Een ‘hiercheuse’ van de Belgische kunstenaar Armand Rassenfosse bevindt zich in de Verenigde Staten in de Hoover Institution Library & Archives op Stanford University, Palo Alto, Ca.
Het unieke van de prent van Rassenfosse’s mijnwerkster is dat hij deze in 1915 heeft afgedrukt op een lege meelzak afkomstig van de westkust van de VS.

De zak was, gevuld met meel, tezamen met duizenden andere zakken meel, in het voorjaar van 1915 uit Portland, Oregon, verscheept als voedselhulp naar België en kwam terecht in Luik.

Eenmaal geleegd bij een bakker is de zak ter beschikking gesteld van Rassenfosse, die zich als kunstenaar bereid had verklaard er een kunstwerk op te maken.
Rassenfosse maakte deel uit van een groep Luikse kunstenaars die voor het goede doel 67 meelzakken beschilderden en bedrukten voor de grote liefdadigheidstentoonstelling, gehouden in Luik in juli 1915. De kranten stonden vol over de tentoonstelling en prezen Rassenfosse voor prenten van mijnwerksters op enkele meelzakken.
De Amerikaan Frederick H. Chatfield, gedelegeerde in Luik van de Commission for Relief in Belgium in 1916, heeft een ‘hiercheuse’ meelzak in eigendom gekregen en mee teruggenomen naar zijn woonplaats Cincinnati, Ohio. Omdat het CRB-archief van Chatfield gedeponeerd is in de Hoover Institution Archives (HIA) is de ‘hiercheuse’ van Rassenfosse daar terecht gekomen en recent, dankzij foto’s gemaakt door de HIA-staf, geopenbaard.
Armand Rassenfosse: ‘Hiercheuse’ (mijnwerkster)


Armand Rassenfosse drukte op een deel van een meelzak de prent van een jeugdige mijnwerkster af. Het doek is gespannen om een stuk karton. Hoogstwaarschijnlijk is het een lithografie, mogelijk geretoucheerd. De hoogte van het werk is 44 cm.
In zijn handschrift vermeldde Rassenfosse ‘Etude pour un tableau’ op het doek. Mogelijk is de hiercheuse in de collectie van de Hoover Institution een proef geweest en heeft Rassenfosse deze prent later als geschenk weggegeven aan de jonge CRB-gedelegeerde Chatfield.

De hiercheuse op de meelzak heeft een zittende houding en is gekleed in een blouse met opgerolde mouwen en lange rok; zij kijkt ons vorsend aan, terwijl ze met bijna kinderlijke handen naar haar enkels grijpt, alsof zij zedig haar rokken om haar enkels wil klemmen. Een grote bolle hoofddoek bedekt haar haren, schijnbaar elegant gehakte klompen sieren haar voeten. Zij is een aantrekkelijke verschijning.
Armand (de) Rassenfosse[1] (Luik 06.08.1862 – Luik 28.01.1934), autodidact, was tekenaar, graveur en schilder. Door zijn onuitputtelijke werkkracht werd hij een van de belangrijkste Waalse kunstenaars van de vorige eeuw.
Pol de Mont schrijft in 1902/1903: ‘Hij heeft zijn sporen verdiend als lithograaf en als akwafortist, en is er evengoed in geslaagd, degelik werk te voltooien met de droge als met de natte naald’;..…’aarzel ik toch niet te zeggen, dat geen van mijn landgenoten in dit vak uitmunt boven hem.’[2]

Zijn achterkleindochter Nadine de Rassenfosse, kunsthistorica, schreef over Rassenfosse: ‘Hij was klassiek modernist; erfgenaam van het symbolisme en de art nouveau’:
‘Centraal thema in het oeuvre van Rassenfosse is de Vrouw. Zijn universum wordt helemaal ingenomen door vrouwelijke figuren, uit alle sociale lagen en in al hun dagelijkse activiteiten: arbeidsters, hiercheuses uit de Luikse mijnstreek, opgeklede vrouwen met hoeden of naakte meisjes van plezier, danseressen in actie of zogende moeders.’[3]

Door talloze afbeeldingen te bekijken van mijnwerksters op websites met online veilingen is mij gebleken dat Rassenfosse eerder, in 1913, een ingekleurde lithografie geproduceerd heeft, die op enkele details na exacte gelijkenis toont met de ‘hiercheuse’ op de meelzak, zij het dat de afbeelding is gespiegeld. Ik vraag me af of Rassenfosse succesvol was met de eerdere litho en daarom de meelzak wenste te bedrukken met een voor het publiek herkenbaar werk, de ‘verheerlijking van een lokaal personage’.
De trieste gebeurtenissen van het overlijden van zijn 23-jarige zoon Jean ( Luik 14.02.1890 – Luik 23.06.1913) en het uitbreken van de oorlog in 1914 met de gevechten rondom Luik en de Duitse bezetting hadden een grote invloed op de kunstenaar.

De meelzak gebruikt door Rassenfosse voor zijn prent, is afkomstig van de Amerikaanse westkust, de verkoopkantoren van de maalderij waren in de steden Seattle en Tacoma in de staat Washington, Portland, Oregon en San Francisco, Californië [4]. De staten Washington en Oregon waren grote tarwe-producerende gebieden. Ze exporteerden graan naar Azië, en ook naar Europa, via de havenstad Portland in Oregon.
Voor de Commission for Relief in Belgium vertrokken tussen eind januari en eind maart 1915 meerdere schepen met voedselhulp vanuit de Amerikaanse westkust naar België. De meelzak zal aan boord zijn geweest van een van deze schepen.
Liefdadigheid

Rassenfosse droeg bij aan liefdadigheid, lees het blog Luikse kunstenaars exposeren ‘sacs américains’ in de ‘Academie des Beaux Arts’.
Kranten noemden en complimenteerden zijn werk:
‘Werken die ons zijn opgevallen zijn de originele composities van Emile Bertrand; ‘De Andalusische’ van Marneffe; de ‘Kop van een mijnwerker’ van Baues; schetsen van François Maréchal en verschillende etsen en krijttekeningen van Rassenfosse. ‘(Le Messager de Bruxelles, 7 juli 1915)

‘De meeste andere kunstenaars hebben lokale landschappen en personages verheerlijkt. Van A. Rassenfosse en F. Maréchal zijn er zeer geslaagde ‘Mijnwerksters’ …’ (Le Quotidien, 18 juli 1915)


In 1917 maakte Rassenfosse een tekening van een hiercheuse waarop hij de tekst schreef: ‘Getekend programma. Voor de Kunst- en liefdadigheidsavond, gehouden bij Mme Emile Fraigneux op 29 september 1917′.
Het fenomeen ‘Mijnwerksters in de kunst’
Onbekend met het fenomeen ‘mijnwerksters in de kunst’ heb ik gepoogd me in te lezen in het onderwerp om te begrijpen welke symboliek de meelzak ‘hiercheuse’ van Rassenfosse in zich draagt. Wat bezielde de kunstenaar om een jonge vrouw met een loodzwaar en gevaarvol beroep te verheerlijken als was zij een nimf?
Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit opmerkelijke onderwerp vol paradoxen een aparte studie vergt. In dit blog stip ik slechts aan wat mij bij mijn poging tot inlezen heeft verwonderd.

Hiercheuse

Het woord ‘hiercheuse’ is afgeleid van de term ‘hierchage’, het slepen van de steenkool, de voornaamste bezigheid van de vrouwelijke mijnwerkers: het duwen van de volle kolenwagens naar de schachten en het bovengronds selecteren van de kolen.
Leen Roels: De realiteit van de arbeid van de mijnwerkster

De Belgische wetenschapper Leen Roels promoveerde in 2014 aan de Universiteit van Maastricht op haar onderzoek naar de arbeidsmarkt voor mijnwerkers in het Luikse kolenbekken vanaf het einde van de 19e eeuw tot 1974. In haar boek ‘Het tekort’ belicht zij in hoofdstuk 2 de vrouwenarbeid in de mijnen. [5]
Circa 2.500 vrouwen (ruim 6% van de personeelsbezetting) werkten aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog in de Luikse mijnen. Pas in 1892 werd vrouwenarbeid in de mijnen in België beperkt, later dan elders in Europa.


Citaat uit het boek van Roels:
‘Dat vrouwen tot aan het begin van de twintigste eeuw in België als mijnwerkster ondergronds werkten, en bovengronds nog veel langer, is een weinig onderzocht gegeven. Dit is verwonderlijk, gezien het feit dat de mijnwerkster voor vele kunstenaars een populair motief vormde. Een groep kunstenaars met socialistische sympathieën vond hierin een dankbaar onderwerp en bovendien werd deze kunst actief ondersteund door de groeiende Belgische Werkliedenpartij-Parti Ouvrier Belge (opgericht in 1885). Vanaf de jaren 1880 werd de ‘hiercheuse’ één van de meest geschilderde, gebeeldhouwde en later gefotografeerde arbeidsters in België.’
Leen Roels geeft met inzichtelijke tabellen informatie over de realiteit van de arbeid van de mijnwerksters.

Enkele conclusies van haar onderzoek:
– De functies van de vrouwen in de Luikse mijnen waren samen te brengen onder de noemer: laaggeschoold en aanvullend. Het is aannemelijk dat dit zijn oorsprong vond in de arbeidsverdeling in familieverband.
– Het algemene patroon was dat de hiercheuse gemiddeld op haar twaalfde jaar in het mijnbedrijf begon en dat ze dit zware werk volhield totdat ze in het huwelijk trad en haar eerste kind kreeg. In de 19e eeuw gebeurde dit gemiddeld tussen 26 en 29 jaar.

– In het algemeen bedroeg het dagloon van een mijnwerkster nauwelijks de helft van dat van haar mannelijke collega. Roels kon geen verband ontdekken tussen verloning en een bepaalde functie, het leek haar toe dat de mijnwerksters net omwille van hun vrouwzijn zo laag betaald werden.
– Het lage loon vormde in België een belangrijke reden om de arbeid van vrouwen ondergronds pas laat te verbieden. De beperking van vrouwenarbeid in de Belgische mijnen kreeg zijn beslag met de wetgeving van 1889 die ondergrondse arbeid voor vrouwen onder 21 jaar vanaf 1892 verbood. Vrouwen bleven werkzaam in het mijnbedrijf tot in de jaren 1920, zij werkten in die laatste jaren veelal bovengronds.
Patricia Penn Hilden: De mijnwerkster in de kunst

De Amerikaanse wetenschapper Patricia Penn Hilden bestudeerde vrouwen, werk en politiek in België van 1830-1914 [6].
Zij ging nader in op de verschillende motieven van een aantal kunstenaars om de mijnwerksters af te beelden:
– Constantin Meunier schilderde, tekende en beeldhouwde vele tientallen mijnwerksters -jong en mooi- als representeerden zij voor hem een nationaal, Belgisch icoon.
– Cécile Douard tekende de mijnwerksters realistisch, in beweging, vuil; oude mijnwerksters toonde ze uitgeput, ze had compassie met de vrouwen in dit loodzware beroep.
– François Maréchal en Armand Rassenfosse daarentegen idealiseerden de mijnwerkster. Zij beeldden haar seksueel aantrekkelijk af; mijnwerksters waren jong, het werken in de mijnen gaf hen erotische aantrekkingskracht.

Het Brugse Prentenkabinet: Rassenfosse verheerlijkt de zinnelijkheid
Het Brugse Prentenkabinet bewaart een prent uit 1905 waarover het museumbulletin schrijft: ‘Rassenfosse beeldt de wagenduwster met ontbloot bovenlichaam uit in een moment van rust terwijl ze een uitdagende blik naar de toeschouwer werpt. In alle sereniteit observeert de kunstenaar het vrouwelijk lichaam waarvan hij de zinnelijkheid verheerlijkt. Het is een passie die hij zijn hele artistieke loopbaan zal blijven koesteren.’[7]
Fotografie: in opdracht van mijnbedrijven
Fotografen hebben talloze beelden van het werk in de mijnen vastgelegd. De kanttekening bij de foto’s moet zijn dat de foto’s veelal gemaakt zijn in opdracht van de mijnbedrijven om hun moderne bedrijfsvoering te tonen, de kracht van vooruitgang in beeld te laten spreken. Onderdeel van de moderniteit was dat ook vrouwen het werk konden doen, ze waren goedkope arbeidskrachten.
‘Esthetische paradox en sociale dubbelzinnigheden’

Marc-Emmanuel Mélon, hoogleraar aan de Universiteit van Luik, benoemde de ‘esthetische paradox en sociale dubbelzinnigheden’ in zijn artikel over het fotografie-project ‘La Houillère’ van de fotograaf Gustave Marissiaux (Marles, Pas-de-Calais, 1872 – Cagnes, Frankrijk, 1929).[8]
In opdracht van de gezamenlijke Luikse mijnbedrijven maakte Marissiaux een fotoreportage om de innovatieve industriële bedrijvigheid aan de wereld te tonen.

Marissiaux moest een realiteit weergeven in zekere objectiviteit. Maar hij zag zich geconfronteerd met de werkelijkheid van kinderen die 12 uur per dag met hun blote handen kolen moesten sorteren; met vrouwen die met schoppen karren volladen en zware wagens op rails moesten voortduwen; met mannen die de dood in de ogen keken door de stoflongen die ze kregen en het voortdurende gevaar van overstromingen in de mijnschachten. In die bedrijven was er al decennialang sociale onrust, daar waren de sociale verschillen het grootst en meest zichtbaar.

En toch voerde Marissiaux zijn opdracht uit: hij hield afstand tot de mijnwerkers, hij toonde hun werk, niet de mannen en vrouwen die het uitvoerden onder extreem zware omstandigheden.
Waar Marissiaux wordt vergeleken met de kunstenaar Constantin Meunier merkt Mélon op dat ‘de vergelijking volledig mank gaat omdat Marissiaux in tegenstelling tot Meunier minder geïnteresseerd is in de mens dan in de organisatie van het mijnbedrijf en hij heeft ook nooit de arbeider tot de moderne god Prometheus verheven, zoals Meunier wel deed’
De fotografie van Marissiaux was een daverend succes: ‘Het immense succes van de serie foto’s getuigt van de aantrekkingskracht die de mijnbouwwereld uitoefende op zowel de gegoede burgerij die een industrieel universum ontdekte dat ze niet kende, als op de arbeidersklasse die de beelden van een wereld die de hunne was, bijzonder wist te waarderen.‘

Chatfield papers in HIA

Frederick Huntington Chatfield (Cincinnati, 02.04.1890 – Cincinnati 16.11.1930) heeft het voorrecht gehad bezitter te zijn van de meelzak met prent van Rassenfosse.
Chatfield was 25 jaar toen hij medewerker van de CRB werd in de provincie Luik van januari tot augustus 1916. In het kader van zijn werkzaamheden zal hij in het bezit zijn gekomen van de ‘hiercheuse’ meelzak. Welke beweegredenen er zijn geweest om te kiezen voor het portret van de jonge mijnwerkster zal ons wel nooit bekend worden.
Chatfield is op jonge leeftijd overleden, hij bleef vrijgezel, had geen kinderen; hij was 40 jaar toen hij stierf. Zijn archiefstukken met betrekking tot de Commission for Relief in Belgium zijn uiteindelijk terecht gekomen in de Hoover Institution Archives.
Ik dank Evelyn McMillan voor het nemen van het initiatief de meelzak te laten fotograferen. Aan Hubert Bovens dank voor zijn opzoekwerk van biografische gegevens van de kunstenaar en zijn klankbordfunctie bij het samenstellen van dit blog.
Een ‘zak vol herinneringen’ is erdoor tevoorschijn gekomen.
Aanvulling 26 mei 2021: Zakkennieuws uit Luik!

Nadine de Rassenfosse en Aurélie Lemaire, medewerksters van Musée de la Vie wallonne in Luik, hebben naar aanleiding van de informatie uit HIA en dit blog nader onderzoek uitgevoerd naar de meelzakken in hun collectie. Tot ieders verrassing is onder meer de bovengetoonde lithografie van Armand Rassenfosse op meelzak tevoorschijn gekomen! Bovendien zijn de 36 meelzakken in deze bijzondere collectie van Musée de la Vie wallonne nu volledig gedocumenteerd en online raadpleegbaar! ‘Focus: Avoir plus d’un tour dans son sac’.

[1] Bij zijn geboorte is Armand Rassenfosse ingeschreven als André Louis Armand Rassenfosse. Later is in de kantlijn van zijn geboorteakte vermeldt dat arrest is gewezen door het burgerlijk tribunaal van Luik op 30 november 1926 dat ‘Rassenfosse’ vervangen moet worden door ‘de Rassenfosse’. Hubert Bovens maakte mij hierop attent en stuurde een foto toe van de geboorteakte. Na rijp beraad en in overleg met Hubert Bovens, heb ik besloten in mijn blog de kunstenaar ‘Rassenfosse’ te noemen, omdat alle boeken en catalogi die over hem zijn verschenen de kunstenaar benoemen als ‘Rassenfosse’, zonder het tussenvoegsel ‘de’. Zelfs zijn achterkleindochter en kunsthistorica Nadine de Rassenfosse, die zelf wel het tussenvoegsel ‘de’ in haar naam voert, benoemt haar overgrootvader zonder ‘de’ als ‘Rassenfosse’.
[2] De Mont, Pol, Kunst & Leven. Jaargang 1. Ad. Hoste, Gent/P.J. van Melle, Antwerpen/H. Lamertin, Brussel/Valkhoff & Co, Amersfoort 1902-1903, p.49-60
[3] De Rassenfosse, Nadine, Gilissen, Pierre, Rassenfosse of de schoonheid van het boek. Brussel: Koning Boudewijnstichting, 2015
[4] Suggestie van Evelyn McMillan is, dat de meelzak afkomstig zou kunnen zijn van Balfour, Guthrie and Company, merknaam op hun meelzakken was ‘Crown Mills’.
[5] Roels, Leen, Het tekort. Studies over de arbeidsmarkt voor mijnwerkers in het Luikse kolenbekken vanaf het einde van de negentiende eeuw tot 1974. Stichting Maaslandse Monografieën. Hilversum: Verloren, 2014
[6] Hilden, Patricia Penn, Women, Work and Politics. Belgium 1830-1914. Oxford: Larendon Press, 1993
[7] ‘De herleving van de etskunst in Luik’ in: Indrukwekkend. Nieuwe topstukken uit het Brugse Prentenkabinet. Museumbulletin 1, Musea Brugge jan-maart 2017
[8] Mélon, Marc-Emmanuel, Paradoxe esthétique et ambiguïtés sociales d’un documentaire photographique: La Houillère de Gustave Marissiaux (1904-1905). In: Art&Fact, no. 30, Luik 2011, p.146-156
Musée de la Vie wallonne in Luik bewaart de originele foto-serie van Gustave Marissiaux, raadpleegbaar via de website van de provincie Luik: ‘Objets, Documents audiovisuels, Marissiaux, Gustave, 440 enregistrements’. Marc-Emmanuel Mélon maakte in 1985 een documentaire over het werk van Marissiaux en zijn foto-serie van de mijnbedrijven.