Upcyclede meelzakken in WO I – het Belgische spanningsveld

Trench Art en de versierde meelzakken
De kennis van de versierde meelzakken van WO I zal zich verdiepen door te onderzoeken welke raakvlakken er zijn met trench art en hun plaats in de materiële cultuur.
In mijn blog Trench Art en de versierde meelzakken, gepubliceerd in juni 2023, noemde ik het een paradigma shift om de versierde meelzakken onder te brengen in een brede definitie van ‘loopgravenkunst’ en concludeerde: De handreiking om de zakken en versieringen vooreerst en altijd te beschouwen vanuit de spanning van het conflict, de makers ervan te onderzoeken vanuit het ongemak, de paradox te zien die in de objecten gevangen zit, dat biedt focus.
In onderstaand blog werk ik mijn visie verder uit.

Zakken

Als een object, een vorm, in conflict- en crisissituaties functioneel blijkt, dan is het wel de textiele zak. De zak verzamelt, bewaart, vervoert de goederen en materie die de mens bij zich wil houden en dragen. De zak heeft een menselijke maat, de vorm is driedimensionaal wanneer gevuld, tweedimensionaal in lege toestand. Een textiele zak nodigt uit tot hergebruik, kan gewassen, gedroogd en opgevouwen. De zak heeft een binnen- en buitenzijde. De mens labelt de zak, weeft diens stof in patronen, bedrukt de buitenzijde.
In essentie verhult de zak in vorm en inhoud en roept daarmee een mysterie tot leven. Bewaarde zakken van conflict- en crisistijden koesteren een kostbaar en kwetsbaar verhaal.

Het lege is het wezen
‘Dertig spaken treffen de naaf.
Maar het lege ertussen bepaalt het wezen van het wiel.
Uit leem ontstaan potten.
Maar het lege erin bepaalt het wezen van de pot.
Muren met vensters en deuren vormen het huis.
Maar de leegte erbinnen maakt het wezen van het huis uit.
Principieel:
Het stoffelijke bergt bruikbaarheid in zich.
Het onstoffelijke bergt het wezenlijke.’
Johannes Itten, 1918, (spreuk van Laotse).[1]

Elisabeth bezoekt de loopgraven. Foto: Raskin, Evrard, Elisabeth van België. Een ongewone koningin. Antwerpen, Houtekiet, 2005

De zandzak in WO I
Vanaf het moment dat de oprukkende legers van centralen en geallieerden elkaar stopten aan de IJzer betrokken zij hun stellingen achter zakken.
Lege zakken werden bij duizenden aangevoerd aan beide kanten van het militaire front, ter plekke vol geschept met zand en aarde, opgestapeld tot beschermende bouwwerken – loopgraven vormden het landschap. Statische zandzakken bevorderden het jarenlang voortduren van de oorlog. Soldaten leefden en stierven tussen de zakken. [1a]

Loopgravenkunst/trench art
Specifiek voor de Eerste Wereldoorlog was dat het de eerste industriële oorlog was. Oorlogsmaterialen waren er te over tussen de beschoten stellingen.
Soldaten van alle legers produceerden dan ook direct uit oorlogsmateriaal objecten, functioneel en als gedenkenis van de situatie waarin zij zich bevonden. De verkoop was een welkome aanvulling op hun inkomen. In aanvang gemaakt in de loopgraven kregen de objecten de naam ‘trench art’ – ‘loopgravenkunst’.

De beschrijving van de karakteristieken van deze oorlog- gerelateerde objecten is beperkt interessant, omdat de vorm, de functie en de gebruikte technieken in het algemeen identiek zijn. Onderscheid ontstaat wanneer we bekend zijn met de sociale en persoonlijke omstandigheden van de makers en maaksters, de verkrijgers, hun context bepaalt alles. Dit brengt ze onder in de materiële cultuur.

De archeoloog en antropoloog, Nicholas J. Saunders, definieerde het begrip ‘Trench Art’ in ruime zin tot:
Any item made by soldiers, prisoners of war, and civilians, from war matériel directly, or any other material, as long as it and they are associated temporally and/or spatially with armed conflict or its consequences,”.

Vertaald in het Nederlands:
‘Elk item gemaakt door soldaten, krijgsgevangenen en burgers, rechtstreeks uit oorlogsmaterieel, of enig ander materiaal, zolang het en zij tijdelijk en/of ruimtelijk worden geassocieerd met gewapend conflict of de gevolgen ervan’.

Saunders brengt in de loopgravenkunst drie categorieën aan.[2]


Categorie 1, Soldaten, 1914-1919
Items gemaakt door soldaten aan of direct achter het front.

Categorie 2, Burgers, 1914-1939, is verdeeld in
2a, items, gemaakt door burgers en verkocht tijdens de oorlog en bezetting en
2b, items gemaakt door burgers en verkocht aan weduwen, pelgrims en toeristen na de oorlog tussen 1919 en 1939 – hoewel dezelfde items hadden ze verschillende betekenissen voor de maker en de koper.

Categorie 3 Burgers 1918?-1939?
Items gemaakt aan het einde, maar vooral nà de oorlog door burgers met de oorlogsmaterialen, die door de terugkerende soldaten waren meegenomen en commercieel werden aangewend om souvenirs van te maken.


Upcyclede meelzakken in bezet België
Tussen november 1914 en oktober 1915 bestelde het Nationaal Komiteit voor Hulp en Voeding (NKHV) respectievelijk, importeerde de Commission for Relief in Belgium (CRB) 153.000 ton meel in zakken van diverse afmetingen als bijdrage, naast de import van granen die gemalen werden in Belgische maalderijen, aan de bevoorrading van levensmiddelen. Naar schatting is het geïmporteerde meel in genoemde periode verpakt geweest in vierenhalf miljoen zakken. De overvloedige hoeveelheid lege zakken met exotische bedrukkingen die relaties legden met Noord-Amerika, in een tijd van voedselschaarste, blokkade en isolement, deed een rage ontstaan: onder de knellende Duitse bezetting voelde het hergebruiken, upcyclen van de zakken als een daad van patriottisme en bewijs van weerstandsvermogen.

Stukken van historisch aandenken, net als granaat en shrapnellscherven
“Ledige bloemzakken
We zijn anders met dat meel reeds erg genoeg in de weer geweest, denk maar eens aan onze hulde hierom aan Amerika! En nu nog, zie. Sommige uitstallingen in de middenstad liggen of hangen vol ledige bloemzakken, Amerikaansche blauwe kleuren, Amerikaansche fabriek merken en muldersnamen. Er staan ook wel eens wenschen ten opzichte van ons land bijgedrukt.

Tasje van meelzak ‘Belgian Relief Flour’. Belgische particuliere collectie

Welnu deze zakken worden stukken van historisch aandenken, net als granaat en shrapnellscherven, als kogelbuisjes. Vaderlandsche dames zullen van deze zakken tafelkleedjes, tapijtjes, handtaschen, loopkleedjes en wat al nog maken. Misschien zien we er wel eens ééne met een complet tailleur vervaardigd. Zuinig zou het in ieder geval zijn.”
(
De Vlaamsche Post, 18 mei 1915)

Loopgravenkunst en versierde meelzakken
De ruime definitie van Saunders’ trench art biedt de mogelijkheid om de upcyclede meelzakken onder de noemer van loopgravenkunst en diens categorieën te beschouwen, immers het zijn ‘items gemaakt door burgers, rechtstreeks uit materiaal dat in tijd en plaats wordt geassocieerd met de gevolgen van gewapend conflict’.
In mijn blog Trench Art en de versierde meelzakken heb ik dit verder uitgewerkt.

De weerklank van de oorlog, ‘conflict resonance’, een ongemakkelijk gevoel, indrukken die schuren, dat is wat trench art oproept. Roepen versierde meelzakken dit gevoel ook op? Waar is de paradox van oorlog in het materiaal: de eigenschap dat het tegelijkertijd vernietigt en creëert? Hoe passen de meelzakken in de categorieën gedefinieerd door Saunders?


Categorie 1, Soldaten, 1914-1919
Categorie 1 lijkt niet toepasselijk voor versierde meelzakken, omdat de levensmiddelen-bevoorrading door NKHV/CRB persé niet voor soldaten aan het front was bestemd, maar voor burgers in bezet België, ‘les non-combattants’. Militairen hadden hun eigen bevoorrading van voedingsmiddelen.

Categorie 2a:
i De originele, onbewerkte zakken
De Canadese en Amerikaanse meelzakken met de inscripties en teksten gericht tot de Belgische bevolking zijn geproduceerd in november en december 1914. In tientallen Amerikaanse staten en alle Canadese provincies organiseerden burgers fysieke voedselhulp. Ze legden kwaliteitseisen op aan de tarwebloem en diens verpakking, katoenen zakken te bedrukken met speciaal ontworpen logo’s en teksten met referentie aan het conflict. Voorbeelden zijn: War Relief Donation, Belgian Relief Flour, American Commission, Madame Vandervelde Fund, Rockefeller Foundation, American Indian-California, ABC Flour, Flour. Canada’s Gift, ‘Gift from Ontario to the Motherland’.

Een selectie in een Brussel’s magazijn van 22 zakken meel: 12 uit Canada, 10 uit de VS, omringd met Amerikaanse vlaggen. Bijschrift op foto: 1915. Brussels. Exhibit of Flour Brands. A sample of the results obtained by the newspaper campaign in US and Canada. HILA CRB rec. 22003 box 625, nr. 753. De foto staat ook afgedrukt in ‘Heures de Détresse. Belgique 1914-1915’ op p. 28

Het is een bijzonderheid om de in Noord-Amerika door burgers gemaakte zakken te associëren in tijd en plaats met de gevolgen van het gewapend conflict. De context van de levensmiddelenimport, noodzakelijk door de Britse handelsblokkade, bracht de met meel gevulde zakken naar bezet België.

‘Allerlei omstandigheden zorgden ervoor dat de geïmporteerde hoeveelheid goederen op verre na niet de invoer in normale tijden kon evenaren. De goede start in 1915 was weliswaar veelbelovend. Naderhand werd echter nooit meer de invoer van het eerste jaar gehaald.’ [4]

CRB Jaarlijkse voedselimport in produktcategoriën. Jaar loopt van nov-okt. Grafiek Annelien van Kempen

Originele, niet bewerkte zakken werden na leging in de bakkerijen bewaard als oorlogssouvenirs: zorgvuldig geselecteerde verzamelingen zakken werden  trench art, loopgravenkunst die schuurt, ze zijn de wrange symbolen van voedselschaarste,  dreigende hongersnood, ze voegen toe aan de materiële cultuur.

Belgian Relief Flour Sacks van 48 verschillende maalderijen, WHI collectie, foto’s auteur

De teksten geven ongemak, net als de zwarte stempels ‘A.B.C.’ en ‘American Consul’ op de zakken. Voor de verzending was het noodzaak om alle ladingen meel te verschepen naar de formele ontvanger, de Amerikaanse gevolmachtigd minister in Brussel, Brand Whitlock, de officiële vertegenwoordiger van de neutrale Verenigde Staten.

Categorie 2a:
ii Luxeartikelen en souvenirs
In bezet België zijn de geleegde zakken bewerkt met naaiwerk, borduurwerk, kantwerk door klassen van meisjes beroepsscholen, door beroepsborduursters, ze zijn beschilderd door leden van kunstenaarsverenigingen.
Typische voorbeelden zijn:
Tafelkleedjes
Wandkleden
Kussenhoezen
Etuis
Tassen
Schortjes
Theemutsen
Schilderijen
Map-omslagen
Kleding

Bloemzak A.B.C., geborduurd, wandkleedje, snek met lading bloemzakken ‘ABC’, tekst in de zwart, geel, rode wimpel: ‘God Loone Amerika’. Coll. HHPLM 62.4.401

Voorzien van de naam van de stad, het dorp, de school, jaartallen, vlaggen, schilden, de Belgische kleuren zwart, geel, rood, de Amerikaanse kleuren rood, wit, blauw, de initialen ‘A’ van koning Albert en ‘E’ van koningin Elisabeth.
En teksten als:
L’Union Fait la Force’,
‘A Friend in Need, a Friend Indeed’,
‘Remerciements à l’Amérique’,
‘Dank van…’, ‘
Zij zullen hem niet temmen, zoolang een Vlaming leeft’.

Bloemzak ‘American Commission’, wandkleedje, geborduurd, beschilderd, 1915. ‘L’Union Fait La Force’. Met getekende portretten van koningin Elisabeth, koning Albert en de Belgische leeuw door M. Cuvelier, Ecole Morichar, Sint-Gillis. HILA 62008 box19.3. Foto: auteur

De bewerkte meelzakken zijn in bezet België, voornamelijk in 1915 en voorjaar 1916, verkocht in winkels en op speciale verkooptentoonstellingen, meerdere in de december periode met het Sinterklaas- en Kerstfeest. Het toetreden van de VS tot de oorlog, waardoor het vertrek van de Amerikanen uit België, betekende het definitieve einde van openbare transacties van versierde meelzakken gedurende de oorlog .
In het buitenland waren verkopingen in de jaren 1915-1917.

Devotelijk bewaard als precieus-artistieke documenten
“Het zou van mijnentwege ondankbaar zijn moest ik stilzwijgend voorbijgaan de bewerkte “bloemzakken” – dezelfde waarin Amerika meel naar België stuurde en stuurt – en welke, o.a. mej. Louise Aerts zoo teerfijn heeft geborduurd; beschilderd met vlaggen, korenaren, bladjes en versierd met passende opschriften; zoo, dat het een echt prachtwerk is, dat nu met bewondering wordt bekeken, en dat later, door ons nageslacht, zal devotelijk bewaard worden als precieus-artistieke documenten uit onze onbegrijpelijken tijd. Joh. Demaegt.” (Belgisch dagblad, 17 november 1915)

Categorie 2b
Items zijn de meelzakken die verkocht zijn in België op fundraising- verkooptentoonstellingen ten behoeve van de oorlogswezen, meestens waren dit uitverkopen van verzamelingen van zakken, dan wel bewaarde items, vooral in het jaar 1919.
In 1923 hield het Werk voor de Wezen in Brussel een grote verkoping om geld in te zamelen voor de zorg van de oorlogswezen.

In 1919 en 1920 arriveerden in de VS dan eindelijk alle versierde meelzakken die in België geschenk waren gegeven aan de Amerikaanse gevolmachtigd minister in Brussel, Brand Whitlock en zijn vrouw. Eveneens arriveerden in New York volle kisten met de voorraad die de CRB had aangelegd in zijn kantoren in Brussel, Rotterdam en Londen. De animo voor de versierde zakken, in bredere zin de Belgische cadeaus en brieven voor ‘Amerika’, was na de oorlog volledig getaand. Na de opheffing van de CRB in 1923 namen de door hen opgerichte ‘The Friends of Belgium’ de taak over om de duizenden Belgische brieven en geschenken te distribueren over het land. Na enkele jaren stopte ook deze organisatie en verhuisden de ‘restanten’, waaronder honderden versierde meelzakken, naar de archieven van de Hoover Institution gevestigd bij de Stanford University in Palo Alto, Californië.

Categorie 3
a) Dit zijn de versierde bloemzakken die nà de Wapenstilstand ter hand zijn genomen door Belgische schilders en borduursters.
Het zijn de zakken met de jaartallen 1914-1918.
Ze vormden een herinnering en memento van (het einde van) de bezetting en de voedselleveranties.

‘Amerika redde ons van hongersnood 1914-1918’. Bloemzak Pride of Sylvan, Wunderlich, Sylvan Grove, Kansas, geborduurd na de Wapenstilstand (verso). Coll. WHI, inv. nr. 201200473, foto auteur

In Antwerpen gaf Pierre Beeckmans waarschijnlijk in 1937/38 opdracht tot beschilderen van een bloemzak ‘Chicago’s Flour Gift’. Zijn doel was het kunstwerk geschenk te geven aan Herbert Hoover, in 1914-1917 directeur van de Commission for Relief in Belgium in Londen, maar in 1938 bij een bezoek aan België ongekend onthaald als hoogwaardigheidsbekleder, omdat hij inmiddels oud-president van de Verenigde Staten was.
Beeckmans was een uitgesproken, extreemrechts georiënteerde Belgisch-nationalist en anti-Joods. In WO II werd hij een van de leiders van de Jodenvervolging in België. [2a]

De schenking van de extreemrechts georiënteerde Belgisch-nationalist en anti-Joodse Pierre Beeckmans aan de oud-president van de Verenigde Staten, Herbert Hoover in 1938. Beschilderde meelzak Chicago’s Flour Gift, 1914-1918, met vlaggen van de negen Belgische provincies en het ‘American shield’. Coll. HHPLM 65.27.13. Foto: auteur

b) Amerikaanse borduursters hebben ook bloemzakken ter hand genomen, geïnspireerd door de Belgische voorbeelden die hun land bereikten. Deze zakken zijn te herkennen door het ontbreken van stempels, van de oorlogsjaartallen, de vlag van België mist, evenmin zijn de kleuren zwart, geel, rood, gebruikt.


Zogenaamde Amerikaanse winkel in Campenhout, België, in 1915, met geïmporteerde levensmiddelen. Enkele lege bloemzakken waren tentoongesteld. Foto HILA

Souvenirs versus hongersnood – het Belgische spanningsveld
De rage van het bewerken van de zakken tot luxeartikelen en souvenirs beheerste het bezette België in het jaar 1915 vanaf het moment dat de bakkers de broden van het Amerikaanse meel in hun winkels hadden liggen en de zakken als bewijs tentoonstelden. In alle provincies zijn de zakken voor hergebruik ter hand genomen. De eerste focus lag op de productie van objecten ‘voor Amerika’.

Geborduurde bloemzak ‘Bonne Nuit’, Eleves Soeurs de Notre Dame, Anderlecht, 1915. Coll. HHPLM 62.4.59

Zodra de CRB en het Nationaal Komiteit levensmiddelen importeerden zette de bevolking zich aan het bedanken van ‘de natie Amerika’. Kinderen in alle klassen, op alle scholen schreven brieven, maakten tekeningen en collages waarin ze persoonlijk bedankten voor het brood dat ze nu aten. Het bewerken van de lege meelzakken volgde in deze trend. De woorden ‘Dank, Merci, Gratitude, Hulde en Dank, Remerciements‘ vulden het doek, tesamen met de jaartallen 1914-1915.
CRB vertegenwoordigers namen versierde zakken mee terug naar New York. ‘Emptied Flour Sacks Return from Belgium, Works of Art’ ; Souvenirs of Belgian Gratitude‘, ‘Belgians Send Thanks by Embroidered Bags‘ kopten Amerikaanse kranten in september 1915.[3]

‘Zakkenvullen’
Het leed in België was er niet minder door blijkt uit de moderne, kritische geschiedschrijving waarin het Belgische spanningsveld is bestudeerd en beschreven:
Afgesneden van de onmisbare voedselinvoer en geconfronteerd met falende autochtone opbrengst en distributie werd België in armoede en hongersnood ondergedompeld. Aanzienlijke eiwit- en calorieëntekorten ontstonden. Een omvangrijke zwarte markt heeft de bestaande ongelijkheden versterkt.‘ [4]

De CRB stond na een tijdje bekend als Colossale Rovers Bende, of in de bravere variant: Cerealen, Rijst en Bonen. De verwijzing naar het “zakkenvullen” door de hoge heren en het eentonige voedsel is evident. [5]

Iconografie
De bewerkingen op de bloemzakken zijn nooit als zodanig bestudeerd op hun iconografie en esthetische schoonheid binnen de studie naar Belgische borduurwerken, kantontwerpen of kunstwerken.
Ik geef hier een beschouwing van de ontwerpen binnen de context van de geschiedenis van de versierde meelzakken. De objecten waren functioneel of ornamenteel.

De origine van de zakken uit Noord-Amerika combineerde met dat wat de Belgische maaksters en makers over de Noord-Amerikaanse landen bekend was.
De iconografie is bepaald door:

1 De bedrukkingen en stempels aangebracht op de zakken in de VS en Canada. Ze variëren van beeldmerken van maalderijen tot inscripties en teksten van hulporganisaties, gevoed door publiciteitscampagnes over hongersnood en armoede in bezet België en berooide vluchtelingen.

‘Chicago schiet te hulp aan uitgehongerde Belgen’, Chicago Evening Post, 14 november 1914
Bloemzak ‘Chicago’s Flour Gift to the Noncombatants in Belgium. Funds secured through the agency of the Chicago Evening Post. Star & Crescent Milling Company, Chicago, USA. War Relief Donation’, beschilderd. Belgische part. coll.

2 De Amerikaanse toespeling en wens om bedankt te worden, wat nieuwe impulsen tot schenkingen zou opleveren: DANK, MERCI, GRATEFUL. Het waren de woorden waarvan de Belgische organisaties verwachtten dat dit de beste opbrengst voor de liefdadigheidsverkopen van de zakken zou opleveren, zowel binnen België als daarbuiten, zoals in de VS.
‘Het Werk van den Kapmantel wil haar donateurs van harte aanbevelen om artistiek uitgevoerde objecten te kopen, vervaardigd van ‘Amerikaanse zakken’. Ze zullen dierbare herinneringen vormen; ‘een gedachte van dankbaarheid tegenover het zo genereuze Amerika’ is het uitgangspunt geweest voor de versieringen op de zakken.’ (Journal des petites affiches/weekblad voor het arrondissement Leuven van 23 april 1916)

Versierde bloemzak ‘To the Belgians Flour from the City of St. Catharines And Vicinity, Ontario, Canada, 98 LBS/Opwijck Brengt Hulde & Dank aan Amerika, 1915. Foto: ‘Getuigenissen van de «andere oorlog». Opwijk en Mazenzele (en omstreken) 1914-1918’, HOM, 2004

Celine Geeurickx-Moens uit Opwijk: “’t schijnt dat ons werk dollars verkocht wordt aan de milliardairen die gedenkenissen willen van het diep geteisterde België. De opbrengst is voor ons. …” (De Belgische Standaard, 7 mei 1915).

3 Amerikaanse bestellingen, zoals die van William C. Edgar van de Millers’ Belgian Relief Movement. Hij bestelde te Brussel borduurwerkjes op de geleegde zakken van de scheepslading die hij zelf had afgeleverd.

“I ordered a large quantity of these souvenirs to be embroidered and decorated by Belgian school children after a design shown me in Brussels. These bear the marks of various mills contributing to our cargo, as large a variety as could be selected”.

4 Belgische opdrachten van bestuurders van gemeenten en komiteiten.

Detail, ‘’t Dankbare Oostcamp’, bloemzak Cascadia van Portland Milling Co., Portland, Oregon. Coll. HILA 62008 box 20.1

het kussenovertrek is geborduurd door de Zusters Maricolen, in opdracht van het gemeentebestuur. De Zusters vroegen een bijdrage van 300 frank, de gemeenteraad keurde deze betaling goed.’ (‘Oostkamp onder de oorlog 1914-1918’)

5 Dat wat de Belgische leiders en leidsters passend vonden: vaderlandslievende iconen, ‘een gedacht van dezen tijd’, d.w.z. conflict gerelateerde symbolen, eten gerelateerd: ‘het benuttigen van den Amerikaansche Bloemzak, alzoo meteen gedenkenis en kunstvoorwerp wordend’

6 De Belgische leraressen van meisjesberoepsscholen die binnen hun lessen aan de zakken werkten. Zij bepaalden de onderwerpen, hadden patronen ter beschikking en gaven hun leerlingen al of niet de vrijheid om te creëren met de bedrukkingen op de zakken.

7 De opdracht aan de schilders/kunstenaars: ‘Burgemeester Herrmann-Debroux van Auderghem: het sturen van een bijzonder bewijs van dankbaarheid naar Amerika…. De resulterende meesterwerken zullen cadeau gedaan worden aan onze weldoeners- om deze aldaar te verkopen ten voordele van het Voedingswerk van België.’

8 De Britse blokkade van levensmiddelenimporten naar Duitsland en bezet België.

‘Mr. Asquith stated: “The British had no obligation to the civil population; that it was distinctly against the interests of the British people that the Germans should be relieved of their obligations, and that it was a monstrous idea that the British should send foodstuffs into Belgium simply to fill the vacuum created by German requisitions”.’ Memorandum Hoover (December 4, 1914)

Een Belgische handwerkster maakte een treffende geborduurde spotprent op de Britse houding. Een weldoorvoede John Bull, staat op de kade in een haven. Met zelfvoldane blik en handen in de zakken, keert hij zich demonstratief met zijn rug naar een stapel Amerikaanse zakken meel en het schip dat de levensmiddelen heeft aangevoerd.

John Bull op bloemzak ‘Belgian Relief Flour furnished by Wilson County, Kansas’.  De geborduurde bloemzak was in Belgische part. coll., is geveild op 17 juni 2022 door Veilinghuis Arenberg, daarna in Amerikaanse part. coll.

De Britse blokkade blijkt tot op de dag van vandaag effect te hebben.
In Groot-Brittannië, een land met enorme collecties trench art, bevinden zich geen originele of versierde meelzakken in publieke collecties. Ik ben slechts met één private verzameling bekend. Desondanks: het upcyclen van meelzakken tot souvenirs is in GB begonnen, maanden voordat de eerste buitenlandse bloemzakken België bereikten!

Enkele kanttekeningen tot besluit
Het dubbele in de borduur- en schilderwerken was dat ze de vrijwillige medewerking vroegen van Belgische handwerksters en kunstenaars, zodat de resultaten verkocht konden worden en veel geld zouden opbrengen.

‘Ce que l’on voit à Bruxelles en 1915, 1916′, M. Collette, 18-1-1916, aquarel in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012

Dank
Professionele borduursters beklaagden zich over hun vergoedingen: deze waren nauwelijks genoeg om eten van te kopen, laat staan dat het uit kon om er ook de borduurgarens van te kopen. Het woord ‘DANK’ was dan ook meer van toepassing op het eigen werk…
‘Il ne faudrait pas que sous le couvert d’une œuvre charitable, se déguisât une nouvelle forme d’exploitation, en ce moment où l’exploitation a déjà revêtu les forms les plus diverses. Secourir les besogneux, c’est bien, c’est beau, c’est juste. Les secourir au moyen d’un travail à peine rémunéré, cela devint fort discutable, si le centralisateur de ces travaux y trouve l’occasion d’amasser une petite fortune.’[6]

Vodden
De borduursters op school klaagden over saaie lessen, een moeder keurde het upcyclen van de bloemzakken af.
Elvire Heeren (°Antwerpen 14.02.1900) schreef in april 1915 aan haar nichtje [7]: “Liefste Germaine, Sedert omtrent 14 dagen hebben wij in de school den ganschen dag handwerk mogen doen dat zal opgezonden worden naar Amerika, de kooper welke er het meest voor biedt ontvangt het werkje, de opbrengst daarvan wordt omgezet in eetwaren en wordt aan de armen van onze stad uitgedeeld. … .
Elvire vervolgde:
Als wij weer in de school terug keeren, wordt al het handwerk uitgestald, dus hebben weer geen les, ma permeteert er maar over dat wij nu nog onzen kostelijken tijd in zulke vodden moeten steken.”

 

Zakken zijn vol herinneringen. Iedere zak koestert een kostbaar en kwetsbaar verhaal’.

 

Voetnoten:
[1] Uit: ‘Beeldende vormleer’, uitgeverij Cantecleer, 1963

[1a] ‘De zandzak in den oorlog’, Vooruit, 8 augustus 1915

[2] Nicholas J. Saunders, met medewerking van Dominiek Dendooven, Loopgravenkunst. Ieper, In Flanders Fields Museum i.s.m. Uitgeverij Van De Wiele, Brugge, 2004.

[2a] Saerens, Lieven, HET ARCHIEF PIERRE BEECKMANS, een nieuw licht op de Joodse gemaanschap en de Jodenvervolging in België. SOMA Berichtenblad 40 – Juni 2007, p. 26-31.

[3] New York Tribune, The Baltimore Sun, 19 september 1915; The Philadelphia Inquirer, 26 september 1915

[4] Scholliers, Peter, Oorlog en voeding: de invloed van de Eerste Wereldoorlog op het Belgische voedingspatroon, 1890-1940. Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, elfde jaargang, nummer 1, februari 1985

[5] Nath, Giselle, Voedselschaarste en voedselbedeling, tactieken en strategieën. Twee episodes uit de Belgische bezetting tijdens de Eerste Wereldoorlog. Gent: Universiteit Gent, Scriptie voorgedragen tot de graad van Master in de Geschiedenis (2010-2011)

[6] Le Messager de Bruxelles, 4 augustus 1915

[7] Nieuwe meesters, magere tijden, Diane De Keyzer p. 296
Collectie Hugo (Antwerpen 05.07.1924, zoon Elvire Heeren en Karel Resseler) en Walter Resseler (Antwerpen, 02.04.1952, kleinzoon Elvire en Karel)

 

Vierenhalf miljoen ‘Amerikaanse Bloemzakken’ naar België

De vraag die mij vaak wordt gesteld is: “Hoeveel zakken meel stuurden de Amerikanen en Canadezen naar België?”
Met andere woorden: hoeveel ‘Amerikaanse bloemzakken’ kwamen in Belgisch bezit van bakkers, NKHV/CNSA, de provinciale en lokale komiteiten doordat de Commission for Relief in Belgium zakken meel importeerde voor hun broodvoorziening?
Een interessante vraag, want hoeveel bloemzakken vormden de bron voor de huidige collecties Versierde meelzakken in WO I?

Overslag van meelzakken voor CRB, 1915. Foto: HILA

CRB Statistical Review of Relief Operations by George I. Gay, 1925
De Commission for Relief in Belgium (CRB) bracht verslag uit over haar werkzaamheden van 1914-1919 in een rapport opgesteld door George I. Gay in 1925. Het rapport is volledig gevuld met tabellen en statistieken. Aankopen, schenkingen, productcategoriëen, oceaanstomers en meer staan per dag, maand, jaar verantwoord.

CRB-overslag van meelzakken in de haven van Rotterdam. De zakken worden gewogen voordat ze worden geladen in het binnenvaartschip Geertje. Foto: HILA

Meelzakken
Voor mijn onderzoek naar de versierde meelzakken in WO I gaat mijn interesse naar de invoer van zakken meel, graan, schepen, hoeveel en wanneer, ging het om aankopen of schenkingen?

In dit blog heb ik de cijfers verwerkt in een aantal grafieken ter illustratie van de CRB-werkzaamheden, zoals gerapporteerd door George I. Gay.
Welke cijfers en informatie terug te vinden zijn in België in de archieven van CNSA/NKHV, de Belgische contractpartner van de CRB en feitelijk de opdrachtgever van de leveranties , is een vraag voor verder onderzoek.

CRB Voedselimport
Het tonnage van de voedselimport van de CRB per jaar in productcategoriëen.

CRB Tonnage jaarlijkse voedselimport in productcategoriëen. Grafiek Annelien van Kempen

 

Elevatoren slaan het graan over van SS Wabana uit New Orleans in de Maashaven, Rotterdam Het schip meerde er aan op 7 mei 1915. De Wabana vervoerde 7186 ton graan ingekocht door de CRB. Foto HILA
Stadsgraanzuiger 9 uit Antwerpen in de haven van Rotterdam aan het werk voor de CRB, winter 1917. Foto HILA

CRB importen van graan in bulk en bloem (meel) in zakken
Welke aandelen waren er jaarlijks voor graan in bulk dat gemalen is in de Belgische maalderijen vergeleken met Amerikaans en Canadees meel dat in zakken is geïmporteerd?

Jaar1 November30 OktoberBloem (meel)Graan
119141915153.859526.329
2191519166.515904.551
3191619178.275438.372
419171918166.213441.879
51918augustus 191993.242545.871
TOTAAL428.1042.857.002

Tabel bloem (meel) en graan in metrische tonnen

In deze grafiek is de jaarlijkse import van graan en bloem procentueel ten opzichte van elkaar weergegeven.

CRB Jaarlijkse import van graan in bulk en bloem (meel) in zakken. Grafiek Annelien van Kempen

Waarom bloem?
Voor de oorlog uitbrak in augustus 1914 was de import van granen gemeengoed in België. Via de haven van Antwerpen kwamen de volgeladen oceaanstomers uit Argentinië en Noord-Amerika. Graanzuigers laden het graan over in aken voor transport naar de maalderijen in het binnenland.*)
Waarom dan kiezen voor de inefficiëntie en kostenverhoging van het importeren van meel in zakken tijdens schaarste en oorlogstijd?

Vooropgesteld: Uit efficiëntie overwegingen kocht de CRB zoveel mogelijk graan in dat werd gemalen in Belgische maalderijen. De maalderij Meunerie Bruxelloise bij Brussel was een voorname contractpartner van de CNSA/NKHV.

Maalderij ‘Meunerie Bruxelloise’ in Brussel, stond onder contract bij de CNSA/NKHV

In jaar 1 accepteerde de CRB zakken bloem vanwege de publiciteitscampagne in de VS, die druk moest zetten op de Britse regering om de voedselimporten toe te staan. Zie het blog De Bevoorrading van België.
In jaar 2 en 3 bracht de CRB slechts een paar duizend ton bloem (meel) in zakken België binnen. Graan, gemalen in de Belgische maalderijen, voorzag in de behoefte van bloem voor de broodvoorziening.

De Verenigde Staten treden toe tot de oorlog
In april 1917, jaar 3 van CRB activiteit, was de VS toegetreden tot de oorlog en waren de Amerikaanse CRB vertegenwoordigers vertrokken uit België. Spanje en Nederland namen de toezichthoudende taken over.
De belangrijkste wijziging die plaatsvond was de financiering van de importen. De CRB liet deze volledig overnemen door de Amerikaanse overheid. Kennelijk is er binnen deze deal ingezet op aanzienlijk meer import van (Amerikaanse) bloem in zakken, naast het graan in bulk, blijkens de cijfers van jaren 4 en 5.

Voor mijn onderzoek naar versierde meelzakken is de vraagstelling of de bloemzakken die van november 1917 tot augustus 1919 zijn geïmporteerd, geschikt waren voor hergebruik en zo ja, door de Belgische bestuurderen van CNSA/NKHV ter beschikking zijn gesteld van liefdadigheidsorganisaties?
Ongetwijfeld niet:
Ten eerste heeft de versiering van meelzakken in België plaats gevonden in het jaar 1915 en begin 1916 in reactie op de schenkingen bloem in jaar 1. Daarna was de rage over.
Ten tweede was de bevoorrading van meel in de jaren 4 en 5 ingekocht door de CRB en zullen de zakken industriële verpakkingen zijn geweest.

Inkoop en schenkingen
De CRB was een inkooporganisatie. Ze financierde de aankoop van goederen met leningen, garanties en subsidies van Belgische, Franse, Britse en Amerikaanse industriëlen en overheden.

Een klein gedeelte van de importen van de CRB waren schenkingen van de bevolkingen van Groot-Brittannië, de Gemenebest waaronder Canada, en de Verenigde Staten.

CRB jaarlijkse import van aankopen en schenkingen. Grafiek Annelien van Kempen

 

Meelzakken in de oceaanstomer Hannah, het Kansas State ship. Het schip vervoerde 4600 ton bloem, waarvan 50% ingekocht en 50% schenkingen. De Hannah vertrok uit New York op 6 januari en kwam aan in Rotterdam op 27 januari 1915. Een week later was het meel in België gedistribueerd bij de bakkerijen. Foto: HILA

Het eerste jaar van de importen van de CRB bestond 16% van de goederen die bezet België bereikten uit schenkingen.
De helft hiervan was bloem (meel), verpakt in zakken.

CRB import van schenkingen in jaar 1 in productcategoriëen. Grafiek Annelien van Kempen

Inkoop en schenkingen van meel in het eerste jaar
Van november 1914 tot oktober 1915 heeft de CRB 108.244 ton bloem (meel) ingekocht (zijnde 71%). Ze verscheepten 45.615 ton bloem (meel) dat geschonken was (zijnde 29%). Totaal werd er 153.859 ton ingevoerd in het eerste jaar.

Uit mijn onderzoek blijkt dat het meel was verpakt in zakken van 12, 24, 48, 98 en 220 LBS. (1 LBS is 0,45 kg). Ook heb ik zakken gezien van 50 en 100 kg.

Zogenaamde Amerikaanse winkel in Campenhout, België, in 1915 met importproducten van de CRB. Foto HILA

Schenkingen bloem uit de VS zijn meest verpakt in zakken van 49 LBS. Van de aankopen van CRB is bekend dat 20 ton bloem ‘Flour Canada’s Gift’ en ‘Gift from Ontario (Canada) to the Motherland‘ gekocht in Groot-Brittannië verpakt was in zakken van 98 LBS; 50.000 barrels bloem gekocht door de American Commission for Relief in Belgium in New York waren verpakt in zakken van 49 LBS en bedrukt met het label ‘American Commission‘.
De schenkingen bloem uit Canada zijn hoofdzakelijk verpakt in zakken van 98 LBS. In het rapport Relief Work for the Victims of the War in Belgium wordt gerapporteerd over de zakken meel verscheept in de vier schepen SS Tremorvah, SS Dorie, SS Calcutta, SS Treneglos, plus lading voor het vijfde schip (SS St. Cecilia).

SS Calcutta met donaties hulpgoederen uit Canada vertrok op 19 december 1914 uit Halifax en kwam op 8 januari 1915 aan in de Maashaven, Rotterdam. De Calcutta vervoerde 3030 ton tarwe in bulk, plus 873 ton tarwemeel in circa 20.000 meelzakken. HILA CRB records 22003 box 619

Import aantal meelzakken
De CRB-statistieken van 1925 in combinatie met de resultaten uit mijn onderzoek leiden tot een inschatting van het aantal geïmporteerde meelzakken uit de VS, Canada en de rest van de wereld.

Import meelzakken in bezet België

Nov. 1914 - okt. 1915AANKOOPSCHENKINGEN
VS en rest wereld2.450.0001.390.000
Canadees meel uit Groot-Brittannië450.000-
Canada100.000110.000
Totaal 3.000.0001.500.000
Bronnen: Commission for Relief in Belgium (CRB). Statistical Review of Relief Operations by George I. Gay, 1925; Œuvre de Secours pour les Victimes de la Guerre en Belgique, Prud’homme, 1915

Conclusie
De inschatting is dat de CRB de import van 4,5 miljoen zakken bloem heeft georganiseerd tussen november 1914 en oktober 1915, waarvan één derde donaties: 1,5 miljoen zakken en twee derde aankoop: 3 miljoen zakken. De bijdrage van Canada aan de import van meelzakken is op basis van deze inschatting 15%.

Zij hebben de bron gevormd voor de huidige collecties originele en versierde meelzakken van WO I.

 

Dank aan James Gordon-Cumming, www.trenchart.co.uk, voor de inspirerende gedachtenwisseling over deze cijfers

Bronnen:
Commission for Relief in Belgium (CRB). Statistical Review of Relief Operations by George I. Gay, 1925

Prud’homme, H., Relief Work for the Victims of the War in Belgium. Report on donations received and shipments made to Belgium since the Work was started up to February 5th, 1915. Montréal, February 5th, 1915

*) Becuwe, Frank, In de ban van Ceres. Klein- en grootmaalderijen in Vlaanderen (ca. 1850-ca. 1950). Relicta Monografieën 3. Archeologie, Monumenten en Landschapsonderzoek in Vlaanderen. Brussel, VlOE, 2009

Cake & Pie: Pride of Niagara

Zomaar wat surfend op internet deed ik de vondst van de dag!
Ik stuitte op een krantenartikel met de schenking aan het Taxandriamuseum in Turnhout van een bloemzak met kanten omranding .
In 2023 kwam deze parel in bezit van de Musea Turnhout.
Het kanten boord is zogenaamd ‘oorlogskant’ of ‘war lace’ dat tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gemaakt door Turnhoutse kantwerksters. (Het Nieuwsblad, 21 maart 2024, gvn)

De bloemzak ‘Cake & Pie: Pride of Niagara’ van de Thompson Milling Co. in Lockport, New York, VS, blijkt een zak te zijn, die gaarne voor transformatie en borduurwerk ter hand is genomen.
Ik toon u zeven exemplaren in diverse collecties.
Ter vergelijk!

1) Taxandriamuseum, Turnhout, België

Bloemzak ‘Pride of Niagara’, Thompson Milling Co, Lockport, N.Y. “De Belgen strijden om recht en vrijheid te bewaren, Vrij Amerika heeft ons van hongersnood bevrijd”. 1914-1918, ook: 3-9-1914. Coll. en foto Turnhoutse Musea
𝗪𝗼𝗿𝗸𝘀𝗵𝗼𝗽 ‘𝗛𝗲𝗿𝗸𝗲𝗻𝗻𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗸𝗮𝗻𝘁𝘁𝗲𝗰𝗵𝗻𝗶𝗲𝗸𝗲𝗻’

Op 21 mei vond de workshop ‘Herkennen van kanttechnieken‘ met Frieda Sorber – jarenlang conservator van de historische collectie van het ModeMuseum in Antwerpen – plaats op de kantzolder en in het depot van het Taxandriamuseum. Frieda Sorber berichtte mij over de workshop:

Detail achterzijde bloemzak ‘Pride of Niagara’, Taxandriamuseum Foto: F. Sorber

We eindigden in het museum depot en daar was onder andere een recente gift met kant uit Turnhout uitgehaald. Het ziet er naar uit dat de keerzijde van de zak, gedeeltelijk gebruikt werd om de loper te vergroten.”

Op de Facebookpagina van het museum vond ik een foto van het workshop-gezelschap in het museum depot: Sofie Wilder, coördinator Archief en Musea Turnhout, presenteert enkele kanten, de bloemzak ligt op de tafel, verscholen onder een doorzichtig papier!

Workshop ‘Herkennen van kanttechnieken’ met Frieda Sorber en Sofie Wilder in het depot van het Taxandriamuseum, 21 mei 2024. Foto: Taxandriamuseum
Meelzak ‘Pride of Niagara, Thompson Milling Co, Lockport, N.Y.’ Detail bedrukking en borduurwerk; verkregen door een legaat van Isabella Errera. Collectie KMKG-MRAH, Tx 1384. Foto: auteur
In Overijse versierde bloemzakken Chicago’s Flour Gift/Pride of Niagara, Thompson Milling Co. Particuliere collectie. Foto: Zoniën 2021-02
Het lokale Hulp- en Voedingskomiteit ‘Overijssche’, 1915. Portret met de twee versierde meelzakken. Foto: Louis Rigaux, coll. J&I Rigaux

4) Particuliere collectie, België
Meelzak ‘Pride of Niagara’, Thompson Milling Co, Lockport, N.Y. verwerkt in kamerscherm. Part. coll. P. Hilgers

Bloemzak ‘Pride of Niagara’, Thompson Milling Co. Lockport, N.Y.; beschilderd, geborduurd. Coll. HILA HHSC 62008 Box 20 item 7 recto. Foto: auteur
‘1914-1915 Pensionnat du Sacré-Coeur Overijssche (Bruxelles) Province de Brabant Belgique’. Coll. HILA HHSC 62008 Box 20 item 7 verso. Foto: auteur

 

Detail van kanten boord, HILA 62008 box 20.7. Foto: auteur

6) Hoover Institution Library & Archives, Palo Alto, Ca., VS

Madame AU-Bruyninckx te Koekelberg, Brussel, ontwierp en borduurde de versiering op de bloemzak. ‘Auguste’ Marie Françoise Bruyninckx, meisjesnaam Van Campenhout, werd geboren op 11 maart 1874 in Sint-Jans-Molenbeek. Ze was 41 jaar toen ze in 1915 het borduurwerk aanbracht.
Bloemzak ‘Pride of Niagara’, Thompson Milling Co. Lockport, N.Y.; geborduurd door Mme AU Bruyninckx, Koekelberg, Brussel. Coll. HILA HHSC 62008 Box 1 item 5. Foto: auteur
Detail: de naam van de borduurster. Coll. HILA HHSC 62008 Box 1 item 5. Foto: auteur

7) Herbert Hoover Presidential Library-Museum, West Branch, Iowa, VS
Meelzak ‘Pride of Niagara’, Thompson Milling Co, Lockport, N.Y. ‘From Grateful Belgium, 1914-1915’, geborduurd kussen. Coll. HHPLM 62.4.8 (1), foto: auteur
Detail HHPLM 62.4.8 (1), foto: auteur

‘Pride of Niagara’ in een Amerikaanse advertentie voor bloem en suiker. The Fair Haven Era (Fair Haven, Vermont), 31 december 1914

Lockport, New York
De plaats Lockport in de staat New York, ligt 40 km ten noord-oosten van Buffalo, en in de nabijheid van de Niagara watervallen. Het dankt zijn naam aan de sluizen (locks) die ter plekke werden gebouwd om 18 m hoogteverschil te overbruggen in het historische Erie Canal, een kanaal dat de Hudson rivier verbond met het Erie Meer.

Close-up view of a stairstep series of locks on the Erie Canal at Lockport, New York. Identifier: NYSA_A3045-78_D47_LoB Date: 1880 – 1910
Repository: New York State Archives Source: New York State Archives. New York (State). Education Dept. Division of Visual Instruction. Instructional glass lantern slides, ca. 1856-1939. Series A3045-78, Call no. D47_LoB
Dank aan:
– Frieda Sorber voor de informatie over de bloemzak in het Taxandriamuseum te Turnhout;
– Hubert Bovens voor de biografische gegevens van borduurster Auguste Bruyninckx-Van Campenhout.

Hulp aan Belgische soldaten op Herengracht 406 in Amsterdam

Herengracht 406, Amsterdam – het pand met de rode deuren, 2024.

Eind 1916 organiseerde het Comité ‘Hulp voor de soldaten aan het Belgische front’ aan de Herengracht 406 in Amsterdam een tentoonstelling waar versierde meelzakken opduiken!
Het waren kussens die “eigenlijk meelzakken waren van Amerikaansche origine en Belgische bestemming”; ook beschilderde zakken (“op het grauwe gonje zijn berooide Belgische vrouwen, vaderlooze kinderen gepenseeld”), maakten deel uit van de verkoopuitstalling.

Comité ‘Hulp voor de soldaten aan het Belgische front’
In Nederland verblijvende Belgen richtten aan het begin van de oorlog het Comité van ‘Hulp voor de soldaten aan het Belgische front’ op. Het liefdadigheidscomité spande zich in gelden in te zamelen om pakketten te versturen aan Belgische soldaten aan het front. Ze organiseerden verscheidene fundraising activiteiten. In september 1916 luidde hun oproep:
Binnen enkele dagen zal wederom de herfst zijn aangebroken en nog steeds bevinden onze arme soldaten zich in de loopgraven.

Belgische infanterie, foto website be14-18.be

Het liefdewerk ‘Hulp voor de soldaten aan het Belgische front’ stelt zich ten doel zooveel mogelijk het lot der soldaten te verzachten, door aan diegenen, welke niet door hunne familie kunnen geholpen worden – en hun aantal is zeer groot – van tijd tot tijd een pakket toe te zenden, bevattende een paar sokken, benevens tabak en levensmiddelen, een en ander ter waarde van f 3 per colli.(Algemeen Handelsblad, 15 september 1916)

Het Comité was samengesteld uit Belgische vrouwen, die geografisch verspreid in Nederland verbleven:
In het Comité voor Nederland hebben o.a. zitting als
presidente: madame R. van Strydonck, Seinpostduin 24, Scheveningen; secretaresse: madame M. Dupret, Ulvenhoutschelaan 6, Breda; penningmeesteres: mademoiselle M. Détière, ‘s-Gravendijkwal 113, Rotterdam;
comitélid: mademoiselle Peeters, Anna Vondelstraat 13, Amsterdam.
(Algemeen Handelsblad, 15 september 1916)

Tentoonstelling van kunst en andere voorwerpen in december 1916

Alfred Ost, Tentoonstelling voor Comité ‘Hulp aan Belgische Soldaten’, Heerengracht 406, 1916. Afm. 46×79 cm. Drukk. Kotting. Coll. Postermuseum New York

Deze affiche met een tevreden lachende, pijprokende, Belgische soldaat riep het publiek op tot bezoek aan een verkooptentoonstelling ten bate van de soldaten aan het front. Namens het Comité Hulp aan Belgische soldaten was mejuffrouw G. Peeters organisator van de bazaar. Zij woonde in de Anna Vondelstraat (tegenwoordig Anna van den Vondelstraat) [1]. Geergina Maria Clementina Peeters, ºAntwerpen 28-07-1866, was gezelschapsjuffrouw. In 1902 kwam zij uit Merksem, België, naar Amsterdam, woonde van 1911-1913 in Heemstede  en vertrok in mei 1919 weer terug naar België.

In perceel Heerengracht 406 zal op 19, 20 en 21 December een verkooping worden gehouden van schilderijen, teekeningen, handwerken enz. ten bate van de Belgische soldaten aan het front. De verkooping gaat uit van het Comité tot hulp aan Belgische soldaten, dat sinds den aanvang van den oorlog werkzaam is.
Leidster van dezen bazaar, die van 10-12 en 2 – 6 zal geopend zijn, is mej. G. Peeters, Anna Vondelstraat 13.
(Algemeen Handelsblad, 12 december 1916)

John Walter Hart, ºAmsterdam 18-11-1861 +Auschwitz 23-11-1942, was eigenaar van Herengracht 406 in de jaren 1904 tot 1920. Hij was daar werkzaam in het kleermakersbedrijf van zijn vader, de firma H. Neville Hart en Co, later (H. Neville) Hart & Schoemaker, Koninklijke kleermakers. John Walter Hart bekleedde vele functies in de kledingbranche.

Voorwerpen die zeker goud zullen opbrengen
Het Algemeen Handelsblad ging ter plaatse op bezoek en deed wervend verslag. Het onthulde de aanwezigheid van blanke kussens en mistroostige schilderijen die eigenlijk meelzakken waren en daarom van een grote waarde.

Er is van alles. Sachets, rosesatijnig, die wegschemeren onder roomkleurige tulle en blanke point-lacé kussens, die eigenlijk meelzakken zijn, van Amerikaansche origine en Belgische bestemming; op het grauwe gonje zijn berooide Belgische vrouwen, vaderlooze kinderen gepenseeld; dát zijn voorwerpen, die zeker goud zullen opbrengen.
Ook zijn er odeurs, pénétrante, zachte, bedwelmend… ’t is éen en al, zoete parfumgeur, als je de tentoonstellingskamer binnengaat. Ook zijn er schilderijen én speldekussens én honderd, vijfhonderd, duizend andere snoeperige niemandalletjes, die men toch zoo graag koopt, als men weet, dat de opbrengst komt in de kas van het Comité ‘Hulp aan de Belgische soldaten’.
(Algemeen Handelsblad, 19 december 1916)

Mijn nieuwsgierigheid naar de tentoongestelde geborduurde en beschilderde bloemzakken is gewekt; tot heden heb ik echter geen exemplaar getraceerd.

Belgische Kunsttentoonstelling in Tilburg
Enkele maanden eerder, in juli 1916, werd een Belgische Kunsttentoonstelling gehouden in Tilburg. Frieda Sorber, oud-conservator van de historische collectie van het ModeMuseum in Antwerpen, stuurde me een foto toe van de tentoonstelling: “een verloren gelopen kaart, met allerlei Belgisch handwerk en schilderijtjes; geen bloemzakken…“. Het sfeerbeeld geeft een voorstelling van hoe ook de tentoonstelling in Amsterdam zal zijn geweest, mèt bloemzakken.

Belgische Kunsttentoonstelling Tilburg 22 – 30 juli 1916. Postkaart, collectie Frieda Sorber

Affiches van Alfred Ost
Over de affiche van de tentoonstelling heb ik meer gevonden. De affiche is ontworpen door de Belgische kunstenaar Alfred Ost (ºZwijndrecht 14-02-1884 †Antwerpen 09-10-1945).

Alfred Ost, Vluchtelingen, Sluis, 27-11-1914, litho. Bron: Wikipedia

Ost, woonachtig in Mechelen, was na het uitbreken van de oorlog met zijn ouders naar Nederland gevlucht en kwam terecht in Sluis. Begin 1915 trok hij verder naar Amsterdam en kwam te werken bij de steendrukkerij van de firma Kotting. Alfred Ost voelde zich diep betrokken bij zijn landgenoten in den vreemde, de vluchtelingen, krijgsgevangenen en soldaten aan het front. Hij werkte mee aan de initiatieven van liefdadigheidscomités en maakte voor hen affiches en prentbriefkaarten.

Alfred Ost, Paarden, 17-12-1914, litho. Bron: Wikipedia
Alfred Ost, Tentoonstelling voor Comité ‘Hulp aan Belgische Soldaten’, Heerengracht 406. Coll. Postermuseum New York

Hij schilderde voor het Comité tot hulp aan Belgische soldaten het portret van een soldaat, getekend door zijn ontberingen; toch oogt de man ontspannen en geniet van zijn pijptabak. Het uniform is grijsblauw; de pet staat nonchalant achter op zijn hoofd.

Deze affiche van Ost is onderdeel van de collectie van het Postermuseum (Philips Williams Posters) in New York en is online te koop.
Het Stadsarchief Amsterdam bewaart meerdere andere affiches en ook prentbriefkaarten, die zijn ontworpen door Alfred Ost.

Ost keerde in 1919 terug naar België en vervolgde zijn schilderscarrière. Hij is een erkende, vooraanstaande Belgische kunstenaar met collecties in meerdere musea. Een kunsthistoricus typeerde hem aldus: ‘Alfred Ost is de man van de steeds rake, trefzekere, dynamische lijn, van licht- en schaduwspel, van ritme en beweging’ [2].
Mede tijdens zijn Amsterdamse periode en beïnvloed door de oorlogsomstandigheden ontwikkelde hij een eigen, herkenbare grafische stijl.

Alfred Ost, Groot artistiek concert. Affiche voor een benefietconcert in het Concertgebouw op 10 november 1917, georganiseerd door de Belgische geïnterneerden ten bate van de Vereeniging “Voor het schoolkind” voor kleding voor Amsterdamse schoolkinderen, 1917. Drukk. Kotting, Coll. Stadsarchief Amsterdam


Herengracht 406 in de Tweede Wereldoorlog
*Poëzieavonden en lezingen
De tekenares Johanna Charlotta ‘Lotte’ Ruting bewoonde de zolderverdieping van Herengracht 406 tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zij organiseerde op een lagere verdieping regelmatig illegale poëzie-avonden en lezingen. Ook doken er verzetsmensen en joodse schrijvers onder, en diende een klein kamertje als centrale voor de opvang van Britse piloten.

*Joods Monument
Het huis is ook een Joods monument omdat een van de bewoners, Isaac Alexandroff (Amsterdam 27-02-1899 Sobibor 16-07-1943), van beroep commissionair, werd weggevoerd naar Sobibor en daar overleed. Er is een link met België, vermits hij in 1927 vanuit Brussel naar Amsterdam verhuisde.

Herengracht 406, Amsterdam – het pand met de rode deuren, 2024. Foto: auteur

Slot
Mijn onderzoek naar de versierde meelzakken maakt een verhaal bekend over het huis aan de Herengracht 406 in Amsterdam, voortkomend uit de Eerste Wereldoorlog. Het is een toevoeging aan de verhalen die bekend zijn uit de Tweede Wereldoorlog.
Voor het Postermuseum in New York biedt het achtergrondinformatie over de affiche, ontworpen door Alfred Ost.

Of het Amsterdamse grachtenhuis in de periode 1914-1918 een band had met België of in december 1916 dankzij een connectie tussen de Belgische Geergina Peeters en de maatkledingfabrikant John Walter Hart eenmalig gebruikt is voor de tentoonstelling door het Belgisch Comité vraagt om verder onderzoek.
Ook vraag ik me af: is er meer informatie over deze tentoonstelling in Nederland, met name informatie over de meelzakken?

 

Voetnoten:
[1]
Mej. G. Peeters, lid van het Comité ‘Hulp voor de soldaten aan het Belgische front’, organiseerde de verkooptentoonstelling in december 1916 waarin versierde meelzakken werden aangeboden. Zij woonde in de Anna Vondelstraat 13, een straat in Amsterdam-West.
De straatnaam is in 1986 gewijzigd in Anna van den Vondelstraat. Anna van den Vondel (ca. 1620-1675) was dochter van de dichter en toneelschrijver Joost van den Vondel en Mayke de Wolff.
[2] Geerts, Roger, Waar kan Alfred Ost als kunstenaar gerangschikt worden? Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33, 1984, p. 234

 

Dank aan:
– Jan de Vries, Rotterdam, voor bijwoning van een van mijn lezingen over de versierde meelzakken. Het inspireerde hem tot zakkenonderzoek in Nederlandse bronnen; hij vond de krantenartikelen en affiche over deze tentoonstelling;
– Hubert Bovens, Wilsele, voor de biografische gegevens van kunstenaar Alfred Ost;
– Liesbeth Croimans, Stadsarchief Leuven, voor de informatie over het pand Herengracht 406, Amsterdam, tijdens de Tweede Wereldoorlog;
– Eveline Lambrechtsen van het Stadsarchief Gemeente Amsterdam, voor de informatie over Geergina Peeters, John Walter Hart en de eigendom van Herengracht 406.

 

Witte en Rode Kerst – het oorlogsdagboek van Alice Gugenheim

Foto van Alice Gugenheim-Aaron op 54-jarige leeftijd in 1924. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM

Recent is het oorlogsdagboek van Alice Gugenheim-Aaron tevoorschijn gekomen met als omslag een geborduurde bloemzak ‘Victor’, J.C. Voshell, Camden, Delaware, 10 lbs, waarop de datum 6 juni 1915. Binnenin zijn van dezelfde bloemzak een deel onbewerkt en een deel geborduurd bewaard gebleven, tezamen met tekeningen, geschreven (Franse) teksten, krantenknipsels en postkaarten.

Verjaardagscadeau voor dochter Ida
Op Tweede Kerstdag 26 december 1916 – een gedwongen rustdag- was Alice Gugenheim te Brussel in staat te schrijven en tekenen in het album dat ze had gekocht als verjaardagscadeau voor haar oudste dochter Ida.

Geborduurde bloemzak ‘Victor’, J.C. Voshell, Camden, Delaware, 10 lbs, 6 juni 1915, omslag van Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM

Een aantal fragmenten uit Alice Gugenheim’s ‘Scrapboek’.

‘Witte Kerst – Rode Kerst’, bladzijde in Alice Gugenheim’s album. ‘Les Deux Pierrots’  (linksboven) is een eenakter in verzen van Edmond Rostand. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM

Witte Kerst en Rode Kerst
‘Noël Blanc – Noël Rouge’ zijn twee tekeningen vol symboliek rondom de aankondiging van het Grote Liefdadigheidsfeest op 26 december 1916 in Zaal De Philharmonie in Jette.

Rode Kerst, tekening in Alice Gugenheim’s album, 1916. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
Het handschrift van Alice Gugenheim in haar album, 1916. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.

26 december 1916
Ik schrijf in Brussel op een vrije dag of een van gedwongen rust, er komen zoveel herinneringen naar boven. Maar… na 2 1/2 jaar (ik schrijf op 26 december 1916) … zijn de herinneringen ver weg … neemt de wrok af, maar … is de censuur daar!! … Altijd! …

‘Ce que l’on vit à Charleroi le 22 août 1914!!’, M. Collette**, 18-1-1916, aquarel in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM

Oorlogsdagboek*)

Fragment in Alice Gugenheim’s album, 1916. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.

Ik ben begonnen met dit album op 6 juni 1915, de dag dat jij, Ida, 21 werd. Het was een geschenk binnen mijn financiële mogelijkheden. Het zal voor de toekomst ook de middelen weerspiegelen die ons zowel in materiële zin als in moraal helpen in leven te blijven.

‘Le Livre de Paix’ van E. Maxence in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM

Elke pagina en de tekeningen die het album bevat, geven verslag van de feiten; ze vormen de samenvatting van het ‘oorlogsdagboek’, dat je mooie jeugdjaren zal hebben gevormd met fasen van verdriet en emoties in donkere dagen; toch ook vaak opgelicht door de wens van ons allemaal om in deze akelige dagen te beseffen dat het nog veel erger had kunnen zijn.

‘Ce que l’on voit à Bruxelles en 1915, 1916′, M. Collette**, 18-1-1916, aquarel in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM

Het idee van de Amerikaanse bloemzakken
Na veel zoeken zijn we tijdelijk op de Brugmannlaan neergestreken waar ik en wij allemaal na de werkdag een schijn van thuis hebben gevonden, waar we in ieder geval ’s avonds samen zullen zijn.

‘A propos de Sacs’, bladzijde in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
De winkel met Amerikaanse bloemzakken, Boulevard Anspach, 1915. Postkaart in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM

Het idee van de Amerikaanse bloemzakken waarvoor we onze steun aan het Nationaal Komiteit voor Hulp hebben aangeboden, heeft ons in staat gesteld die prachtige winkel op de Anspachlaan op te zetten, waardoor we dankzij het werk van onze dochters[2] gedurende 6 maanden ons huishouden zelf konden bekostigen.
Maar in het begin van de eerste maand, die duur was, aten we met andere oorlogsgetroffenen maaltijden voor 45 cent in het restaurant tegenover de winkel. Ik kan niet zeggen dat het ideaal voor ons was en dat het Raphaël [3] niet veel meer moeite kostte, dan ons. Maar wat een hoop tijd en geld bespaard.

Geborduurde bloemzak ‘Victor’, J.C. Voshell, Camden, Delaware, 10 lbs, 1915, in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM

Onderzoek Evelyn McMillan van het oorlogsdagboek
Evelyn McMillan (EMcM) is erin geslaagd toegang te krijgen tot het oorlogsdagboek van Alice Gugenheim-Aaron, door een afspraak te maken in de Hoover Institution Library & Archives (HILA) om het album te fotograferen, wat plaatsvond met vakkundige assistentie van Laurent Cruveillier, HILA-conservator boek en papier. Op 28 augustus 2023 fotografeerden zij in een uur tijd het album, dat in slechte staat was. De HILA staf zou de restauratie direct daarna beginnen, maar die zou wel enige tijd in beslag nemen.
Evelyn stuurde me een honderdtal foto’s toe en schreef: “Pagina’s in Alice’ album liggen een beetje door elkaar. De lange vellen van wat lijkt op een ‘drukproef’ waren in omgekeerde volgorde neergelegd.
Het album lijkt een getypte transcriptie van de handgeschreven bladzijden te bevatten.
Sommige pagina’s zijn te kwetsbaar om uit te vouwen.
Al met al fantastisch om het oorlogsdagboek te zien en zo blij te weten dat het bewaard is gebleven!”

Onbewerkte bloemzak ‘Victor’, J.C. Voshell, Camden, Delaware, 10 lbs, 1914, in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM

Op basis van de ontvangen foto’s kan ik op dit moment nog geen inschatting maken van het aantal pagina’s van het album en de tijdsspanne die het omvat.

Ik wilde echter niet langer wachten om het nieuws over het tevoorschijn komen van dit bijzondere oorlogsdagboek uit de Grote Oorlog te delen!


Voetnoten:
**) M. Collette: mogelijk is de illustratie van de hand van Marguerite Collette, °Brussel 17-12-1898 +Brussel 21-11-1924; bij haar overlijden was ze gehuwd met Joseph Decoster, winkelier.
Haar ouders: Gérard Joseph ‘Nicolas’ COLLETTE, employé de commerce, °Verviers +Brussel en Marie Joséphine Caroline DELAET °Brussel.

[1] Ida Gugenheim, Alice’s oudste dochter, was geboren in Charleroi op 6 juni 1894.

[2] Alice Gugenheim had twee dochters: Ida en Lise, geboren in Charleroi op 19 november 1896.

[3] Raphaël Gugenheim was de echtgenoot van Alice.


Originele Franse tekst:
(J’écris à Bruxelles en un jour de loisirs ou de repos forçé autant de souvenirs me passent à l’esprit. Mais … au bout de 2 ans 1/2 (j’écris le 26 décembre 1916)… les souvenirs sont loin… les rancoeurs s’apaisent et la censure est là!! … toujours!…)

(J’ai commencé cet album le 6 Juin 1915, jour de tes 21 ans (Ida)[1]. Ce fut un cadeau dans mes moyens pécunairement parlant. Il reflètera pour l’avenir aussi les moyens qui nous aidera à vivre matériellement et moralement. Chaque page et les dessins qu’il contient, indiqueront les dates des faits et seront le résumé du ‘journal de guerre’, qui aura vu tes belles années de jeunesse dans des phases de tristesse et d’émotions des jours de sombres, éclairés cependant souvent par notre volonté à tous de voir en ces mauvais jours ce qu’il pût y avoir de plus mauvais encore.)

(Après bien des recherches nous nous installons provisoirement Avenue Brugmann ou je trouverai et nous tous après les journées de labeur un semblant de chez nous ou nous serons du moins ensemble le soir.
L’idée des sacs américains pour laquelle nous avons offert notre concours au comité National de Secours nous à permis de monter ce beau magasin au Boulevard Anspach qui pendant 6 mois grâce au travail de nos filles nous permit d’entretenir notre ménage par nous-même.
Mais au début pendant le premier mois qui était couteux nous avons mangé avec les éprouvés de la guerre au restaurant à 45 centimes qui se trouvait en face du magasin. Je ne dirai pas que ce fut l’idéal pour nous et qu’il ne nous en coûta pas plus pour Raphaël que pour nous. Mais que de temps et d’argent gagné.)


Stanford University, Main Quad met uitzicht op Hoover Tower waar Hoover Institution is gevestigd; foto: EMcM, 2018

*)
Het album van Alice Gugenheim-Aaron wordt bewaard in de Hoover Institution Library-Archives op Stanford University in Palo Alto, Californië:
HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.

 

Dank:
– Evelyn McMillan voor het onderzoek en de fotografie van het oorlogsdagboek van Alice Gugenheim-Aaron.
– Hubert Bovens voor zijn meedenken en tekstsuggesties en de biografische gegevens.

Show beschilderde bloemzakken voor Kunstvrienden in MuZee

Presentatie voor de Kunstvrienden. Onderzoekers en Verzamelaars van Belgische kunst 1830-1950 – Tweede Trefdag in MuZee, Oostende, oktober 2023

Kunstvrienden
Op 14 oktober 2023 was ik uitgenodigd een lezing  te geven voor de Kunstvrienden, Onderzoekers en verzamelaars van Belgische kunst 1830-1950 tijdens hun Tweede Trefdag in MuZee te Oostende.
De Kunstvrienden zijn een onderzoekersgroep in enkele jaren gegroeid tot meer dan 30 mensen (waaronder vooraanstaande), kunsthistorici, docenten, museumconservatoren, uitgevers en onderzoekers van Belgische kunst uit de 19e en begin 20e eeuw.
Ik toonde de speciaal voor hen samengesteld diashow
2023 Kunstvrienden: Tentoonstelling beschilderde bloemzakken 1915‘, waarin de foto’s van alle kunstwerken die wereldwijd in collecties tevoorschijn zijn gekomen tijdens mijn zakkenonderzoek.

De vrienden waren unaniem positief zoveel schilderingen op bloemzak te zien van bekende en onbekende kunstenaars, actief binnen bezet België tijdens de Grote Oorlog.
NB. Inmiddels resulteerde de lezing in mijn artikel ‘De kunst van de meelzak‘ (oktober 2025).

Achtergrond
Belgische kunstenaars beschilderden geleegde Amerikaanse en Canadese bloemzakken, vooral in de zomer van 1915. Zij zetten hun artistieke talenten in, uit solidariteit met behoeftige collega’s in oorlogstijd en uit patriottische plicht en vaderlandsliefde voor hun door Duitsland bezette land.

Henri Thomas, Jonge vrouw met mof, bloemzak – detail-, 1915. Coll. Prentenkabinet KBR. Foto: auteur

Na het uitbreken van de oorlog zamelden de Amerikaanse en Canadese bevolking hulp in voor de Belgische bevolking, daardoor bereikten duizenden kilo’s tarwemeel verpakt in handzame zakken in de eerste oorlogswinter bezet België.

Guillaume Van Strydonck, ‘Washington’s Spirit Does Flourish in USA’, bloemzak. Moulckers coll. St. Edward’s University. Foto: Linzee Kull McCray

Het beschilderen van de geleegde zakken was een goed georganiseerde actie van de kunstenaarsverenigingen om via tentoonstellingen geld in te zamelen voor behoeftige collega-kunstenaars en hun gezinnen; onder de oorlogsomstandigheden en de bezetting hadden zij de steun hard nodig.
Uit dankbaarheid voor de internationale steun en om uiting te geven aan hun emoties vanwege de onderdrukking door de Duitse bezetter, schilderden de kunstenaars op de bloemzakken.
Dat was niet makkelijk, het katoen en de jute van de geleegde zakken waren ongeschikte schildersdoeken en de zakken waren reeds bedrukt met logo’s, namen, en soms huldeblijken, van de Amerikaanse en Canadese maalderijen.

Rodolphe-Arman STREBELLE. ‘Eten aan het water’. Bloemzak ‘Cascadia’, Portland Flouring Mills, Portland, Oregon. Moulckers Collection. Part. coll. USA

Op de zakken die de kunstenaars beschilderden zijn de verwijzingen naar de omstandigheden van 1915 uiteenlopend en subtiel: ruïnes, moedige soldaten, allegorieën, het voeden en onderwijzen van kinderen, vrouwenportretten, symbolische bloemen en planten.
Toch vraag je je af in welke mate de academisch gevormde schilders in hun werk de oorlogsellende wilden uitbeelden, of kwastten zij in zomer 1915 voort op een betere tijd die achter hen lag, dan wel vol hoop op een spoedig einde van de oorlog?

François Maréchal ‘Hiercheuses’, Liège, 22 Juin 1915. Schets op meelzak. Moulckers Collection St. Edward’s University. Foto: Travis Williams

Oppervlakkig gezien lijken meerdere kunstenaars met lieflijke platen hun land in welvarende staat, zelfs in toeristische beeldtaal en in dankbaarheid aan ‘Amerika’ op te dragen. Ze herdrukten eigen, eerder gemaakte, werken op meelzakken. Tevens kopieerden zij in verf letterlijk de foto’s van (Amerikaanse) oorlogsfotografen.
In die zin is hun werk gemakkelijk, beperkt vernieuwend en origineel. Hoewel daar dan weer ongemak in zit.

Jef CODRON, Soupe Communale Quartier No. 1. 1915, Bruxelles. Beschilderde bloemzak. Moulckers Collection. Part. coll. USA

Bestudering van de kunstwerken, de vergelijking met eerder en later werk van de kunstenaars, de vergelijking van series beschilderde bloemzakken, leiden tot een andere conclusie. Het kennen van de nuances, toegepaste kleuren en symboliek vertelt het verhaal van oorlog en bezetting.
De kunstenaars voelden de dreigende macht en censuur van de Duitse bezetter wel degelijk, daarom lijken zij zich in hun schilderingen op de vlakte te hebben gehouden, richting de bezetter.
De vrijheid die ze voelden was om de afzenders van de bloemzakken -allemaal op één hoop gegooid onder de noemer ‘Amerika’- erkentelijkheid te betuigen met patriottische symbolen, zowel Belgische als Amerikaanse.
Ook zullen de kunstenaars in juni 1915 met overtuiging de hoop hebben gekoesterd dat de oorlog en bezetting op korte termijn zou zijn afgelopen.
Niets was minder waar.

Jean Brusselmans, ‘Fleurs’, meelzak ‘American Commission’, 1915. Courtesy Herbert Hoover Presidential Library and Museum

Statistieken
De kunstwerken worden tegenwoordig  in Belgische en Amerikaanse publieke en private collecties bewaard- in mijn database beschik ik over foto’s van 96 beschilderde zakken, waarvan 15 bewaard in België (5 in publieke, 10 in private collecties) en 81 in de VS (57 in publieke, 24 in private collecties).
Bijna 70% van de in de VS bewaarde kunstwerken maakt deel uit van de zogenaamde Moulckers-collecties en ruim 20% komt voort uit de archieven van de Commission for Relief in Belgium, bewaard in de Herbert Hoover Presidential Library-Museum (Iowa) en de Hoover Institution Library and Archives (Californië).

Grafiek Collecties beschilderde bloemzakken van WO I

Uit mijn onderzoek blijkt dat meer dan honderd kunstenaars zakken hebben beschilderd; in krantenberichten en tentoonstellingscatalogi van 1915 staan gegevens met namen van kunstenaars en titels van de werken die zij hebben gemaakt op bloemzakken. Als ik die gegevens meetel kom ik op meer dan 150 beschilderde bloemzakken. Dat is veel meer dan de 96 zakken die ik tot heden ken. Tientallen exemplaren zijn dus nog ‘verborgen’ en zullen in de toekomst hopelijk eens tevoorschijn komen.

De diashow die ik toonde aan de Kunstvrienden bood een interessant platform voor uitwisseling van informatie met kunstkenners en geïnteresseerden, over de Belgische kunstenaars – zowel professionals als amateurs- die binnen het bezette land actief waren in de oorlogsperiode van 1914-1918.

Dame Belgica, bloemzak Flour Canada’s Gift, beschilderd. Coll. en foto: Jan Derynck, Lizerne Trench Art, LTA-Facebook groep

Vervreemdend
Kunsthistorici zijn geneigd deze periode over te slaan, maar juist de beschilderde bloemzakken geven een beeld van de intens beleefde tijd. Bedenk daarbij dat iedere kunstenaar circa drie bloemzakken heeft beschilderd en voor zichzelf uitdrukking gaf aan ‘een gedacht over de omstandigheden van deze tijd bevattend’.
De zakken, het met zorg beschilderde textiel, zijn hoe dan ook verbonden met honger, armoede, verlies en rouw.
Het bijzondere, vervreemdende, van de schilderijen op de zakken is, dat ze tezamen een voorstelling geven van de oorlogsomstandigheden waaronder de kunstenaars en hun gezinnen moesten leven, maar uitgedrukt in kleurrijke, hoopvolle taferelen en een geest van dankbaarheid.


Inhoudsopgave blogs beschilderde bloemzakken
Ik heb op mijn website de volgende blogs over de schilderijen op de bloemzakken gepubliceerd:

De schilders van het Zoniënwoud, Auderghem 1915

Luikse kunstenaars exposeren ‘sacs américains’ in de ‘Académie des Beaux-Arts’

Meelzakken in het Prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek van België (Henri Thomas en Arthur Douhaerdt)

Iconische meelzak van Godefroid Devreese

Beschilderde meelzakken in de Hoover Institution (Henri Logelain, Alphonse Logelain, Paul Jean Martin, Roméo Dumoulin)

Rassenfosse’s hiercheuse op meelzak in Hoover Institution

Haan op eikentak in ochtendgloren’: Piet Van Engelen in de Herbert Hoover Presidential Library and Museum

Blauwe rozen en Boer op akker van Jean Brusselmans in West Branch

Kunstenaars @hooverlibrarymuseum (Rose Houyoux, Aimé Stevens)

‘America Feeding Belgian Children’: Allegorie van Joseph Dierickx

Van Lewis Richards via Berthe Smedt naar Antoine Springael

Dame Belgica en het duiveltje achter haar rokken

De Duitse bezetter en de Amerikaanse meelzakken (P. Jean Velghe)

Art Nouveau kunstwerken voor Mariette en Louisa Van Brussel

Olga Kums’ beschilderde bloemzak

De kunst van de meelzak. Tweede publicatie van de Kunstvrienden.

De kunst van de meelzak. Toelichting op dertien schilderijen.


The Captain and Mrs. Albert Moulckers Collection in Texas, VS:

Linzee Kull McCray fotografeerde met assistentie van stafmedewerkers van de Munday Library, St. Edward’s University, Austin, Tx, de Captain Albert and Mrs. Moulckers Collection, 1 maart 2023. Foto’s: Linzee Kull McCray, Travis Williams


Beschilderde Meelzakken in de ‘Moulckers Collection’ 1

The Captain and Mrs. Albert Moulckers Collection 2

Meelzakken van Belgische schilders in San Francisco – Moulckers Collection 3 (Louis Crombin, Ignace Pley, Amédée Lynen, Jean Francois Taelemans, Ernest Godfrinon)

Belgische schilders in Texas – Moulckers Collection 4

 


Hartelijk dank aan:

Annelien van Kempen, Mia Peeters en Hubert Bovens bij de Trefdag Kunstvrienden, MuZee, Oostende, 2023

– Hubert Bovens voor de opzoekingen van biografische gegevens van de kunstenaars; het is een enorm puzzelwerk dat hij meestal in recordtijd weet op te lossen, dan wel blijft hij vasthoudend streven naar volledigheid van de gegevens.

Linzee Kull McCray, Iowa City, Iowa, quilt-expert en auteur van ‘Feed Sacks, the colourful history of a frugal fabric’, 2017 voor de fotografie van de Moulckers Collection in de Munday Library, St. Edward’s University.
– Travis Williams en zijn collega Mary, Munday Library, St. Edward’s University, Austin, Texas.

– de Kunstvrienden, Onderzoekers en verzamelaars van Belgische kunst 1830-1950

Eerste publicatie van de Kunstvrienden, 2023 (cover, 153 blz).

 

Een kist waardevolle oorlogssouvenirs in het War Heritage Institute

Tijdens mijn Belgische Zakkenreis in september 2023 was ik welkom voor een studiebezoek aan het War Heritage Institute in Brussel, waarbij ik meelzakken kon bekijken en bestuderen.[1] Enkele jaren geleden was een groot aantal meelzakken aangetroffen in een kist in het museumdepot; de zakken waren in slechte staat. Ik was benieuwd naar de voortgang daarmee.
Conservator Ilse Bogaerts informeerde me tevoren dat de inventarisatie van de gevonden zakken nog niet veel verder stond, maar dit sloot niet uit dat het museum de meelzakken zou tonen.

Vier dozen vol zakken
Vier dozen vol zakken stonden gereed voor onderzoek. Ik schrok bij de eerste aanblik van de stapels bloemzakken.

Doos ’70 bloemzakken verrot’, 1914. Coll. WHI. Foto: auteur

Ze zijn kapot, rafelig, afgescheurd, of verrot, hebben waterschade vlekken, sommige zakken zijn wel in betere conditie. Meerdere maalderijmerken zijn verbleekt en onleesbaar; inscripties zijn verdwenen door het vergaan van het katoen.
Alle zakken zijn onbewerkt, het zijn originele katoenen zakken met Amerikaanse en Canadese bedrukkingen; er is geen enkele Belgische versiering van borduurwerk, kant of beschildering.

Doos met bloemzakken, 1914. Coll. WHI, Doos 2. Foto: auteur

De dozen zijn genummerd 2, 10 en 11, plus een ongenummerde doos met etiket ’70 bloemzakken totaal verrot’. Het etiket op doos 2 zegt:
BLOEMZAKKEN
23 ex verrot
16 ex idem
15 ex idem
54

Ik besluit doos 2 en de ongenummerde doos te laten voor wat het is en concentreer me op dozen 10 en 11.

Annelien van Kempen en Evelyn McMillan doen onderzoek naar de bloemzakken in het War Heritage Institute, Brussel, september 2023. Foto: auteur

Honderdvijfenzeventig zakken in vier uur
Bekijken en bestuderen van katoenen zakken in dermate slechte staat is deprimerend. Gelukkig was Evelyn McMillan met mij meegekomen en samen konden we flink doorwerken om alle meelzakken te fotograferen.

We constateerden dat de restauratie-afdeling van het museum een huzarenstuk heeft verricht door de bloemzakken uit de kist in de afgelopen jaren presentabel te maken. Met de grootste voorzichtigheid hebben we het textiel uit de dozen getild om geen verdere scheuren te veroorzaken in de verteerde stoffen.

In vier uur tijd fotografeerde ik circa 175 bloemzakken, een snelheidsrecord! Toch heb ik met gemengde gevoelens het museum verlaten.

Beeldmerken op bloemzakken van Amerikaanse maalderijen, 1914. Coll. WHI, foto: auteur

Honderdvijfenzeventig maalderijen of inscripties
Inmiddels is het enkele weken later. Ik ben bezig met de inventarisatie van de resultaten van mijn studiebezoek en word in weerwil van de slechte conditie van de zakken, steeds enthousiaster over mijn onderzoek.
Want wat blijkt: iedere meelzak is afkomstig van een andere maalderij of hulporganisatie. Alle bedrukkingen op de 175 bloemzakken zijn verschillend, de verzamelaar moet veel tijd hebben besteed aan het samenbrengen van deze meelzakken.

In het boek ‘Dans la Geôle Bruxelloise. Deux années sous le joug allemand‘ van Aline Burls, né Bouquié, is een verwijzing naar het verzamelen van zoveel mogelijk verschillende zakken:
‘…qu’il y avait des personnes qui en faisaient collection, et qu’un amateur en avait actuellement plus de 700 spécimens differents. Le Musée du Cinquantenaire en a rassemblé une collection superbe qui compte actuellement 300 exemplaires artistiquement travaillés.
(Er waren mensen die zakken verzamelden, een liefhebber had inmiddels meer dan 700 verschillende exemplaren verzameld. Het Jubelparkmuseum had een prachtige collectie samengesteld van 300 artistiek bewerkte exemplaren.’)

Bloemzak ‘Gopher Brand’, Cream of West, Red Wing Milling Co., Red Wing, Minnesota, 1914. Coll. WHI, foto: auteur

25 Amerikaanse staten en drie Canadese provincies
De maalderijmerken en inscripties op de zakken tonen dat de bloemzakken afkomstig zijn uit 25 Amerikaanse staten: Californië, Colorado, Delaware, Idaho, Illinois, Iowa, Kansas, Kentucky, Michigan, Minnesota, Missouri, Montana, Nebraska, New York, North Dakota, Ohio, Oklahoma, Oregon, Pennsylvania, South Dakota, Tennessee, Utah, Virginia, Washington, Wisconsin; en drie Canadese provincies: Alberta, Ontario en Saskatoon.

Ik tel 48 bloemzakken met de inscriptie ‘Belgian Relief Flour’, ieder van een andere Amerikaanse maalderij.

Belgian Relief Flour Sacks van 48 verschillende Amerikaanse maalderijen, WHI collectie, foto’s auteur

De collectie bloemzakken van het War Heritage Institute is veruit de allergrootste in België en qua origine (geografie van Noord-Amerika, de toentertijd gevestigde maalderijen) de meest veelzijdige in de wereld; en dan heb ik de museumcollectie kleding, gemaakt van meelzakken, nog niet eens gezien en meegeteld.

Bloemzak ‘Lyons Best’, Hoch Bros., Lyons Station, Pennsylvania, 1914. Coll. WHI, foto: auteur

‘Reserveer alle zakken met merknamen en inscripties’
Door de diversiteit van maalderijmerken en inscripties leg ik direct verband met de instructies in zomer 1915 van het Nationaal Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika:
-Reserveer voor het Werk van de Oorlogswezen alle zakken van 45 en 22 kg, die bijna allemaal kleurrijk zijn bedrukt met merknamen en inscripties, waardoor ze waardevolle oorlogssouvenirs zijn.
(Réserver à l’oeuvre des Orphelins de la Guerre tous les sacs de 45 et de 22 Kgs, lesquels sont presque tous décorés de vignettes et d’inscriptions qui en font de précieux souvenirs de guerre.)[2]

 -Per merk zal een inventarisatie worden opgemaakt, die in kopie zal worden toegezonden aan het Speciaal Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika.[3]

Amerikaansche Zakken – Oorlogsgedenkenis – verkocht ten voordeele van de Oorlogswezen. Coll. WHI, foto: auteur

Werk der Oorlogswezen
De WHI-bloemzakken bevestigen dat de instructies om de zakken te reserveren en te inventariseren zijn uitgevoerd. Hoeveel geld de bewaarde zakken als waardevolle oorlogssouvenirs  voor het Werk der Oorlogswezen hebben opgebracht is nog te onderzoeken.

Na de oorlog hield het Werk der Oorlogswezen een verkooptentoonstelling van Amerikaansche Zakken in Brussel.
Mogelijk is de kist met bloemzakken in WHI een overschot van de voorraad die door het Nationaal Komiteit Verkoop van Zakken uit Amerika was aangelegd voor het Werk der Oorlogswezen.

In ieder geval hoop ik maar dat het Werk der Oorlogswezen beter voor de verweesde kinderen zal hebben gezorgd in de naoorlogse jaren, dan ze voor deze kist met bloemzakken heeft gedaan.

Doos met bloemzakken, 1914. Coll. WHI, Doos 10. Foto: auteur

Materiële cultuur
Vanuit het oogpunt van materiële cultuur kunnen we anno 2023 de bloemzakken hoe dan ook beschouwen als waardevolle oorlogssouvenirs; de slechte staat en deprimerende aanblik neem ik voor lief.
Het scharen van de versierde bloemzakken onder de noemer trench art[4] biedt daarvoor de ruimte. Dit is wat Nicholas Saunders bedoelt met ‘Trench art’ (loopgravenkunst): ‘Trench art is oorlogskunst, zintuiglijk en tactiel, het roept herinneringen op.

Bloemzak ‘Pioneer Flour’, 1914. Coll. WHI, foto: auteur

De dozen met bloemzakken in het War Heritage Institute, inclusief de zwaar aangetaste, zijn vervreemdend, ze schuren, zijn ongemakkelijk. De meelzakken roepen een gevoel van ongeloof op.
Saunders noemt dat de kracht van trench art: het bergt spanning in zich, vangt de paradox van oorlog – ze vernietigt en creëert tegelijk.

Conclusie
Mijn studiebezoek aan het War Heritage Institute  heeft de gelegenheid geboden de kist waardevolle oorlogssouvenirs te beschouwen en leverde een cruciale toevoeging aan de kennis over de geschiedenis van de WO I bloemzakken.


Zakken zijn vol herinneringen. Iedere zak koestert een kostbaar en kwetsbaar verhaal.’


Dank
Mijn hartelijke dank aan de medewerkers van het War Heritage Institute in Brussel, in het bijzonder Ilse Bogaerts en Peter de Groot, om mij gastvrijheid te bieden voor mijn zakkenonderzoek en om de voorbereidingen die zij daarvoor getroffen hebben.

Voetnoten:
[1] In december 2018 en februari 2020 bood het WHI mij reeds de gelegenheid om in hun collectie 42 versierde meelzakken te onderzoeken en fotograferen.
Ik schreef er inmiddels drie blogs over:
1) ‘ROSABEL’ in het War Heritage Institute
2) Versierde Meelzakken in het Koninklijk Legermuseum, Brussel 1
3) Versierde Meelzakken in het Koninklijk Legermuseum, Brussel 2

Bloemzak Jack Canuck Flour donated to The Belgians by North Norwich Township manufactured by Wood Flour Mills, Norwich, Canada. Geborduurd kussen. WHI 201600410. Foto: auteur

[2] Brief Georges Pètre, voorzitter CNSA Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika, aan het departement Hulp van CNSA/NKHV, 11 augustus 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117

[3] Notitie G. Pètre, 5 oktober 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[4] De door mij gehanteerde definitie van trench art, toegepast op de versierde meelzakken, is: “items gemaakt door burgers, rechtstreeks uit materiaal dat in tijd en plaats wordt geassocieerd met de gevolgen van gewapend conflict”. Lees ook mijn blog ‘Trench art en de versierde meelzakken’, 23 juni 2023

De bureaucratie van het Nationaal Komiteit en de bloemzakken

Mijn onderzoek in het Algemeen Rijksarchief, Brussel, september 2023

Op Zakkenreis in België heb ik dan eindelijk mijn hand kunnen leggen op het dossier dat de bureaucratische inmenging van het Nationaal Komiteit voor Hulp en Voeding (CNSA/NKHV) op de bloemzakken etaleert.
Het Algemeen Rijksarchief te Brussel bewaart het dossier ‘Utilisation des Sacs Vides’ (Gebruik van de Lege Zakken) waarin de correspondentie van het speciaal benoemde ‘Comité de Vente des Sacs d’Amérique’.[1]

 

Comité de Vente des Sacs d’Amérique
Het Comité de Vente des Sacs d’Amérique (Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika) werd opgericht in mei/juni 1915 en was een onderdeel van de Département Secours/Hulp van het Nationaal Komiteit, gevestigd 66, Rue des Colonies, 2e etage.

Briefpapier met briefhoofd ‘Vente des Sacs d’Amérique au profit des Orphelins de la Guerre’. A.R., foto: auteur

Voorzitter van het Comité was Georges Pètre, 41 jaar, schepen van St. Joost-ten-Node.[2] Het ultieme doel van het comité was de opbrengst van de zakkenverkoop ten goede te laten komen aan het Werk voor de Oorlogswezen.
Daarvoor was nodig dat Pètre over de lege zakken zou beschikken, ze kon laten schoonmaken – hij vreesde voor schade door muizen en meelwormen- en dat werkloze vrouwen de zakken met fabrieksmerken borduurden. De zakken bedrukt met ‘inscripties’ wilde hij vooral bewaren omdat ze later veel geld zouden opbrengen als oorlogssouvenirs. Om aan de hoogste prijs te komen zou het Comité een monopolie over de zakken voeren om concurrentie uit te sluiten.[3]

Bloemzak met inscriptie ‘Donated by Belgian Food Relief Committee’, Chicago, Illinois, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur
Bloemzak met maalderijmerk ‘Excelsior’, Bison, Kansas, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Centralisatie
Het Département Secours/Hulp van het Nationaal Komiteit stuurde een brief aan de Provinciale Komiteiten[4]:

“Het Nationaal Komiteit heeft besloten de opbrengst van de wederverkoop van zakken versierd met merken van maalderijen of inscripties, waarin uit Amerika geïmporteerd meel verpakt zat, toe te wijzen aan het Werk van de Oorlogswezen.
Deze zakken worden, na een goede reiniging en met de nodige voorbereiding, getransformeerd tot luxeartikelen of tot souvenirs.
Ze zullen in België en in het buitenland verkocht worden ten behoeve van het Werk dat van gelijk belang is voor alle provincies, dat van de Oorlogswezen.
Daarom is het noodzakelijk dat het opwerken van deze bijproducten van onze import wordt gecentraliseerd.
Het Nationaal Komiteit verzoekt de Provinciale Komiteiten om alle zakken voorzien van een Amerikaans merk, een maalderijnaam of een inscriptie, op te halen en terug te sturen naar het adres van het Nationaal Komiteit te Brussel, op de meest directe en goedkope manier.

 We verzoeken u maatregelen te nemen om de zakken die bij bakkerijen zijn achtergebleven uit de circulatie te halen; of op zijn minst de merktekens die op de zakken staan te verwijderen:
– om te voorkomen dat speculanten ze in bezit krijgen om ze voor eigen winst en ten koste van het Werk van de Oorlogswezen te verkopen;
– of om ze te gebruiken voor het verpakken van binnenlands meel, wat tot gevolg zou hebben dat, in het hele land, voor de huidige, toegestane meelsoorten het geldende controlesysteem ineffectief zal blijken te zijn.

 Het Nationaal Komiteit verzoekt de Provinciale Komiteiten om vóór 15 juni[5] een nota te sturen over de maatregelen die zijn genomen om de centralisatie in Brussel te verzekeren van alle Amerikaanse zakken met merken van maalderijen en inscripties.”

Stapels lege meelzakken van 1915, bewaard in het War Heritage Institute, Brussel. Foto: auteur

Het Komiteit te Brussel leverde tweeduizend zakken
Het Komiteit in Brussel gaf gehoor aan het verzoek tot retourzending.
Wij hebben de eer u mede te delen dat wij in ons meelmagazijn ongeveer 2.000 bedrukte zakken tot uw beschikking houden, waarvan wij u vragen deze tegen ontvangstbewijs af te laten halen. Het afhalen dient plaats te vinden in de middag tussen twee en vier uur; de ochtend is gereserveerd voor de distributie van meel.”[6]

Zakken-monopolie

Stempel van het Werk voor de Krijgsgevangenen in Namen. A.R., foto:auteur

Het monopolie van de zakkenverkoop voor het Werk van de Oorlogswezen betekende dat andere liefdadigheidswerken, ook werkzaam binnen het Departement Hulp van het Nationaal Komiteit, het verbod kregen, gebruik te maken van de Amerikaanse zakken.
Bijvoorbeeld, het Werk voor de Krijgsgevangenen in Namen kwam bedrogen uit.
“Naar aanleiding van uw brief van 8 juli hebben wij de eer u mede te delen dat wij het zeer betreuren dat wij geen gevolg kunnen geven aan uw verzoek om lege bloemzakken te bekomen voor het verpakken van pakketten bestemd voor krijgsgevangenen.
Alle zakken zijn zonder uitzondering volledig gereserveerd voor het Werk van de Oorlogswezen.”
[7]

Anderzijds gaf het Nationaal Komiteit wel toestemming voor de verkoop, ten behoeve van het Provinciaal Komiteit van Henegouwen, van lege zakken zonder bedrukking; de zakken waren bestemd voor kledingproduktie.[8]

Bloemzak met maalderijmerk ‘Queen of Roses’, P. Haines & Son, Clarksburg, Ontario, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Te laat
De eerste oekaze van het Nationaal Komiteit tot centralisatie van de bloemzakken kwam in juni 1915 overduidelijk te laat. Sinds februari/maart 1915 was het versieren van de bloemzakken uitgegroeid tot een rage doorheen België. Vrouwenorganisaties, meisjesscholen, kloosterscholen en kunstenaars bewerkten de meelzakken met borduurwerk, naald- en kantwerk en beschilderingen en organiseerden tentoonstellingen waarbij de opbrengst ten goede kwam aan ieders lokale, charitatieve doelen.

Onrealistisch
Het was niet realistisch de lege zakken uit alle provincies te verzamelen en toe te sturen aan één magazijn in Brussel terwijl de Duitse bezetter talloze formaliteiten oplegde aan verplaatsingen en transport van goederen. Bovendien waren beide departmenten Voeding én Hulp van het Nationaal Komiteit, evenals die van de provinciale komiteiten, betrokken en vereisten afstemming. De zakken waren bijprodukten van de importgoederen (‘accessoires de nos importations’), die import was de verantwoordelijkheid van het Departement Alimentation/Voeding, zij organiseerden de logistiek. Het komiteit van de zakkenverkoop acteerde onder het Departement Hulp – ze ontbeerde de logistieke lijnen, had geen relatie met bakkerijen, maalderijen, transportmiddelen.

Meneer Pètre was dus afhankelijk van de goedwillendheid van de komiteiten, of zij aan zijn opeisingen tegemoet wilden komen.
Algemeen genomen werkten de provinciale komiteiten expliciet, of stilzwijgend, niet mee aan de centralisering. Het Provinciaal Komiteit Antwerpen verzette zich schriftelijk tegen de instructies.

Bloemzak met maalderijmerk ‘Monogram’, Globe Mills, Los Angeles, Californië, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Nieuwe instructies
Georges Pètre deed een volgende poging tot centralisatie en monopolisering. Hij stelde nieuwe instructies op, omdat het absoluut noodzakelijk was zijn oorlogssouvenirs veilig te stellen en een einde te maken aan speculatie en de handelspraktijken van wederverkopers.

Handgeschreven notitie Georges Pètre aan Emmanuel Janssen, 5 oktober 1915. A.R., foto: auteur

Toch bleek Pètre rekening te moeten houden met de diverse belangen[9] – zijn nieuwe instructies stonden bol van de compromissen en waren realistischer. In plaats van materiële centralisatie verschoof de instructie naar financiële verplichtingen.

“Het Nationaal Comité heeft besloten dat de opbrengst van de verkoop van de Amerikaanse zakken zal worden besteed aan het Werk van de Oorlogswezen. Deze beslissing wordt vooral gerechtvaardigd door het feit dat de genoemde zakken na de oorlog een zeer bijzondere waarde zullen vertegenwoordigen als oorlogssouvenirs. Het was dan ook logisch om de opbrengst toe te wijzen aan een Werk waarvan de werking zich over een lange reeks van jaren zal uitstrekken.

Bepaalde provinciale komiteiten hebben de gegeven instructies niet opgevolgd en stelden de Amerikaanse zakken, voorzien van maalderijmerken en inscripties, beschikbaar voor andere werken, bijvoorbeeld het Werk voor de Krijgsgevangenen.

Deze uitzonderingen op het door het Nationaal Komiteit uitgevaardigde besluit kunnen worden getolereerd, op voorwaarde dat de volgende regels strikt worden nageleefd:

1) Zakken die vanwege hun afmetingen gebruikt kunnen worden voor het verpakken van de I9I5-oogst, worden uitsluitend voor dit doel bestemd.

2) Andere werken dan die van de Oorlogswezen kunnen nooit meer dan de helft van de zakken ontvangen die ter beschikking staan voor de provinciale komiteiten. Per merk zal een inventarisatie worden opgemaakt, die in kopie zal worden toegezonden aan het Speciaal Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika (66, Koloniënstraat in Brussel, 2d.). Van elk geïnventariseerd merk zal de helft worden gereserveerd ten behoeve van het Werk der Oorlogswezen.

Bloemzak met maalderijmerk ‘Good Luck’, John Ferns, Butte, Montana, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

3) Charitatieve Werken ontvangen alleen zakken op voorwaarde dat zij uitdrukkelijk beloven deze via de detailhandel te verkopen. Zij kunnen de zakken onder geen beding aan wederverkopers overdragen.

4) De regionale en lokale komiteiten kunnen zich niet ontdoen van de zakken die zij in bezit hebben. Ze moeten deze teruggeven aan de Provinciale Komiteiten, die eveneens zorg zullen dragen voor de teruggave van bloemzakken aanwezig bij maalderijen.

5) De organisaties die gemachtigd zijn om zakken als detailhandel te verkopen, zijn verplicht minimumprijzen vast te stellen en deze mee te delen aan het Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika.

Deze laatste heeft het recht om, indien het Komiteit dit nuttig acht, zakken terug te kopen tegen de aangegeven minimumprijs.”[10]

Bloemzak met maalderijmerk ‘White River’, Wasco Warehouse Milling Co., The Dalles, Oregon, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Concurrentie
Enkele lokale komiteiten in Brussel voegden zich niet naar de regels. Pètre constateerde overtredingen, met name van het komiteit in Sint-Gillis.

Alice Gugenheim-Aaron. Foto: HILA

Een doorn in zijn oog was ook Madame Gugenheim, ze was eerder verantwoordelijk geweest tezamen met haar dochters voor de zakkenverkoop in de winkel aan Boulevard Anspach. Zij handelde kennelijk niet meer in opdracht van het Nationaal Komiteit, maar als ervaren onderneemster in textielbewerkingen zal zij zijn voortgegaan. Tot grote ergernis van Pètre.

 “Ik heb reden om te vrezen dat bepaalde lokale komiteiten, als ze zich onze eerdere instructies herinneren, een tegenstrijdigheid ervaren tussen de laatste instructies en de eerdere instructies die we hen hebben gegeven met betrekking tot zakken versierd met merknamen en inscripties. Vanwege deze tegenstrijdigheid negeren ze de huidige regels, zodat ze zakken op voorraad houden dan wel ze met winstoogmerk in de detailhandel doorverkopen, zoals het Komiteit van Sint-Gillis blijft doen.

 Daarom wil ik u verzoeken in uw hoedanigheid van voorzitter van het ‘Departement Hulp’ een speciaal bericht naar de lokale komiteiten te sturen waarin u hen vertelt dat de instructies van het Nationaal Komiteit zonder onderscheid van toepassing zijn op alle zakken en dat ze allemaal -zonder uitzondering- moeten worden geretourneerd naar de Intercommunale Coöperatie van het Provinciaal Komiteit.
Deze zal de interessante zakken – niet nodig voor utilitair gebruik- toewijzen aan het Werk van de Oorlogswezen.

Deze centralisatie lijkt des te noodzakelijker omdat handelaren, en met name mevrouw Gugenheim, voormalig bedrijfsleider van de winkel aan de Boulevard Anspach, die nu voor eigen rekening handelt, interessante zakken laat kopen via tussenpersonen binnen de lokale komiteiten en deze zakken gebruikt om ons Werk te beconcurreren.”[11]

Bloemzak met maalderijmerk ‘Baby-Face, Western Queen Flour’,Western Flour Mill Co., Davenport, Iowa, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Gent, Namen en anderen doen in 1916 en later mee
Het Provinciaal Komiteit Oost-Vlaanderen stortte de winst van hun lokale zakkenverkoop, 3500 franken, op rekening van het Werk van de Oorlogswezen. Het komiteit van Namen deed hetzelfde, het stortte 500 franken. Bergen en Charleroi gaven meldingen van zakkenverkoop in 1917.

Notulen Werk der Oorlogsweezen, 17 januari 1916. AR CNSA/NHVC I 446-285. Foto: auteur

Schorten
De Brusselse medewerksters in de kantines voor kinderen met een beperking verzochten in 1918 om nieuwe schorten ter vervanging van de schorten die ze al drie jaar droegen en versleten waren. Hun idee was om kosten en grondstoffen te besparen en de schorten zelf te maken van Amerikaanse zakken.[12]
Het antwoord bevindt zich niet in het dossier ‘Utilisation des Sacs Vides’. Of de zakken hen ter beschikking zijn gesteld blijft dan ook de vraag.

Stempel met beeldmerk Pelikaan met jongen, ‘Orphelins de la Guerre – Weezen van de Oorlog’, CNSA – NKHV, 1914-1918. Bloemzak ‘Chicago’s Flour Gift’, beschilderd, waarschijnlijk 1937/38. Geschenk Pierre Beeckmans aan Herbert Hoover. Coll. HHPLM 65.27.13, foto: auteur
Pelikaan met jongen, ‘Orphelins de la Guerre/Weezen van de Oorlog’, beeldmerk geborduurd op meelzak met inscriptie ‘ABC’ (mogelijkerwijs 1937/38?). Part. coll. België.

Conclusie
Het bureaucratische optreden van het Nationaal Komiteit, in het bijzonder van de voorzitter van het Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika, richtte zich op centralisatie en monopolisering van de zakkenverkoop. De zakken waren oorlogsgedenkenis en moesten bewaard voor later, bestemd voor het Werk der Oorlogswezen.[13]
Zou dit beleid de opbrengsten voor het Werk van de Oorlogswezen na de oorlog omhoog hebben gestuwd? Of heeft het tijdens de oorlog de spontaniteit van het hergebruik en versieren van de bloemzakken doorheen België gefrustreerd?

Bloemzak met inscriptie 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Dank aan Hubert Bovens te Wilsele voor de opzoekingen van biografische aard.

Voetnoten:
[1] Algemeen Rijksarchief, Archives de la Guerre. CNSA/NHVC (I 446) 1117 ‘Utilisation des Sacs Vides’.

[2] Georges Augustin François Pètre (St. Joost-ten-Node 29-05-1874 – St. Joost-ten-Node 31-12-1942) was advocaat en gemeenteraadslid toen hij huwde met Jeanne Puttemans (St. Joost-ten-Node 18-02-1882) op 23 april 1908 te St. Joost-ten-Node. Georges Pètre was burgemeester van St. Joost-ten-Node van 1926-1942. Tijdens WO II, op 31 december 1942, werd hij vermoord door het doodseskader van Robert Verbelen, als eerste slachtoffer in een reeks ‘vergeldingsmoorden’.

[3] Georges Pètre aan Emmanuel Janssen, 24 juni 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[4] Brief van NKHV, Brussel, aan de voorzitter van het Provinciaal Komiteit Antwerpen van 25 juni 1915. FelixArchief, Antwerpen, ‘De Amerikaansche Zak’, 2210#268.

[5] Merkwaardige datum 15 juni, want de brief was van 25 juni, misschien is bedoeld 15 juli?

[6] Brief Komiteit Brussel aan CNSA département Vente de Sacs Ornés au Profit des Orphelins de la Guerre, 2 augustus 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[7] Brief NKHV aan Comité National de renseignements pour les familles des prisonniers de la guerre, Namur, 13 juli 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[8] Notitie september 1915 – Voir correspondance classée sous ‘Hainaut Vêtements’. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[9] Handgeschreven notitie G. Pètre aan E. Janssen, 5 oktober 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[10] Notitie G. Pètre, 5 oktober 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[11] Brief G. Pètre aan E. Janssen, 5 december 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[12] Notitie van E. Michel aan het Nationaal Komiteit, Brussel, 30 januari 1918. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[13] In 1923 hield het Werk der Oorlogswezen een verkooptentoonstelling van Amerikaansche Zakken in Brussel. Lees het blog: Versierde Meelzakken in het Koninklijk Legermuseum, Brussel 1.

Het War Heritage Institute bewaart honderden bloemzakken, aangetroffen in een kist, die de zakken niet goed heeft geconserveerd. Mogelijk zijn deze bloemzakken afkomstig uit de voorraad die was aangelegd voor het Werk der Oorlogswezen. Lees het blog: Een kist waardevolle oorlogssouvenirs in het War Heritage Institute.

Aline Burls, né Bouquié, beschreef in 1917 de verzamelwoede als volgt:
‘Er waren mensen die zakken verzamelden, een liefhebber had inmiddels meer dan 700 verschillende exemplaren verzameld.
Het Jubelparkmuseum had een prachtige collectie samengesteld van 300 artistiek bewerkte exemplaren.’
(Burls, Aline, né Bouquié, Dans la Geôle Bruxelloise. Deux années sous le joug allemand. 1917, p. 176, 177)

Nieuwe afgoderij in Brussel – het succes van de geborduurde zak

Postkaart Editions Maeck ‘WEAT FLOUR’ American Indian, U.S.A., 1915. Coll. HILA Alice Aron Gugenheim papers, foto: E. McMillan

Rondom het portret van de American Indian op deze postkaart schreef Alice Gugenheim-Aaron jaren na de Wapenstilstand:

‘Le Sac qui brodé eût le succès – 1914 – à Bruxelles!
(De Zak die geborduurd hèt succes was – 1914 – Brussel).

Wrange geschiedenis
Het succes van de geborduurde meelzak met de American Indian voelt ongemakkelijk. De zak draagt een historie die belicht moet worden. Het wijst ons op de wrange geschiedenis van de Native Americans, de oorspronkelijke inwoners van het Amerikaanse continent; ze zijn verjaagd, vermoord, in reservaten geplaatst. Ook in 1915 was men zich in België terdege bewust van het onrecht dat Native Americans was en werd aangedaan blijkt uit onderstaande dagboeknotitie.

 Karel van de Woestijne, december 1915
De Nederlandse correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant in Brussel, Karel van de Woestijne, schreef in zijn dagboek op 26 december 1915 over het bezoek van een vriend uit Wetteren, een provincieplaats in Oost-Vlaanderen. De vriend begreep niets van de schijnvreugde waarmee de bewoners van de hoofdstad gegeven de omstandigheden het Vrede-op-Aarde vierden; “omdat eene oprechte verveling, ook op Kerstmis, dan toch nog beter is”.

Nieuw afgoderij – uwe Roodhuiden-vereering
De bezoeker uit Wetteren, had in Brussel rondgelopen en was hogelijk verbaasd.
-Nóg iets dat ik van de Brusselaars niet kan begrijpen, en dat ten onzent zeker niet mogelijk zou zijn: dat is hunne nieuwe afgoderij, die ze nu juist op Kerstmis ten toon gaan spreiden.’

 Mijne oogen moeten al heel verwonderd hebben gestaan, want mijn makker vervolgde, niet zonder ongeduld in de fraaie baryton-stem:
‘Wel ja, uwe Roodhuiden-vereering! Ik kom een winkel binnen: de juffer heeft een schort voor, dat versierd is met het wel-gelijkend konterfeitsel van zoo’n Sioux. Ik vraag, dat zij mij de laatste noviteiten toonen zou, in zake dames-snuisterijen: zij legt mij allerlei doosjes voor, waar dezelfde Comanche zijn facie op vertoont.
Ik wil, voor mijn meisje, wat pralines koopen: van op het zakje grimt mij dezelfde authentieke Apache tegen. Ik ontmoet hem bij den banketbakker; ik zie hem bij den juwelier; hij maakt den slagerswinkel onveilig en den sigarenwinkel verdacht; en toen ik aan uwe deur belde, dan had ik maar ééne vrees: dat hij mij zou komen opendoen!’

Twee bloemzakken Sperry Mills – American Indian in originele staat en geborduurd, 1914/1915. Coll. en foto: auteur

Fetisjisme of erkentelijkheidsteken
Van de Woestijne vervolgt:
Ik begreep wat hij bedoelde. Lachend zei ik hem:
– ‘Maar jongen, dat is geen fetisjisme: ten hoogste de synecdoche der dankbaarheid! Niets, mijn waarde, dan een erkentelijkheidsteeken!’
Hij bezag mij met argwaan. Ik vertelde hem toen, dat, zoo de Roodhuid tegenwoordig de sterveling is die zich te Brussel in de minst-vermengde sympathie mag verheugen en kan bogen op eene populariteit, zooals hij er geene meer had gekend sedert den tijd van Fenimore Cooper en Gustave Aymard, dit ligt aan de boterhammen die wij eten. En daar ik merkte dat deze verklaring hem niet voldeed, zette ik ze voort in deze voege:

Bloemzak Sperry Mills – American Indian geborduurd, 1915. Coll. auteur, foto: M.Ensing

– ‘’t Brood dat wij eten, mijn vriend, is gemaakt van meel; dat meel wordt ons vriendelijk toegestuurd in zakken; en op die zakken prijkt weleens zoo’n Roodhuid, omdat zoo’n zak als meel ons toekomen uit Amerika. Nu is men van die meelzakken eerst kussens en teacosies, daarna damesschorten, en eindelijk allerlei zaken gaan maken, die, utile dulci, bij hunne sierlijkheid er steeds aan herinneren zouden wat wij aan de Vereenigde-Staten verschuldigd zijn.
Maar dit was niet alles, mijn vriend. Kent gij de aesthetica van het ornament? Zoo ja, dan zult gij niet zijn zonder te weten, dat het lengerhand zijne aanvankelijke nuttigheidsbestemming verliest, om weldra niet meer dan decoratief te worden en van lieverlede zelfs toegepast op voorwerpen, waar het geenszins op hoort. Aldus onze Roodhuid in zijne tallooze verschijningen: geen fetisj dus, gelijk gij denken zoudt; alleen een teeken, nogal verkeerd toegepast, en dat reeds zijne beteekenis aan het verliezen is, van onze dankbaarheid aan het Amerikaansche volk, waarvan deze Sioux het verkorte beeld of – om het aldus te noemen – de synecdoche is.

Indians Residing in New York -.- For Belgians. Aquarel op papier. Coll. Keym, ca. 1915. Stadsarchief Brussel. Foto: auteur

Brusselsche lichtzinnigheid
– ‘En is uncle Sam, die zijn best heeft gedaan om die Rooden uit te roeien, met die vereenzelviging tevreden?’ ondervroeg mijn vriend.
Ik zag mij verplicht hem te antwoorden, daaromtrent geen onderzoek te hebben ingesteld. Hij mompelde iets van Brusselsche lichtzinnigheid, en wenschte mij goeden avond.
Ik vrees dat hij van zijn bezoek aan Brussel geen gunstige herinnering draagt.” [2]

Kalender 1916 met zakje ‘Sperry Mills-American Indian, maandag 28 februari, ‘1914-1915 pendant l’occupation’, C. Du Prez. Coll. Stadsarchief Brussel. Foto: auteur

Conclusie
De stem van Native Americans is gehoord geweest in België in 1915.

Nu de Amerikaanse bloemzakken, bewerkt in België, al een eeuw lang blijvend hun populariteit houden, ‘de afgoderij in Brussel – de Roodhuiden-vereering’ zich voortzet, dienen we ons te vereenzelvigen met het onbegrip van de vriend uit Wetteren en de tragische geschiedenis van de Native Americans te blijven vertellen. De zakken blijven een teken, verkeerd toegepast, van de Belgische dankbaarheid aan het Amerikaanse volk voor het meel dat de Belgen is toegekomen.

Kalender 1917 met zakje ‘Far West-Best American Flour’. Coll. Stadsarchief Brussel. Foto: auteur

Andere blogs over de zakken met het portret van de Native American leest u hier:
– Sperry Mills – American Indian – California

– Veiling ‘Sperry Mills – American Indian – California’: “Maar da’s meer waard”

– Olga Kums’ beschilderde bloemzak


Dank aan
– Evelyn McMillan voor het raadplegen van de Alice Aron Gugenheim papers in de Hoover Institution Library & Archives en het delen van foto’s en informatie.
– Hubert Bovens te Wilsele voor de opzoekingen van biografische gegevens.
– Mechel Ensing-Wijn voor haar intermediaire en logistieke diensten.

 

Voetnoten:
[1] Editions Maeck: MAECK-JAMINON imprimeur litho-typographe, rue Jolly 129, Schaarbeek. Antoine Maeck, ºBrussel 19-06-1879.

[2] Karel van de Woestijne, Verzameld werk. Deel 8. Het dagelijksch brood II. Dagboeken en brieven over den oorlog 1914-1918, 26 december 1915, verschenen in N.R.C., 3 Januari 1916 (online te raadplegen).

Alice Gugenheim-Aaron of “Les Magasins Raphaël” in Charleroi

Alice Gugenheim-Aaron. photo taken in 1924 at age 54. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM

On August 22nd, 1914, because of the war hundreds of buildings in the center of Charleroi were destroyed in a fire. Les Magasins Raphaël went up in flames. The owner of the department store, the Raphaël Gugenheim-Aaron family, scrambled from the ruins. Within a year they would sell the decorated Belgian relief flour sacks with great dedication for the benefit of the Comité National de Secours et d’Alimentation (CNSA).

The elements of this story are purely Belgian, although they have reached me through contacts with multiple American institutions.
The history is fascinating, but by no means complete; hence I have written this blog.

Photo: www.charleroi-decouverte.be: “Grands Magasins Raphaël’

Department store with embroidery thread
In September 2018 I found an online source about a Belgian department store with embroidery thread owned by the Gugenheim family in Charleroi, province Hainaut. [1]

‘In Charleroi, Belgium, Alice Gugenheim’s family had a warehouse of embroidery thread which had been used by the embroidery workers prior to the war. Because of the war there was no material to embroider, and the workers were out of business.
She could find no bleach to remove the writing on the flour sacks, but the fabric was good and strong. Women began enhancing the designs which were used to cover lampshades, waste baskets, tea cozies, pillow covers and even school smocks. The items were sold on a prominent street in Brussels and yielded tens of thousands of gold-standard francs to the Belgium Relief.’

Remarkably, Alice Gugenheim had tried to bleach the Belgian relief flour sacks to remove the printing but was unsuccessful. Then the women had used the prints as patterns.
To know more I contacted the author of the article and asked “who was/is Alice Gugenheim and family who had the warehouse of embroidery thread in Charleroi? Where can I find more information about her?!”

The author, Polly Horn from Sunbury, Ohio, only remembered that the information came from the Hoover Institution in California.
Occupied with other priorities I dropped the subject.

Gugenheim (Alice Aron) Papers [2]
On June 1st, 2022, I was doing research at the Hoover Institution Library & Archives (HILA) in California and received a message with photo included from Samira Bozorgi [3] : “One other reference photo of mine from the Alice Gugenheim Papers”.

Saleswomen at the display of decorated flour sacks. The sale is for the benefit of the CNSA. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. No. 61012.

An interesting photo featuring ladies, apparently saleswomen, a display of decorated flour sacks and some scribbled names. Where did the photo come from and when was it taken? I was supposed to meet Samira in the Reading Room, but we missed each other.

HILA-archives

June Sanders
I then looked up what the Alice Gugenheim Papers were. It turned out to be a box with diary notes, photos, maps, etc. in the French language. The papers had been donated to HILA by Miss June Sanders [3a] in 1961. Unfortunately, it was impossible to request the box due to lack of time.
Again occupied with other priorities I dropped the subject.

Alice Aron Gugenheim Papers, HILA

Monsieur le Président Hoover
On June 18th, 2022, I was doing research at the Herbert Hoover Presidential Library & Museum (HHPLM) in Iowa. In the Reading Room I flipped through boxes and files and saw a photocopy of a postcard addressed to “Monsieur Le Président Hoover” with a photo of a Belgian shop window displaying decorated flour sacks. That looked interesting. Craig Wright, HHPLM’s Supervisory Archivist, searched for the original photo, scanned it, and sent me the digital file. [4]

Postcard Madame Raphaël Gugenheim, Brussels, to Monsieur le Président Hoover, 1938. Photo: HHPLM 31-1919-66

I filed the photo among my research collection of thousands of digital documents and forgot about it.

The Hoovers and their flour sacks
In June 2023 I was working on the blog The Hoovers and their flour sacks. By chance I saw the scan of the Belgian shop window with display of flour sacks and realized it was a postcard sent by Madame Raphaël Gugenheim, Brussels, to Monsieur le Président Hoover.

Postcard Madame Raphaël Gugenheim, Brussels, to Monsieur le Président Hoover, 1938. Photo: HHPLM 31-1919-66

Apparently, the Belgian lady had given Mr. Hoover a decorated flour sack as a gift because she asked Hoover to confirm he had received the decorated flour sack. The postcard had been written in 1938, at the time Hoover was in Brussels; the former American president received a royal reception in Belgium.
Anyway, I added the photo of the postcard to the blog and did not give it another thought.

Madame Raphaël GUGENHEIM is Alice AARON
Then Hubert Bovens, specialist in biographical research, read the blog The Hoovers and their flour sacks. He spontaneously started looking for the antecedents of Madame Raphaël Gugenheim. His finds came unexpected and surprised me. “Alice AARON is the wife of Raphaël GUGENHEIM,” Hubert texted, “Both were born in Lorraine, France. They lived in Brussels from 1938.” [5]

Telephone consultation with Hubert followed. Why would a lady of French birth in 1938 donate a decorated flour sack and send such a postcard to Hoover visiting Belgium? Would she have known him personally?

We considered everything, until Hubert revealed that the Gugenheim couple had a daughter, born in Charleroi. Charleroi?
But then, is the name written Gugenheim, or would it be Guggenheim? No, it was definitely Gugenheim.
Hubert continued his research, finding three children of the couple born in Charleroi: Ida, Nathan and Lise; the birth certificates stated their father was “négociant” (salesman).

Photo: www.charleroi-decouverte.be: “Grands Magasins Raphaël’

Grand Magasins Raphaël, Charleroi
The second telephone consultation took place after Hubert had found photos of the Grands Magasins Raphaël on the website “charleroi-decouverte.be”.
The images showed the buildings radiant around 1900, they were prosperous and inviting. This was the department store of the Gugenheim-Aaron family!
This was the Alice Gugenheim from the department store with embroidery thread! The family had a large store in Charleroi, hence the postcards with photos of displayed decorated flour sacks. Everything seemed to come together.

Grand Magasins Raphaël destroyed

Photo: www.charleroi-decouverte.be: “Grands Magasins Raphaël’

However, what followed were shocking photos of the destroyed storefront. That was a big downer. When war broke out and the German army invaded Belgium, the center of Charleroi was set on fire and buildings went up in flames on August 22nd, 1914. Les Magasins de Raphaël lay in ruins, proven by two desolate photos. [6]

Photo: www.charleroi-decouverte.be: “Grands Magasins Raphaël’

Conflict resonance
The photos of the ruins echoed “conflict resonance” as described in Nicholas Saunders’ trench art articles.
Industrialised war creates and destroys on a larger scale than any other human activity.
Modern war has an unprecedented capacity to remake individuals, cities and nations, and thus to shape conceptions of individual and collective identity.’[7]

Until that moment I did not believe the history of the decorated Belgian relief flour sacks would be touching on the materiality and Great War landscapes, the material destruction and reconstruction of cities, streets and shops. The elements of Alice Gugenheim-Aaron’s story proved otherwise.

Detail postcard: Alice Gugenheim (“moi”), daughter Ida and a third saleswoman amidst the display of decorated flour sacks, sold for the benefit of the CNSA. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. no. 61012.

Evidently, the Raphael Gugenheim-Aaron family got back on their feet. Alice and her daughter Ida, together with fellow saleswomen, were confidently depicted on the postcard with decorated flour sacks. This would have been in 1915. Within a year they were eager to sell the decorated flour sacks for the benefit of the CNSA.

To be continued
After August 22nd, 1914, where did the family members rebuild their lives and business? What meaning did they assign to the decorated flour sacks? What international relationships did they have? How did the events of the 20th century shape their lives, leading Madame Raphaël Gugenheim’s box of Belgian WW I war documents to be included as “Alice Aron Gugenheim Papers” in the American Hoover Institution Library & Archives, repository of archival collections pertaining to war, revolution and peace?
That needs to be further investigated.


Addition December 26, 2023
Evelyn McMillan managed to gain access to the Gugenheim (Alice Aron) Papers at HILA and photographed the album. A valuable document in the historiography of American flour sacks has emerged. You’ll read it in my blog: Rode Kerst, het oorlogsdagboek van Alice Gugenheim.


Addition May 5, 2024
The war book by Aline Burls, né Bouquié – Les Arts de la Femme [8]

Marie-Louise Rival, Les Arts de la Femme, flour sack Excelsior, embroidery, 1915. Coll. HHPLM 62.4.418. Photo: author

Aline Burls, né Bouquié, had been secretary of the board of “Les Arts de la Femme” in Brussels since 1908. Aline’s cousin was the American Frederic William Meert who lived in Brussels and devoted his best efforts to the Commission for Relief in Belgium from autumn 1914 to summer 1919. Aline and her family with two young sons also lived in Brussels until 1916. Because her eldest son was 15 years old at the time and the German occupier threatened to call up more and more Belgian boys and men for work in Germany, Aline’s family fled Belgium and eventually ended up in Paris. Aline decided to write a book about her experiences “in the Brussels prison, two years under the German yoke“. Her book was published in 1917, she wrote about the sale of the decorated flour sacks:

Marie-Louise Rival, Les Arts de la Femme, flour sack Excelsior, Goldberg, Bowen & Co., San Francisco & Oakland, embroidery, 1915. Coll. HHPLM 62.4.418. Photo: author

Would you believe that several stores had exclusive sales of these sacks?
For example, the large building that the English Red Star Line shipping company had necessarily abandoned, was equipped for this purpose (the shop of Alice Gugenheim and her daughters on Boulevard Anspach – AvK). The cheapest sacks cost four or five francs – they sold them for charity – but there were some “originals” (I mean before they were embroidered or decorated) that were bought and fetched as much as twenty-five or thirty francs each!
When I asked one of the saleswomen (Alice Gugenheim-Aaron?!-AvK) about the sales successes, she told me that there were people who collected flour sacks, and that one amateur had now collected more than 700 different copies. The Cinquantenaire Museum had put together a beautiful collection of 300 artistically decorated specimens.”
(Burls, Aline, né Bouquié, Dans la Geôle Bruxelloise. Deux années sous le joug allemand. 1917, p. 176, 177)

Marie-Louise Rival, exhibition Les Arts de la Femme, in La Libre Belgique, December 20, 1918

“Sacks are full of memories. Each sack cherishes a precious and fragile story.”


 

Thanks to:
– Hubert Bovens in Wilsele, Belgium, for researching the biographical data, his initiatives and thinking along about the life story of the Gugenheim-A(a)ron family, making the story a purely Belgian decorated flour sacks history.
Hubert also discovered the book by Aline Burls, né Bouquié.
– the contacts in the American institutions who have provided me elements of the Alice Gugenheim history over the years: thanks to Polly Horn, Myers Inn Museum, Sunbury, Ohio; Samira Bozorgi, HILA, Palo Alto, California; Craig Wright, HHPLM, West Branch, Iowa.
– Evelyn McMillan for consultation and photography of the HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. no. 61012.


Footnotes:
[1] Polly Horn: ‘Burrer Mill’. Big Walnut Area History, Businesses. Mrs. Polly Horn, director of the Myers Inn Museum in Sunbury, Ohio, is the author of dozens of blogs on the website of the Big Walnut Area Historical Society.
In 2021 Polly Horn invited me to develop a program on the decorated Belgian relief flour sacks. The program is commissioned by the Big Walnut Area Historical Society, Ohio, and is available on YouTube “From Aid to Embroidery in Ohio, USA”.

[2] HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.
Alice Aaron (°Toul, Meurthe-et-Moselle, Lorraine, F. 1872-02-29 +Paris 1955-03-25); on her birth certificate her maiden name is AARON; in her 1955 death certificate, made in Paris, 15th arrondissement, the name is written with one ‘a’, as ‘ARON’. Subsequently her maiden name is written “ARON” in the HILA archives.

[3] Samira Bozorgi is Assistant Archivist for Exhibitions, Hoover Institution Library & Archives, Palo Alto, Ca. She conceived and curated the HILA exhibition Women and the Great War in 2015. See also: Hoover Digest, 2015, No. 2, Spring, p. 188-198

[3a] Miss June Sanders (°Drummond, Mont., VS, 1902 +Carmel, Ca., VS, 1963-07-29) has been Palo Alto High School French teacher, world traveler and a devoted supporter of local music affairs. (June Sanders obituary, The Peninsula Times Tribune, Palo Alto, California, 1963-08-01).

[4] HHPLM 31-1919-66. Postcard Madame Raphaël Gugenheim, Brussel, to Monsieur le Président Hoover, 1938.
In 1938 the Embassy of the USA in Brussels was located Rue de la Science 33 (instead of 38).

[5] Alice Aaron married Raphaël Gugenheim (°Kolbsheim, Bas Rhin, Alsace, F. 09-03-1863 +South of France 1946) in March 1893 in Toul, France. Their three children were all born in Charleroi: Ida °1894-06-06 +1946; Maurice Nathan Simon °1895-10-15 +Paris 1971-01-16 ; Lisa °1896-11-19 +Antibes, F. 1989. From 1938 they lived Rue Antoine Bréart 135, Brussels.
Maurice married Suzanne Galerne, °Bobital, Bretagne, F. 1912 -07-17 +Asnieres-sur-Seine, Ile de France F. 2008-03-04. Lise married a man named Helge sometime between 1939 and 1941.

[6] www.charleroi-decouverte.be: “Grands Magasins Raphaël’

[7] About trench art: Nicholas J. Saunders, Culture, conflict and materiality: the social lives of Great War objects.

[8] Loes Hubrechts, Les Arts de la Femme (1908-1918). Een Brusselse vereniging voor en door vrouwen. (“Woman’s Art (1908-1918). A Brussels association for and by women”). Ghent University, Master’s thesis, 2017

Translate »