstenaar benoemen als ‘Rassenfosse’, zonder het tussenvoegsel ‘de’. Zelfs zijn achterkleindochter en kunsthistorica Nadine de Rassenfosse, die zelf wel het tussenvoegsel ‘de’ in haar naam voert, benoemt haar overgrootvader zonder ‘de’ als ‘Rassenfosse’.

[2] De Mont, Pol, Kunst & Leven. Jaargang 1. Ad. Hoste, Gent/P.J. van Melle, Antwerpen/H. Lamertin, Brussel/Valkhoff & Co, Amersfoort 1902-1903, p.49-60

[3] De Rassenfosse, Nadine, Gilissen, Pierre, Rassenfosse of de schoonheid van het boek. Brussel: Koning Boudewijnstichting, 2015

[4] Suggestie van Evelyn McMillan is, dat de meelzak afkomstig zou kunnen zijn van Balfour, Guthrie and Company, merknaam op hun meelzakken was ‘Crown Mills’.

[5] Roels, Leen, Het tekort. Studies over de arbeidsmarkt voor mijnwerkers in het Luikse kolenbekken vanaf het einde van de negentiende eeuw tot 1974. Stichting Maaslandse Monografieën. Hilversum: Verloren, 2014

[6] Hilden, Patricia Penn, Women, Work and Politics. Belgium 1830-1914. Oxford: Larendon Press, 1993

[7]De herleving van de etskunst in Luik’ in: Indrukwekkend. Nieuwe topstukken uit het Brugse Prentenkabinet. Museumbulletin 1, Musea Brugge jan-maart 2017

[8] Mélon, Marc-Emmanuel, Paradoxe esthétique et ambiguïtés sociales d’un documentaire photographique: La Houillère de Gustave Marissiaux (1904-1905). In: Art&Fact, no. 30, Luik 2011, p.146-156

Musée de la Vie wallonne in Luik bewaart de originele foto-serie van Gustave Marissiaux, raadpleegbaar via de website van de provincie Luik: ‘Objets, Documents audiovisuels, Marissiaux, Gustave, 440 enregistrements’. Marc-Emmanuel Mélon maakte in 1985 een documentaire over het werk van Marissiaux en zijn foto-serie van de mijnbedrijven.

Beschilderde meelzakken in de Hoover Institution

Recente fotografie heeft interessante versierde meelzakken in de Hoover Institution aan het licht gebracht! Wat blijkt: Hoover Institution Library & Archives bewaart vijf beschilderde meelzakken van de hand van de Belgische kunstenaars Paul Jean Martel, Roméo Dumoulin, de broers Henri en Alphonse Logelain en Armand Rassenfosse.

Stanford University, Main Quad met uitzicht op de Hoover Tower waar de Hoover Institution is gevestigd; foto: E. McMillan, 2019

Hoover Institution
Stanford University in Palo Alto, Californië, huisvest de Hoover Institution. Het echtpaar Leland en Jane Stanford stichtten de universiteit in 1891.
Herbert Clark Hoover (ºWest Branch, Iowa, 10-08-1874 +New York, NY, 20-10-1964) was een van de eerste studenten; hij kwam aan in 1891 en studeerde af als mijnbouw ingenieur in 1895.

Lou Henry studeerde geologie (afgestudeerd in 1898) op Stanford University; foto: HILA

Hij ontmoette er zijn partner, Lou Henry (ºWaterloo, Iowa, 29-03-1874 +New York, NY, 07-01-1944), die op Stanford in 1898 als eerste vrouwelijke studente afstudeerde in de geologie. Herbert en Lou Hoover zouden gedurende hun hele leven betrokken blijven bij Stanford University.

‘Founded by Herbert Hoover in 1919, the Hoover Institution Library & Archives are dedicated to documenting war, revolution, and peace in the twentieth and twenty-first centuries. With nearly one million volumes and more than six thousand archival collections from 171 countries, Hoover supports a vibrant community of scholars and a broad public interested in the meaning and role of history.
Between 1919 and 1964 Herbert Hoover routinely deposited his papers in the Hoover Institution Library & Archives.’

Herbert Hoover, 1895, jaar van afstuderen in geologie aan Stanford University; foto: HILA

(‘De Hoover Institution Library & Archives, opgericht door Herbert Hoover in 1919, legt zich toe op het documenteren van oorlog, revolutie en vrede in de twintigste en eenentwintigste eeuw. Met bijna een miljoen boeken en meer dan zesduizend archiefcollecties uit 171 landen biedt Hoover Institution ondersteuning aan een levendige gemeenschap van wetenschappers en een breed publiek dat geïnteresseerd is in de betekenis en rol van geschiedenis op dit gebied. Herbert Hoover maakte er tussen 1919 en 1964 een routine van om zijn documenten in de Hoover Institution Library & Archives te deponeren.’)

Archieven CRB en Herbert Hoover
De Hoover Institution Library and Archives (HILA) bewaart de archieven van de Commission for Relief in Belgium (CRB); persoonlijke archieven van CRB-medewerkers bevinden zich er ook. Herbert Hoover was directeur van de CRB, hij zorgde ervoor dat de archieven van alle vestigingen van de CRB in New York, Londen, Rotterdam en Brussel naar het Hoover Institution werden gestuurd.
Later is Herbert Hoover verkozen tot president van de VS, van 1929-1932. Alle documenten die zijn werk als Amerikaans president aangaan, zijn bewaard in de Herbert Hoover Presidential Library-Museum in West-Branch, Iowa (HHPLM).

Onderzoek in de HIA
Op zoek naar sporen van versierde meelzakken in de archieven van Hoover Institution heb ik online de vijf beschilderde meelzakken gevonden in het ‘Register of the Commission for Relief in Belgium Records, 1914-1930’ en wel in de persoonlijke archieven van drie CRB-medewerkers:
– Chatfield (Frederick H.) papers 1914-1919: 1 exemplaar
– Gay (George I.) papers 1915-1929: 3 exemplaren
– Kirby (Gustavus T.) papers 1914-1941: 1 exemplaar.

Toegang krijgen tot de archieven van HILA is gemakkelijk als je je ter plekke bevindt. Woon je, zoals ik, in Europa dan stuit je op problemen.
Bij de start van mijn onderzoek in 2018 had ik aan HILA via het online contactformulier informatie gevraagd over versierde meelzakken. Een van de archivarissen was zo vriendelijk mij enkele foto’s van geborduurde meelzakken in hun collectie toe te sturen. Ze nodigde me uit zelf verder onderzoek te komen doen in de archieven, dan wel een onderzoeksassistent in te huren om dit voor mij te doen.
Mijn conclusie was vanwege de grote afstand deze research voorlopig te moeten ‘parkeren’.


Toevoeging: Inmiddels ben ik in mei 2022 in de gelegenheid gesteld de complete HILA bloemzakkencollectie te onderzoeken. Het verslag staat in dit blog Hoover Institution Library and Archives-collectie versierde meelzakken.


Evelyn McMillan
In januari 2020 kwam het onderzoek toch in een stroomversnelling. Ik had het grote voorrecht in contact te komen met Evelyn McMillan, toenmalig bibliothecaris van de Tanner Philosophy Library van Stanford University.

Evelyn McMillan op de tentoonstelling ‘Warlace@kantieper’, College van Ieper, 2018; foto coll. E. McMillan

Evelyn McMillan is auteur van enkele instructieve artikelen over ‘war lace’, Belgisch oorlogskant gemaakt in WO I.[1] Zij is ook gepassioneerd verzamelaar van kennis over de versierde meelzakken. Dit alles vanuit persoonlijke interesse.
Evelyn is geboren en getogen in Palo Alto en ging al als jong meisje met haar ouders naar Stanford University om te kijken naar de versierde bloemzakken die daar tentoongesteld waren. Zij vertelde me over een aantal van ongeveer 160 zakken in de collectie van de HILA; tot enkele jaren geleden waren enkele tientallen fraaie exemplaren permanent tentoongesteld in de Hoover Tower op Stanford.[2] Door verbouwingswerkzaamheden zijn ze tegenwoordig allemaal in de archieven opgeborgen.
Evelyn verzamelde zelf een kleine collectie bloemzakken. Ze bezit uitgebreide documentatie over het werk van de CRB en de meelzakken. In de loop van de jaren heeft zij in samenwerking met de medewerkers van de archieven ook een waardevolle foto-verzameling weten aan te leggen van versierde meelzakken die bewaard zijn in de HILA. Op deze wijze zijn recent de vijf beschilderde meelzakken gefotografeerd.

Vijf beschilderde bloemzakken in HIA

1 Henri Logelain: ‘Maternité’

Henri Logelain, ‘Maternité’, (Moederschap), 1914-1915. Portret van zijn vrouw Adèle en dochter Suzanne. Beschilderde bloemzak ‘Belgian Relief Flour Kinsley, Kansas’. Recto. Coll. HIA George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HILA staff

Henri Logelain (ºElsene 11-02-1889 +Elsene 11-01-1968) beschilderde in juni 1915 een bloemzak met het portret van een moeder die haar kind de borst geeft. Hij portretteerde zijn vrouw Adèle en dochter Suzanne.
Logelain was 26 jaar en had een jong gezin. Hij huwde met Adèle Gustin (°Namen 18-09-1888) in Elsene op 3 juni 1911; zij kregen twee dochters: Suzanne (ºElsene 27-09-1913) en Gaby (ºElsene 14-10-1916).
In september 1915, nam Logelain in de Studio in Brussel met het onderwerp ‘Maternité’ (Moederschap) deel aan een ‘Salon d’Estampe’, een expositie van lithografieën, ten bate van collega-kunstenaars, die krijgsgevangenen waren in Duitsland.
Henri Logelain a exprimé avec sobriété la tendresse et le bonheur paisible d’une mère” (Henri Logelain drukte sereen de tederheid en het vredige geluk van een moeder uit). (L’Echo de la Presse, 27 september 1915).

Waarschijnlijk woonde Logelain in 1914 in bij zijn ouders in de Rue Goffart 8, Elsene. Zijn vader Félix Logelain werkte bij de Chocolaterie Antoine. Uit de Almanach de Bruxelles van 1920 blijkt dat het gezin toen woonde in de rue Philippe Baucq 107 te Etterbeek, met vermelding van Logelain als artiste-peintre.
Logelain creëerde een universele afbeelding van troost en dankbaarheid; een iconisch beeld op een zak die bloem had aangevoerd om vele broden te bakken voor hongerige mensen.
(NB. Ook Joseph Dierickx beeldde een zogende vrouw af.)

Het schilderij is ingelijst, maar de achterzijde niet afgedekt, zodat de origine van de meelzak bekend is: Belgian Relief Flour uit de plaats Kinsley in Kansas.

Henri Logelain, ‘Maternité’, 1914-1915. Versierde meelzak ‘Belgian Relief Flour Kinsley, Kansas’. Verso. Coll. HILA George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HILA staff

Op het etiket staat: ‘George I. Gay Collection. Painting of woman nursing baby. Artist Henri Logelain. 16” x 21”. (Schilderij van vrouw die kind zoogt. Kunstenaar Henri Logelain, br 40 x h 53 cm).

Henri Logelain volgde kunstonderwijs aan de Academie in Brussel. Hij was leraar Toegepaste Kunst en Decoratie aan de Academie van Leuven in 1925-1926; hij is docent geweest aan de School voor Kunsten en Ambachten in Vilvoorde (Piron 2016).

De inwoners van Kinsley schonken 251 barrels meel als voedselhulp voor België. Report Miller’s Relief Movement, Minneapolis, Minn., 1915

De inwoners van Kinsley gaven geld voor 251 barrels meel, gelijk aan ruim 1000 zakken van 49 Lbs (22 ton) meel. De voedselhulp kwam naar België met de hulpactie van de Miller’s Belgian Relief Movement van de krant Northwestern Miller onder leiding van William C. Edgar in Minneapolis.

 


TOEVOEGING JANUARI 2023
Bloemzak van Henri Logelain in Belgische collectie

Henri Logelain, ‘Bloemschikster’, 1915. Meelzak ‘Cascadia’, Portland Flouring Mills, Portland, Oregon (recto). Belg. part. coll.

Een tweede bloemzak beschilderd door Henri Logelain bevindt zich in een Belgische particuliere collectie. Logelain schilderde het vooraanzicht van een vrouw in wit gebloemde japon, zij schikt rode bloemen in een vaas; op tafel een blauw papier of doek. Het lijkt wel alsof Logelain de rood wit blauwe kleuren van de Amerikaanse vlag heeft willen eren. Het werk is uitgevoerd in olieverf, h. 75, br. 45 cm. De verzamelaar kocht het op een veiling in 2009 op spieraam, zonder omlijsting, onder de titel ‘La Marchande de Fleurs’. Aan dit werk herken je Logelain als Belgische fauvist.

De bloemzak komt van origine uit Portland, Oregon, het merk ‘Cascadia’ van de Portland Flouring Mills.

Henri Logelain, ‘Bloemschikster’, 1915. Meelzak ‘Cascadia’, Portland Flouring Mills, Portland, Oregon (verso). Belg. part. coll.

De schilders van het Zoniënwoud, Auderghem 1915
Ik schreef eerder over schilderwerken op bloemzak door de schilders van het Zoniënwoud in Auderghem. Logelain nam deel aan dit kunstenaarsinitiatief, in april 1915 aangekondigd door de burgemeester van Oudergem. Ik stel me voor dat hij zijn dagelijkse leven gebruikte als onderwerp voor schilderen op de bloemzakken. Is de bloemenschikster ook zijn vrouw Adèle?
Zijn werken zijn tentoongesteld geweest in het Roodklooster, Auderghem en in Galerie Giroux, Brussel in juli/aug 1915. Het werk ‘De bloemschikster’ is waarschijnlijk verkocht in de Cercle Artistique in april/mei 1919, tijdens de uitverkoop van beschilderde bloemzakken.
De bloemzak van origine Portland is dezelfde als Philibert Cockx gebruikte voor zijn ‘Oogstende boer’, 1915.


2 Alphonse Logelain: ‘Bloemen’

Alphonse Logelain, ‘Fleurs’ (Bloemen), 1915; beschilderde meelzak, recto. Coll. HILA, Gustavus T. Kirby Papers; foto: HILA staff
Alphonse Logelain, ‘Vaas met bloemen’, 1915; versierde meelzak, verso. Coll. HILA, Gustavus T. Kirby Papers; foto: HILA staff

Alphonse Logelain schilderde in juni 1915 een vaas bloemen op een meelzak van de American Commission.

Pierre en Alphonse Logelain, Album met werkbeschrijvingen, Ecole Supérieure de Peinture Logelain, Brussel, 1912

Alphonse Logelain (ºElsene 26-04-1881 +Elsene 05-01-1963) was de oudere halfbroer van Henri Logelain. Hij kreeg zijn opleiding aan de Academie te Elsene en realiseerde landschappen, stadsgezichten, interieurs, portretten en bloemen (Piron 2016).

Alphonse Logelain heeft een school voor schilderkunst geleid: l’Institut Supérieur de Peinture de Bruxelles. Omdat hij geen opvolger had, nam hij in zijn 70ste levensjaar het initiatief zijn instituut te laten fuseren met zijn belangrijkste concurrent, de school van Clément Van Der Kelen; dat was in 1951. Het Institut Supérieur de Peinture Van Der Kelen-Logelain is tot op de dag van vandaag een Belgische school met internationale reputatie voor decoratief schilderen: het onderwijst de kunst van faux-bois, faux-marbre en trompe l’oeil.

3 Paul Jean Martel: ‘My dear wife’

Paul Jean Martel, ‘My dear wife’ (Mijn lieve vrouw), 1915; beschilderde meelzak. Coll. HILA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HILA staff

De beschilderde meelzak van Paul Jean Martel toont een sfeervol portret van een zittende vrouw in blauwe japon, zij buigt haar hoofd over een witgekleurd handwerk.
Het schilderij is ingelijst, de achterzijde afgedekt, waardoor we moeten raden naar de origine van de meelzak. Het etiket vermeldt: ‘George I. Gay Collection. Oil painting of woman sewing. 17” x 23” (schilderij in olieverf van vrouw die naait, br. 43 x h 58 cm).

Detail Paul Jean Martel, ‘My dear wife’, 1915; versierde meelzak. Coll. HIA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HILA staff

Paul Jean Martel (ºLaken, België, 04-08-1879 +Philadelphia, Penn. VS, 26-09-1944) werd als jongste van een tweeling geboren in België en emigreerde met zijn ouders in 1889 naar de VS. Hij keerde terug om een kunstopleiding te volgen aan de Koninklijke Kunstacademie in Brussel. Vervolgens studeerde en werkte hij weer in de VS, maar keerde na zijn huwelijk in 1911 terug naar Europa. Na het uitbreken van de Groote Oorlog vestigde Martel zich in Auderghem en nam er deel aan tentoonstellingen van de Cercle Artistique, zo ook aan die van de beschilderde bloemzakken, blijkens het volgende krantenbericht:
…we trokken naar het Gemeentehuis, een klein, onaanzienlijk gebouwtje, waar in eene der zalen de tentoonstelling ingericht wordt van … Amerikaansche zakken. Prachtig zijn twee tafereelen, door M. P. Martel op het ruwe lijnwaad geborsteld; bijzonder zijne ‘Glimlachende vrouw’ is buitengewoon kleurrijk. (Geïllustreerde Zondagsgazet, 25 juli 1915)


TOEVOEGING ZOMER 2022: BLOEMZAK VAN MARTEL IN BROOKLYN

The Brooklyn Citizen, 23 juni 1924
Maclovia en Carmen Martel met zelfportret van Paul Jean Martel, 2015. Foto: Bondo Wyszpolski, website: easyreadernews.com

De Belgische ambassadeur in de VS, Baron De Cartier de Marchienne, bood een andere door Martel beschilderde bloemzak als geschenk aan, aan de Girl Scouts in Brooklyn, New York. De feestelijke happening vond plaats onder auspiciën van The Friends of Belgium op 22 juni 1924.*)

Het schilderij was in 1931 nog in het kantoor te zien, lees ik in een krantenartikel. Ik heb de organisatie aangeschreven en gevraagd waar het schilderij nu is, maar nog geen reactie ontvangen.

EINDE TOEVOEGING


Na de oorlog verhuisde Martel definitief naar de VS, hij schilderde er portretten van vooraanstaande families en werd docent. Zijn actuele website biedt uitgebreide informatie over zijn werk als post-impressionistisch schilder; contactpersoon is zijn kleindochter, de singer/songwriter Maclovia Martel.
Citaat uit de online biografie: “Viewing this is an emotional experience, once again as in Martel’s other works, one ‘feels’ that emotion through the tremendous vigor of his closely set brush strokes.  Truly a ‘tour de force’ all the more remarkable as his materials were a flour sack, with the stamp of an American charity on the reverse, for a canvas, and house paint for oils!” (‘Hiernaar kijken is een emotionele ervaring, omdat je net zoals in Martel’s andere werken, de emotie voelt die door de enorme kracht van zijn dicht bij elkaar geplaatste penseelstreken wordt opgeroepen. Echt een ‘tour de force’, die des te opmerkelijker is, omdat zijn schildersdoek een meelzak was, aan de achterkant voorzien van de stempel van een Amerikaanse liefdadigheidsinstelling en zijn ‘olieverf’ een gewone huis-tuin-en keukenverf!’)[3]

4 Roméo Dumoulin: ‘Quel délice’ (Verrukkelijk)

Roméo Dumoulin, ‘Quel délice’ (Verrukkelijk), 1915; versierde meelzak recto. Coll. HIA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HILA staff

Dumoulin schilderde in 1915 het portret van een vrolijke knaap die met zijn rechterhand een grote boterham naar zijn mond brengt. HILA vermeldt de titel ‘Painting of boy eating half of a long roll by Romeo’ (‘schilderij door Roméo van een jongen die de helft van een stokbrood eet’). Het schilderij is ingelijst, de afmeting van het portret schat ik in op br. 30 x h 20 cm.

Roméo Dumoulin, ‘Quel délice’ (Verrukkelijk), 1915; versierde meelzak, verso. Coll. HIA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HILA staff

De achterzijde van het HILA-schilderij is open, waardoor de origine van de meelzak zichtbaar is. De zak kwam uit Buffalo, New York: ‘War Relief Donation Flour from Madame Vandervelde Fund’ staat herkenbaar gedrukt op het doek. In een serie van drie eerdere blogs over Madame Lalla Vandervelde schreef ik over haar omvangrijke lezingentour in Noord-Amerika.

Detail Roméo Dumoulin, ‘Knaap met boterham’, 1915; versierde meelzak. Coll. HIA, George I. Gay Papers, coll. nr. XX069; foto: HIA staff

Roméo Dumoulin (ºDoornik, 18-03-1883 +Brussel-Woluwe, 20-07-1944) was een bekend schilder, tekenaar, aquarellist, graficus en illustrator. Hij was autodidact, woonde vanaf 1909 in Stockel bij Brussel en ‘vond de inspiratie voor zijn vaak schalkse genretafereeltjes en figuren zowel in de stad als het platteland. …hij mag gerust tronen naast andere humoristische meesters als Léandre, Daumier, Poulbot en Abel Faivre’. (Piron 2016).

Roméo Dumoulin, ‘Kind met boterham’, detail van ‘Eau forte, les commères’; foto 2dehands.be

Op internet vond ik prenten van hem uit de oorlogsjaren, op een ervan tekende hij ook een boterham etend kind.

Een humoristisch schilderij is het tafereel van wat lijkt op een kanon, voortgetrokken in de sneeuw, wellicht de illusie van de ‘soixante-quinze’, een ‘canon de 75 modèle 1897’, pronkstuk van de Franse artillerie.

In werkelijkheid trekt een paard een kar met grote wielen voort, waarop een lange boomstam, bereden door de voerman en twee kinderen. Dumoulin schilderde het doek in 1917 en gaf het de titel ‘Halte!’

Roméo Dumoulin, ‘Halte!’, 1917, olieverf op doek (66×178 cm); foto: artnet.com

5 Armand Rassenfosse: Mijnwerkster
Armand Rassenfosse drukte op een meelzak de prent van een jeugdige mijnwerkster af. Deze bespreek ik in het blog: Rassenfosse’s hiercheuse op meelzak in Hoover Institution.

Het HIA-archief van CRB-medewerkers

George I. Gay, CRB-medewerker. Foto: website commissionforreliefinbelgium.com, auteur Jeffrey Miller

– Drie beschilderde meelzakken, die van H. Logelain, Martel en Dumoulin, zijn het bezit geweest van George Inness Gay (ºMount Vernon, NY, 1886 +Palo Alto, Ca., 23-10-1964). Gay was CRB-medewerker vanaf juli 1916. Van zijn hand, samen met H.H. Fisher, zijn de twee standaardwerken over het werk van de CRB ‘Public Relations of the Commission of Relief in Belgium. Documents. Volume I and II. Stanford University, 1929’.

– De beschilderde meelzak van A. Logelain, de vaas met bloemen, was het bezit van Gustavus T. Kirby. Kirby werkte mee in de Belgian American Educational Foundation (BAEF) die voortkwam uit de CRB ná de beëindiging van de activiteiten. Kirby was atleet geweest en had een leidende rol bij de Olympische Spelen van 1920, gehouden in Antwerpen. Hoe Kirby in bezit kwam van de beschilderde meelzak is niet bekend.

– Het archief van Frederick H. Chatfield bevat de meelzak met de prent van Rassenfosse, zie volgend blog.

Identificatie Belgische kunstenaars
Dankzij het verzoek van Evelyn McMillan heeft de HIA-staf foto’s gemaakt van de vijf beschilderde meelzakken. Daarna moesten de Belgische kunstenaars geïdentificeerd worden. Hubert Bovens, Wilsele, gespecialiseerd in opzoekingen van biografische gegevens van kunstenaars, leverde in korte tijd de gegevens aan.

Ik ben allen die hebben bijgedragen aan dit onderzoek zeer erkentelijk. Deze co-productie maakte het mogelijk, ondanks de grote afstand, studie te doen naar de interessante collectie beschilderde meelzakken in de Hoover Institution Library & Archives.

 

[1] Evelyn McMillan:
-War, Lace, and Survival In Belgium During World War I. PieceWork, Spring 2020
-Gratitude in Lace: World War I, Famine Relief and Belgian Lacemakers. PieceWork May/June 2017, 10

[2] Danielson, Elena S., Hoover Tower at Stanford University. Charleston, South Carolina: Arcadia Publishing, 2018

[3] www.pauljeanmartel.com, geraadpleegd januari 2021.
Lees ook het online-artikel A Second Chance’ van Bondo Wyszpolski, 22 januari 2015

*) Bron: Report of the Executive Committee of the Friends of Belgium (non-dated). BAEF-Records, Box 298 Folder Friends of Belgium 1923-1945, Herbert Hoover Presidential Library-Museum

Thanksgiving Ship ORN sailed from Philadelphia

On Thanksgiving Day 2020, as a thank you to all who inspire, encourage and inform me in my research on the decorated flour sacks, I share the story of the Thanksgiving Ship ORN that sailed from the Philadelphia harbor 106 years ago on November 25, 1914, loaded with sacks of flour on the way to Belgium, as it was waved goodbye by thousands of people, including a special guest: Madame Lalla Vandervelde.

Collecting relief supplies
Immediately after the outbreak of the “European” war in August 1914, spontaneous campaigns arose among the people of Canada and the United States to raise money and goods to help victims of the violence.

Loading the Thelma in the Philadelphia harbor, children also participated in the relief efforts. The Philadelphia Inquirer, November 10, 1914

The relief efforts for the Belgian refugees and the population in occupied Belgium were led by Belgians, living in Canada and the US: the Belgian Consul Pierre Mali, the Consul Generals, businesspeople, prominent private individuals and emigrants, supported in a special way by Madame Lalla Vandervelde, the wife of a Belgian Minister of State, who traveled across the US to draw attention to the Belgian cause and to call for American aid.
Their call was heard by local newspapers and magazines, who with great zeal made urgent appeals to their readers to help out by depositing money in funds specially created for the purpose.

The Thelma’s cargohold full of flour sacks in Philadelphia harbor, The Philadelphia Inquirer, November 11, 1914

The transport of the relief supplies from America to Europe across the Atlantic Ocean had to be done by ship, but that caused a financial headache. This was not the case in Canada, where the government paid for the transportation. But in the US, who would pay for the transportation?

Department store magnate and philanthropist John Wanamaker, Philadelphia. Photo: internet

In the city of Philadelphia, Pennsylvania, the immediate response came from department store magnate and philanthropist John Wanamaker (Philadelphia, July 11, 1838 – December 12, 1922). He took initiative and chartered two ships himself to bring relief supplies to Belgium.

Thelma
The first ship chartered by Wanamaker was the steamer Thelma. Loading the ship attracted a lot of interest, the “Philadelphia Inquirer” published about it daily. *)

 

Left the loading of the Thelma in the harbor of Philadelphia, center Captain Hendrickson, right Petrus Verhoeven and his family, Belgian refugees in London. Evening Ledger, November 11, 1914

On Thursday, November 12, 1914, the ship departed after a brief official ceremony at which Mayor Blankenburg of Philadelphia spoke:
My fellow-citizens, twenty-two years ago Philadelphia sent a relief ship-the Indiana-to give aid to the suffering Russian peasants, far away from their own homes. Today Philadelphia is sending another relief ship, the Thelma, this time to the suffering people, the unfortunate people of Belgium. It shows the greatness of the heart of the Philadelphia people. It shows the power of the press, for had it not been for the Philadelphia newspapers I do not believe that this ship would today be ready to sail. The newspapers of Philadelphia did everything in fact to make it possible to send this ship.”
The Girard College Band was on the pier playing the “Star Spangled Banner”.

Food Ship Thelma Off For Belgium, Philadelphia Inquirer, November 13, 1914

The mayor asked the crowds of hundreds of men, women and children to pay tribute to Captain Wolff Hendrickson and his crew with a three-yard “Hooray”. Mr. Francis B. Reeves, Treasurer of the American Red Cross, on behalf of the Red Cross, officially received the relief supplies on the Thelma and Bishop Garland of Philadelphia blessed the ship.

Decorated flour sack Rosabel, embroidered in Roulers / Roeselare, 12 Lbs. Coll. HIA. Photo: E. McMillan

Then Mr. Wanamaker handed a letter to Captain Hendrickson, addressed to Dr. Henry Van Dyke, Minister of the United States in The Hague, Holland: “The steamship Thelma is to carry this to you today … the gifts of the people of Philadelphia and vicinity… The usual papers of the ship will manifest the cargo as of the value of $ 104.000 and it consists wholly of flour, corn meal, beans, canned goods, potatoes in sacks, etc. …  articles of food, because of the statement made by the Honorable Brand Whitlock, Minister at Brussels, a few days ago, regarding the destitution among the women and children and old and sick people in Belgium. …

 

Flour sack ‘A-Flour’, Millbourne Mills. Coll. RAHM, no. 2657, photo: Author

This great old city, that you know so well, the first of the American cities and the first seat of the government of the United States, without neglecting its duties of the poor and suffering in Philadelphia, has risen as it with one heart, to show sympathy and affection, just as the City of Brotherly Love always does, to the world’s sufferers. I may add for your own pleasure that almost enough additional contributions are flowing in to load another ship.”

Advertisement in the Philadelphia Inquirer, November 11, 1914

The Thelma crossed the ocean in three weeks and moored safely on December 3, 1914 with her precious cargo in the Maashaven of Rotterdam. Transhipment started immediately, barges brought the foodstuffs to the intended places via the inland waterways of Holland and Belgium.

Le XXe siècle, December 17, 1914

“Le XXe siècle” reported in mid-December 1914 about the foodstuffs supplied by the Thelma:
“The steamship “Thelma” has arrived in Rotterdam with 1,740 tons of supplies, destined for the Belgians who stayed in Belgium. The load consists of 94,600 sacks and 100 barrels of flour, 1,600 bags of corn flour, 2,000 bags of beans, 1,600 sacks of rice, 1,200 bags of salt, 500 boxes of corn, 5,000 boxes of potatoes, 1,200 bags of barley, 2,500 bags of peas, 600 boxes of condensed milk, 600 boxes preserved peaches, 1,000 boxes of soda salt, 1,200 boxes of plums, 1,000 bags of sugar and 1,250 bags of oatmeal.”[1]

Meanwhile, the second ship chartered by Wanamaker did indeed cross the ocean with the next cargo of relief supplies: the ORN had departed as the Thanksgiving Ship.

Philadelphia Inquirer, November 26, 1914

‘Thanksgiving’ Ship ORN

Philadelphia Inquirer, November 26, 1914

The day before Thanksgiving Day, November 25th, 1914, the steamer ORN left the port of Philadelphia on its way to Rotterdam, as thousands of spectators waved goodbye. The cargo value was $ 173,430, consisting mostly of sacks of flour plus other food items.
The official ceremony to wish the ORN God Speed was attended by many dignitaries. The musical accompaniment was again in hands of The Girard College Band.

 

Lalla Vandervelde. Photo: Mathilde Weil, Philadelphia, 1914. Coll. Library of Congress,

Present were Mayor Blankenberg and his Cabinet with the responsible officials; Mr. Wanamaker and company; M. Paul Hagemans, the Belgian Consul General. Special guest was Madame Lalla Vandervelde.
Also present were the committee of publishers and editors of Philadelphia newspapers, the representatives of the Belgian Government, official and unofficial, the ministers who sanctified the undertaking, and the crew of the ship itself.
The clergymen blessing the Thanksgiving Ship were of three different denominations: Dr. Russell H. Conwell of the Baptist Temple; Very Rev. Henry T. Drumgoole, rector of St. Charles’ Seminary, Overbrook; Rev. Joseph Krauskopf, of Temple Keneseth Israel.
The company of dignitaries first had their picture taken upon arrival on the ship. Madame Vandervelde took an active part in photography: she insisted upon being photographed with a hand camera of her own, placing herself between Mr. Wanamaker and Mayor Blankenburg.

“Thanksgiving Ship Orn Sails”, Philadelphia Inquirer, November 26, 1914

Thanksgiving Day
Mayor Blankenburg presided at the exercises: “I do not believe that Philadelphia could celebrate a greater or better Thanksgiving than by sending this steamer to Belgium, laden to the very limit with all kinds of provisions for its starving people.”

Flour sack ‘Southern Star’, Millbourne Mills. Coll. WHI, Photo: Author

Dr. Krauskopf spoke in part as follows: “… We are assembled on this eve of our National Thanksgiving Day with our hearts both joyful and sorrowful. We are joyful because we are able to share our bounty with those who are in need of it on the other side of the sea, and we are sorrowful because the need has arisen for them, not because of any Divine dispensation, but because of the sinfulness or the error of man.”

Decorated flour sack Rosabel, 1916, 12 Lbs, embroidered, wooden tray with glass. Photo and coll. Sara Leroy, coll. Bebop

Dr. Conwell formally presented the vessel and her cargo to the Red Cross Society. He said in part: “… it is beautiful that we have an opportunity to send out to the suffering Belgians a division of what we have, and if I understand, the spirit of America aright, we would, if we understand their needs, be willing to divide to the last loaf of bread with the Belgians who so bravely defended their homes and showed to the world a most magnificent example of their bravery and patriotism that has ever been known to the history of man.”

Mr. Paul Hagemans accepted the shipment of relief supplies on behalf of Belgium: “For the second time within two weeks, Philadelphia and her charitable people are sending to the Belgian sufferers a shipload of merchandise. In doing so Philadelphia and her people are setting a magnificent example of human solidarity to thousands of my people who will be saved from famine, for we note by the recent reports that conditions are appalling now…. You cannot imagine, therefore, what a ship like this, with its cargo, means to my countrymen…. I thank you, gentlemen of the press, for your efforts on our behalf; and I thank you citizens of Philadelphia for your generous response to our appeal. God speed the Thanksgiving ship.” [2]

In the middle from left to right John Wanamaker, Lalla Vandervelde with the Belgian and American flags, Mayor Blankenburg on board the ORN. Philadelphia Inquirer, November 26, 1914.**)

Madame Vandervelde
Mme. Vandervelde herself brought two small flags, one Belgian and one American, which she carried in her hand. Handing the Belgian red, yellow, black to Mr. Wanamaker, Mme. Vandervelde said:

Flour sack Rosabel, embroidered. Coll. Frankie van Rossem, photo: Author

I want to present this flag of Belgium to Mr. Wanamaker in thanks for his most beautiful gift to Belgium. I want to present to him first this Belgian flag. It is a symbol of the heroism and the courage of a small country fighting against most awful odds. It is a symbol also of the distress of millions of her people”.
Turning again to Mr. Wanamaker Mme. Vandervelde concluded: “I want to present you with this American flag, which is always the symbol of what we love in the life of freedom, and liberty and independence. This flag is also at the present moment a symbol of the generosity and the goodwill of thousands of men, women and children, and I have the greatest pleasure in thanking Mr. Wanamaker for all he has done and in presenting him with these two flags.”

As Mr. Wanamaker, taking the two flags, held them high in the air, the band leader made a signal to his men, and the full brasses sounded the opening strains of the American National Anthem. When this had been sung by the thousands of spectators, present on the quay, Father Drumgoole pronounced the benediction.
The guests left the ORN and the vessel pulled out from the dock.

Flour sack ‘Jack Rabbit’. Coll. WHI, photo: Author

John Wanamaker left the ship as soon as he had cast off her headline – an operation which he insisted on performing himself; he had gone back to his offices in his private automobile. On learning there that the ship had been delayed- her papers at the Custom House not being quite ready – he returned in a delivery automobile from the Wanamaker stores for a last look at the vessel whose departure he had made possible.

On December 18th, 1914, the ORN arrived safely with its valuable cargo in the Maashaven in Rotterdam. The relief supplies were directly transferred to inland vessels and further distributed in Belgium.

Flour sack “Hed-Ov-All”, Buffalo Flour Milling Co.; 1914-1915, Anderlecht, embroidered by Hélène Coumans, age 16, Auderghem; through the intervention of Mme Buelens. Coll. HIA, photo: coll. Author

Decorated flour sacks from Pennsylvania 

Flour sack Rosabel, cushion cover, embroidered, “La Belgique Reconnaissante”, ribbon, diam. 25 cm. Coll. HIA, photo: coll. Author

Flour sacks transported on the THELMA and ORN would have come from mills in the state of Pennsylvania. My research shows that several dozen of these unprocessed and decorated flour sacks have been preserved in Belgium and the US. It is remarkable that all bags have a small size, the stated content measure is 12¼ LBS (5.5 kg flour) to 24½ LBS (11 kg flour). The usual size of flour sacks was 49 or 98 LBS.

 

There are flour sacks of:

Flour Sack ‘Hed-Ov-All’, Buffalo Flour Milling Co. Coll. RAHM, no. 2658, photo: Author

– Buffalo Flour Milling Co in Lewisburg, brand name Hed-Ov-All in the collections of the Herbert Hoover Presidential Library-Museum, Western Branch, Iowa (HHPLM); Hoover Institution Archives, Stanford University, California (HIA); War Heritage Institute, Brussels (WHI); Royal Art & History Museum, Brussels (RAHM);
– An unknown mill delivered a sack with brand name Jack Rabbit, shown in the WHI;
Millbourne Mills in Philadelphia, brand names Rosabel, A-flour, Southern Star in the collections of HHPLM, HIA, WHI, RAHM and several Belgian private collections;
– Miner-Hillard Milling Co. in Wilkes-Barre, brand name M-H 1795 in the collections of WHI and the MoMu Antwerp.

Meelzak ‘M-H 1795’, Miner-Hillard Milling Co., verso. Coll. WHI, foto: auteur
Meelzak ‘M-H 1795’, Miner-Hillard Milling Co., recto. Coll. WHI, foto: auteur
Flour sack “M-H 1795”, Miner-Hillard Milling Co. Apron, embroidered. Coll. MoMu, photo: Europeana

Knowing that these decorated flour sacks left Philadelphia around Thanksgiving Day 1914 adds extra color to my day!

Flour Sack ‘Hed-Ov-All’, Buffalo Flour Milling Co. in a display case in the exhibit hall. Coll. HHPLM, foto: E.McMillan

Special thanks to Marcus Eckhardt, curator of the Herbert Hoover Presidential Library-Museum, who made me aware of Thanksgiving Day, the national holiday in the US, celebrated on the fourth Thursday in November, this year on November 26th. He called it a time to reflect on the past year and all one is thankful for; our long-distance friendship is one of them. We both look forward to meeting in person, when the circumstances allow. 

 

Flour sack ‘Hed-Ov-All’, Buffalo Flour Milling Co., embroidery, lace. Coll. HHPLM, nr. 62.4.363. Photo: E.McMillan

*) Philadelphia Inquirer, editions November 10,11,12,13,17, 21, 24, 26, 1914

[1] Le XXe siecle: journal d’union et d’action catholique, December 17, 1914

[2] Hagemans, Paul, unpublished biography, Philadelphia, Penn, undated. Mentioned in Carole Austin’s bibliography, From Aid to Art, San Francisco Folk Art Museum, 1987


**) Addition 8 March 2023:
In Martine Vermandere’s book “Madame Lalla Vandervelde. A very exceptional woman”, she refers to this blog on page 54. Martine Vermandere is a historian and public relations coordinator at Amsab-ISG, Ghent, Belgium.
Vermandere, Martine, Madame Lalla Vandervelde. A very exceptional woman. Ghent, Amsab-ISG, 2023, p. 54

Translate »