Zomaar wat surfend op internet deed ik de vondst van de dag!
Ik stuitte op een krantenartikel met de schenking aan het Taxandriamuseum in Turnhout van een bloemzak met kanten omranding .
In 2023 kwam deze parel in bezit van de Musea Turnhout.
Het kanten boord is zogenaamd ‘oorlogskant’ of ‘war lace’ dat tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gemaakt door Turnhoutse kantwerksters. (Het Nieuwsblad, 21 maart 2024, gvn)
De bloemzak ‘Cake & Pie: Pride of Niagara’ van de Thompson Milling Co. in Lockport, New York, VS, blijkt een zak te zijn, die gaarne voor transformatie en borduurwerk ter hand is genomen.
Ik toon u zeven exemplaren in diverse collecties.
Ter vergelijk!
1) Taxandriamuseum, Turnhout, België
Bloemzak ‘Pride of Niagara’, Thompson Milling Co, Lockport, N.Y. “De Belgen strijden om recht en vrijheid te bewaren, Vrij Amerika heeft ons van hongersnood bevrijd”. 1914-1918, ook: 3-9-1914. Coll. en foto Turnhoutse Musea
𝗪𝗼𝗿𝗸𝘀𝗵𝗼𝗽 ‘𝗛𝗲𝗿𝗸𝗲𝗻𝗻𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗸𝗮𝗻𝘁𝘁𝗲𝗰𝗵𝗻𝗶𝗲𝗸𝗲𝗻’
Op 21 mei vond de workshop ‘Herkennen van kanttechnieken‘ met Frieda Sorber – jarenlang conservator van de historische collectie van het ModeMuseum in Antwerpen – plaats op de kantzolder en in het depot van het Taxandriamuseum. Frieda Sorber berichtte mij over de workshop:
Detail achterzijde bloemzak ‘Pride of Niagara’, Taxandriamuseum Foto: F. Sorber
“We eindigden in het museum depot en daar was onder andere een recente gift met kant uit Turnhout uitgehaald. Het ziet er naar uit dat de keerzijde van de zak, gedeeltelijk gebruikt werd om de loper te vergroten.”
Op de Facebookpagina van het museum vond ik een foto van het workshop-gezelschap in het museum depot: Sofie Wilder, coördinator Archief en Musea Turnhout, presenteert enkele kanten, de bloemzak ligt op de tafel, verscholen onder een doorzichtig papier!
Workshop ‘Herkennen van kanttechnieken’ met Frieda Sorber en Sofie Wilder in het depot van het Taxandriamuseum, 21 mei 2024. Foto: Taxandriamuseum
In Overijse versierde bloemzakken Chicago’s Flour Gift/Pride of Niagara, Thompson Milling Co. Particuliere collectie. Foto: Zoniën 2021-02Het lokale Hulp- en Voedingskomiteit ‘Overijssche’, 1915. Portret met de twee versierde meelzakken. Foto: Louis Rigaux, coll. J&I Rigaux
4) Particuliere collectie, België
Meelzak ‘Pride of Niagara’, Thompson Milling Co, Lockport, N.Y. verwerkt in kamerscherm. Part. coll. P. Hilgers
‘1914-1915 Pensionnat du Sacré-Coeur Overijssche (Bruxelles) Province de Brabant Belgique’. Coll. HILA HHSC 62008 Box 20 item 7 verso. Foto: auteur
Detail van kanten boord, HILA 62008 box 20.7. Foto: auteur
6) Hoover Institution Library & Archives, Palo Alto, Ca., VS
Madame AU-Bruyninckx te Koekelberg, Brussel, ontwierp en borduurde de versiering op de bloemzak. ‘Auguste’ Marie Françoise Bruyninckx, meisjesnaam Van Campenhout, werd geboren op 11 maart 1874 in Sint-Jans-Molenbeek. Ze was 41 jaar toen ze in 1915 het borduurwerk aanbracht.
Bloemzak ‘Pride of Niagara’, Thompson Milling Co. Lockport, N.Y.; geborduurd door Mme AU Bruyninckx, Koekelberg, Brussel. Coll. HILA HHSC 62008 Box 1 item 5. Foto: auteurDetail: de naam van de borduurster. Coll. HILA HHSC 62008 Box 1 item 5. Foto: auteur
7) Herbert Hoover Presidential Library-Museum, West Branch, Iowa, VS
‘Pride of Niagara’ in een Amerikaanse advertentie voor bloem en suiker. The Fair Haven Era (Fair Haven, Vermont), 31 december 1914
Lockport, New York
De plaats Lockport in de staat New York, ligt 40 km ten noord-oosten van Buffalo, en in de nabijheid van de Niagara watervallen. Het dankt zijn naam aan de sluizen (locks) die ter plekke werden gebouwd om 18 m hoogteverschil te overbruggen in het historische Erie Canal, een kanaal dat de Hudson rivier verbond met het Erie Meer.
Close-up view of a stairstep series of locks on the Erie Canal at Lockport, New York. Identifier: NYSA_A3045-78_D47_LoB Date: 1880 – 1910 Repository: New York State Archives Source: New York State Archives. New York (State). Education Dept. Division of Visual Instruction. Instructional glass lantern slides, ca. 1856-1939. Series A3045-78, Call no. D47_LoB
Dank aan:
– Frieda Sorber voor de informatie over de bloemzak in het Taxandriamuseum te Turnhout;
– Hubert Bovens voor de biografische gegevens van borduurster Auguste Bruyninckx-Van Campenhout.
Herengracht 406, Amsterdam – het pand met de rode deuren, 2024.
Eind 1916 organiseerde het Comité ‘Hulp voor de soldaten aan het Belgische front’ aan de Herengracht 406 in Amsterdam een tentoonstelling waar versierde meelzakken opduiken!
Het waren kussens die “eigenlijk meelzakken waren van Amerikaansche origine en Belgische bestemming”; ook beschilderde zakken (“op het grauwe gonje zijn berooide Belgische vrouwen, vaderlooze kinderen gepenseeld”), maakten deel uit van de verkoopuitstalling.
Comité ‘Hulp voor de soldaten aan het Belgische front’ In Nederland verblijvende Belgen richtten aan het begin van de oorlog het Comité van ‘Hulp voor de soldaten aan het Belgische front’ op. Het liefdadigheidscomité spande zich in gelden in te zamelen om pakketten te versturen aan Belgische soldaten aan het front. Ze organiseerden verscheidene fundraising activiteiten. In september 1916 luidde hun oproep: Binnen enkele dagen zal wederom de herfst zijn aangebroken en nog steeds bevinden onze arme soldaten zich in de loopgraven.
Het liefdewerk ‘Hulp voor de soldaten aan het Belgische front’ stelt zich ten doel zooveel mogelijk het lot der soldaten te verzachten, door aan diegenen, welke niet door hunne familie kunnen geholpen worden – en hun aantal is zeer groot – van tijd tot tijd een pakket toe te zenden, bevattende een paar sokken, benevens tabak en levensmiddelen, een en ander ter waarde van f 3 per colli.(Algemeen Handelsblad, 15 september 1916)
Het Comité was samengesteld uit Belgische vrouwen, die geografisch verspreid in Nederland verbleven: In het Comité voor Nederland hebben o.a. zitting als
presidente: madame R. van Strydonck, Seinpostduin 24, Scheveningen; secretaresse: madame M. Dupret, Ulvenhoutschelaan 6, Breda; penningmeesteres: mademoiselle M. Détière, ‘s-Gravendijkwal 113, Rotterdam;
comitélid: mademoiselle Peeters, Anna Vondelstraat 13, Amsterdam. (Algemeen Handelsblad, 15 september 1916)
Tentoonstelling van kunst en andere voorwerpen in december 1916
Alfred Ost, Tentoonstelling voor Comité ‘Hulp aan Belgische Soldaten’, Heerengracht 406, 1916. Afm. 46×79 cm. Drukk. Kotting. Coll. Postermuseum New York
Deze affiche met een tevreden lachende, pijprokende, Belgische soldaat riep het publiek op tot bezoek aan een verkooptentoonstelling ten bate van de soldaten aan het front. Namens het Comité Hulp aan Belgische soldaten was mejuffrouw G. Peeters organisator van de bazaar. Zij woonde in de Anna Vondelstraat (tegenwoordig Anna van den Vondelstraat) [1]. Geergina Maria Clementina Peeters, ºAntwerpen 28-07-1866, was gezelschapsjuffrouw. In 1902 kwam zij uit Merksem, België, naar Amsterdam, woonde van 1911-1913 in Heemstede en vertrok in mei 1919 weer terug naar België.
In perceel Heerengracht 406 zal op 19, 20 en 21 December een verkooping worden gehouden van schilderijen, teekeningen, handwerken enz. ten bate van de Belgische soldaten aan het front. De verkooping gaat uit van het Comité tot hulp aan Belgische soldaten, dat sinds den aanvang van den oorlog werkzaam is. Leidster van dezen bazaar, die van 10-12 en 2 – 6 zal geopend zijn, is mej. G. Peeters, Anna Vondelstraat 13. (Algemeen Handelsblad, 12 december 1916)
John Walter Hart, ºAmsterdam 18-11-1861 +Auschwitz 23-11-1942, was eigenaar van Herengracht 406 in de jaren 1904 tot 1920. Hij was daar werkzaam in het kleermakersbedrijf van zijn vader, de firma H. Neville Hart en Co, later (H. Neville) Hart & Schoemaker, Koninklijke kleermakers. John Walter Hart bekleedde vele functies in de kledingbranche.
Voorwerpen die zeker goud zullen opbrengen
Het Algemeen Handelsblad ging ter plaatse op bezoek en deed wervend verslag. Het onthulde de aanwezigheid van blanke kussens en mistroostige schilderijen die eigenlijk meelzakken waren en daarom van een grote waarde.
Er is van alles. Sachets, rosesatijnig, die wegschemeren onder roomkleurige tulle en blanke point-lacé kussens, die eigenlijk meelzakken zijn, van Amerikaansche origine en Belgische bestemming; op het grauwe gonje zijn berooide Belgische vrouwen, vaderlooze kinderen gepenseeld; dát zijn voorwerpen, die zeker goud zullen opbrengen. Ook zijn er odeurs, pénétrante, zachte, bedwelmend… ’t is éen en al, zoete parfumgeur, als je de tentoonstellingskamer binnengaat. Ook zijn er schilderijen én speldekussens én honderd, vijfhonderd, duizend andere snoeperige niemandalletjes, die men toch zoo graag koopt, als men weet, dat de opbrengst komt in de kas van het Comité ‘Hulp aan de Belgische soldaten’. (Algemeen Handelsblad, 19 december 1916)
Mijn nieuwsgierigheid naar de tentoongestelde geborduurde en beschilderde bloemzakken is gewekt; tot heden heb ik echter geen exemplaar getraceerd.
Belgische Kunsttentoonstelling in Tilburg
Enkele maanden eerder, in juli 1916, werd een Belgische Kunsttentoonstelling gehouden in Tilburg. Frieda Sorber, oud-conservator van de historische collectie van het ModeMuseum in Antwerpen, stuurde me een foto toe van de tentoonstelling: “een verloren gelopen kaart, met allerlei Belgisch handwerk en schilderijtjes; geen bloemzakken…“. Het sfeerbeeld geeft een voorstelling van hoe ook de tentoonstelling in Amsterdam zal zijn geweest, mèt bloemzakken.
Affiches van Alfred Ost Over de affiche van de tentoonstelling heb ik meer gevonden. De affiche is ontworpen door de Belgische kunstenaar Alfred Ost (ºZwijndrecht 14-02-1884 †Antwerpen 09-10-1945).
Alfred Ost, Vluchtelingen, Sluis, 27-11-1914, litho. Bron: Wikipedia
Ost, woonachtig in Mechelen, was na het uitbreken van de oorlog met zijn ouders naar Nederland gevlucht en kwam terecht in Sluis. Begin 1915 trok hij verder naar Amsterdam en kwam te werken bij de steendrukkerij van de firma Kotting. Alfred Ost voelde zich diep betrokken bij zijn landgenoten in den vreemde, de vluchtelingen, krijgsgevangenen en soldaten aan het front. Hij werkte mee aan de initiatieven van liefdadigheidscomités en maakte voor hen affiches en prentbriefkaarten.
Alfred Ost, Paarden, 17-12-1914, litho. Bron: WikipediaAlfred Ost, Tentoonstelling voor Comité ‘Hulp aan Belgische Soldaten’, Heerengracht 406. Coll. Postermuseum New York
Hij schilderde voor het Comité tot hulp aan Belgische soldaten het portret van een soldaat, getekend door zijn ontberingen; toch oogt de man ontspannen en geniet van zijn pijptabak. Het uniform is grijsblauw; de pet staat nonchalant achter op zijn hoofd.
Ost keerde in 1919 terug naar België en vervolgde zijn schilderscarrière. Hij is een erkende, vooraanstaande Belgische kunstenaar met collecties in meerdere musea. Een kunsthistoricus typeerde hem aldus: ‘Alfred Ost is de man van de steeds rake, trefzekere, dynamische lijn, van licht- en schaduwspel, van ritme en beweging’ [2]. Mede tijdens zijn Amsterdamse periode en beïnvloed door de oorlogsomstandigheden ontwikkelde hij een eigen, herkenbare grafische stijl.
Alfred Ost, Groot artistiek concert. Affiche voor een benefietconcert in het Concertgebouw op 10 november 1917, georganiseerd door de Belgische geïnterneerden ten bate van de Vereeniging “Voor het schoolkind” voor kleding voor Amsterdamse schoolkinderen, 1917. Drukk. Kotting, Coll. Stadsarchief Amsterdam
Herengracht 406 in de Tweede Wereldoorlog *Poëzieavonden en lezingen De tekenares Johanna Charlotta ‘Lotte’ Ruting bewoonde de zolderverdieping van Herengracht 406 tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zij organiseerde op een lagere verdieping regelmatig illegale poëzie-avonden en lezingen. Ook doken er verzetsmensen en joodse schrijvers onder, en diende een klein kamertje als centrale voor de opvang van Britse piloten.
*Joods Monument Het huis is ook een Joods monument omdat een van de bewoners, Isaac Alexandroff (Amsterdam 27-02-1899 Sobibor 16-07-1943), van beroep commissionair, werd weggevoerd naar Sobibor en daar overleed. Er is een link met België, vermits hij in 1927 vanuit Brussel naar Amsterdam verhuisde.
Herengracht 406, Amsterdam – het pand met de rode deuren, 2024. Foto: auteur
Slot Mijn onderzoek naar de versierde meelzakken maakt een verhaal bekend over het huis aan de Herengracht 406 in Amsterdam, voortkomend uit de Eerste Wereldoorlog. Het is een toevoeging aan de verhalen die bekend zijn uit de Tweede Wereldoorlog.
Voor het Postermuseum in New York biedt het achtergrondinformatie over de affiche, ontworpen door Alfred Ost.
Of het Amsterdamse grachtenhuis in de periode 1914-1918 een band had met België of in december 1916 dankzij een connectie tussen de Belgische Geergina Peeters en de maatkledingfabrikant John Walter Hart eenmalig gebruikt is voor de tentoonstelling door het Belgisch Comité vraagt om verder onderzoek.
Ook vraag ik me af: is er meer informatie over deze tentoonstelling in Nederland, met name informatie over de meelzakken?
Voetnoten:
[1] Mej. G. Peeters, lid van het Comité ‘Hulp voor de soldaten aan het Belgische front’, organiseerde de verkooptentoonstelling in december 1916 waarin versierde meelzakken werden aangeboden. Zij woonde in de Anna Vondelstraat 13, een straat in Amsterdam-West.
De straatnaam is in 1986 gewijzigd in Anna van den Vondelstraat. Anna van den Vondel (ca. 1620-1675) was dochter van de dichter en toneelschrijver Joost van den Vondel en Mayke de Wolff. [2] Geerts, Roger, Waar kan Alfred Ost als kunstenaar gerangschikt worden? Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33, 1984, p. 234
Dank aan:
– Jan de Vries, Rotterdam, voor bijwoning van een van mijn lezingen over de versierde meelzakken. Het inspireerde hem tot zakkenonderzoek in Nederlandse bronnen; hij vond de krantenartikelen en affiche over deze tentoonstelling;
– Hubert Bovens, Wilsele, voor de biografische gegevens van kunstenaar Alfred Ost;
– Liesbeth Croimans, Stadsarchief Leuven, voor de informatie over het pand Herengracht 406, Amsterdam, tijdens de Tweede Wereldoorlog;
– Eveline Lambrechtsen van het Stadsarchief Gemeente Amsterdam, voor de informatie over Geergina Peeters, John Walter Hart en de eigendom van Herengracht 406.
Foto van Alice Gugenheim-Aaron op 54-jarige leeftijd in 1924. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
Recent is het oorlogsdagboek van Alice Gugenheim-Aaron tevoorschijn gekomen met als omslag een geborduurde bloemzak ‘Victor’, J.C. Voshell, Camden, Delaware, 10 lbs, waarop de datum 6 juni 1915. Binnenin zijn van dezelfde bloemzak een deel onbewerkt en een deel geborduurd bewaard gebleven, tezamen met tekeningen, geschreven (Franse) teksten, krantenknipsels en postkaarten.
Verjaardagscadeau voor dochter Ida
Op Tweede Kerstdag 26 december 1916 – een gedwongen rustdag- was Alice Gugenheim te Brussel in staat te schrijven en tekenen in het album dat ze had gekocht als verjaardagscadeau voor haar oudste dochter Ida.
Geborduurde bloemzak ‘Victor’, J.C. Voshell, Camden, Delaware, 10 lbs, 6 juni 1915, omslag van Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
Een aantal fragmenten uit Alice Gugenheim’s ‘Scrapboek’.
‘Witte Kerst – Rode Kerst’, bladzijde in Alice Gugenheim’s album. ‘Les Deux Pierrots’ (linksboven) is een eenakter in verzen van Edmond Rostand. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
Witte Kerst en Rode Kerst
‘Noël Blanc – Noël Rouge’ zijn twee tekeningen vol symboliek rondom de aankondiging van het Grote Liefdadigheidsfeest op 26 december 1916 in Zaal De Philharmonie in Jette.
Rode Kerst, tekening in Alice Gugenheim’s album, 1916. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcMHet handschrift van Alice Gugenheim in haar album, 1916. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.
26 december 1916 Ik schrijf in Brussel op een vrije dag of een van gedwongen rust, er komen zoveel herinneringen naar boven. Maar… na 2 1/2 jaar (ik schrijf op 26 december 1916) … zijn de herinneringen ver weg … neemt de wrok af, maar … is de censuur daar!! … Altijd! …
‘Ce que l’on vit à Charleroi le 22 août 1914!!’, M. Collette**, 18-1-1916, aquarel in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
Oorlogsdagboek*)
Fragment in Alice Gugenheim’s album, 1916. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.
Ik ben begonnen met dit album op 6 juni 1915, de dag dat jij, Ida, 21 werd. Het was een geschenk binnen mijn financiële mogelijkheden. Het zal voor de toekomst ook de middelen weerspiegelen die ons zowel in materiële zin als in moraal helpen in leven te blijven.
Elke pagina en de tekeningen die het album bevat, geven verslag van de feiten; ze vormen de samenvatting van het ‘oorlogsdagboek’, dat je mooie jeugdjaren zal hebben gevormd met fasen van verdriet en emoties in donkere dagen; toch ook vaak opgelicht door de wens van ons allemaal om in deze akelige dagen te beseffen dat het nog veel erger had kunnen zijn.
‘Ce que l’on voit à Bruxelles en 1915, 1916′, M. Collette**, 18-1-1916, aquarel in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
Het idee van de Amerikaanse bloemzakken Na veel zoeken zijn we tijdelijk op de Brugmannlaan neergestreken waar ik en wij allemaal na de werkdag een schijn van thuis hebben gevonden, waar we in ieder geval ’s avonds samen zullen zijn.
‘A propos de Sacs’, bladzijde in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcMDe winkel met Amerikaanse bloemzakken, Boulevard Anspach, 1915. Postkaart in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
Het idee van de Amerikaanse bloemzakken waarvoor we onze steun aan het Nationaal Komiteit voor Hulp hebben aangeboden, heeft ons in staat gesteld die prachtige winkel op de Anspachlaan op te zetten, waardoor we dankzij het werk van onze dochters[2] gedurende 6 maanden ons huishouden zelf konden bekostigen. Maar in het begin van de eerste maand, die duur was, aten we met andere oorlogsgetroffenen maaltijden voor 45 cent in het restaurant tegenover de winkel. Ik kan niet zeggen dat het ideaal voor ons was en dat het Raphaël [3] niet veel meer moeite kostte, dan ons. Maar wat een hoop tijd en geld bespaard.
Geborduurde bloemzak ‘Victor’, J.C. Voshell, Camden, Delaware, 10 lbs, 1915, in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
Onderzoek Evelyn McMillan van het oorlogsdagboek Evelyn McMillan (EMcM) is erin geslaagd toegang te krijgen tot het oorlogsdagboek van Alice Gugenheim-Aaron, door een afspraak te maken in de Hoover Institution Library & Archives (HILA) om het album te fotograferen, wat plaatsvond met vakkundige assistentie van Laurent Cruveillier, HILA-conservator boek en papier. Op 28 augustus 2023 fotografeerden zij in een uur tijd het album, dat in slechte staat was. De HILA staf zou de restauratie direct daarna beginnen, maar die zou wel enige tijd in beslag nemen.
Evelyn stuurde me een honderdtal foto’s toe en schreef: “Pagina’s in Alice’ album liggen een beetje door elkaar. De lange vellen van wat lijkt op een ‘drukproef’ waren in omgekeerde volgorde neergelegd.
Het album lijkt een getypte transcriptie van de handgeschreven bladzijden te bevatten.
Sommige pagina’s zijn te kwetsbaar om uit te vouwen.
Al met al fantastisch om het oorlogsdagboek te zien en zo blij te weten dat het bewaard is gebleven!”
Onbewerkte bloemzak ‘Victor’, J.C. Voshell, Camden, Delaware, 10 lbs, 1914, in Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
Op basis van de ontvangen foto’s kan ik op dit moment nog geen inschatting maken van het aantal pagina’s van het album en de tijdsspanne die het omvat.
Ik wilde echter niet langer wachten om het nieuws over het tevoorschijn komen van dit bijzondere oorlogsdagboek uit de Grote Oorlog te delen!
Voetnoten: **) M. Collette: mogelijk is de illustratie van de hand van Marguerite Collette, °Brussel 17-12-1898 +Brussel 21-11-1924; bij haar overlijden was ze gehuwd met Joseph Decoster, winkelier.
Haar ouders: Gérard Joseph ‘Nicolas’ COLLETTE, employé de commerce, °Verviers +Brussel en Marie Joséphine Caroline DELAET °Brussel.
[1] Ida Gugenheim, Alice’s oudste dochter, was geboren in Charleroi op 6 juni 1894.
[2] Alice Gugenheim had twee dochters: Ida en Lise, geboren in Charleroi op 19 november 1896.
[3] Raphaël Gugenheim was de echtgenoot van Alice.
Originele Franse tekst: (J’écris à Bruxelles en un jour de loisirs ou de repos forçé autant de souvenirs me passent à l’esprit. Mais … au bout de 2 ans 1/2 (j’écris le 26 décembre 1916)… les souvenirs sont loin… les rancoeurs s’apaisent et la censure est là!! … toujours!…)
(J’ai commencé cet album le 6 Juin 1915, jour de tes 21 ans (Ida)[1]. Ce fut un cadeau dans mes moyens pécunairement parlant. Il reflètera pour l’avenir aussi les moyens qui nous aidera à vivre matériellement et moralement. Chaque page et les dessins qu’il contient, indiqueront les dates des faits et seront le résumé du ‘journal de guerre’, qui aura vu tes belles années de jeunesse dans des phases de tristesse et d’émotions des jours de sombres, éclairés cependant souvent par notre volonté à tous de voir en ces mauvais jours ce qu’il pût y avoir de plus mauvais encore.)
(Après bien des recherches nous nous installons provisoirement Avenue Brugmann ou je trouverai et nous tous après les journées de labeur un semblant de chez nous ou nous serons du moins ensemble le soir. L’idée des sacs américains pour laquelle nous avons offert notre concours au comité National de Secours nous à permis de monter ce beau magasin au Boulevard Anspach qui pendant 6 mois grâce au travail de nos filles nous permit d’entretenir notre ménage par nous-même.
Mais au début pendant le premier mois qui était couteux nous avons mangé avec les éprouvés de la guerre au restaurant à 45 centimes qui se trouvait en face du magasin. Je ne dirai pas que ce fut l’idéal pour nous et qu’il ne nous en coûta pas plus pour Raphaël que pour nous. Mais que de temps et d’argent gagné.)
Stanford University, Main Quad met uitzicht op Hoover Tower waar Hoover Institution is gevestigd; foto: EMcM, 2018
Dank: – Evelyn McMillan voor het onderzoek en de fotografie van het oorlogsdagboek van Alice Gugenheim-Aaron.
– Hubert Bovens voor zijn meedenken en tekstsuggesties en de biografische gegevens.
Presentatie voor de Kunstvrienden. Onderzoekers en Verzamelaars van Belgische kunst 1830-1950 – Tweede Trefdag in MuZee, Oostende, oktober 2023
Kunstvrienden
Op 14 oktober 2023 was ik uitgenodigd een lezing te geven voor de Kunstvrienden, Onderzoekers en verzamelaars van Belgische kunst 1830-1950 tijdens hun Tweede Trefdag in MuZee te Oostende.
De Kunstvrienden zijn een onderzoekersgroep in enkele jaren gegroeid tot meer dan 30 mensen (waaronder vooraanstaande), kunsthistorici, docenten, museumconservatoren, uitgevers en onderzoekers van Belgische kunst uit de 19e en begin 20e eeuw.
Ik toonde de speciaal voor hen samengesteld diashow
‘2023 Kunstvrienden: Tentoonstelling beschilderde bloemzakken 1915‘, waarin de foto’s van alle kunstwerken die wereldwijd in collecties tevoorschijn zijn gekomen tijdens mijn zakkenonderzoek.
De vrienden waren unaniem positief zoveel schilderingen op bloemzak te zien van bekende en onbekende kunstenaars, actief binnen bezet België tijdens de Grote Oorlog.
Achtergrond
Belgische kunstenaars beschilderden geleegde Amerikaanse en Canadese bloemzakken, vooral in de zomer van 1915. Zij zetten hun artistieke talenten in, uit solidariteit met behoeftige collega’s in oorlogstijd en uit vaderlandsliefde voor hun door Duitsland bezette land.
Henri Thomas, Jonge vrouw met mof, bloemzak – detail-, 1915. Coll. Prentenkabinet KBR. Foto: auteur
Na het uitbreken van de oorlog zamelden de Amerikaanse en Canadese bevolking hulp in voor de Belgische bevolking, daardoor bereikten duizenden kilo’s tarwemeel verpakt in handzame zakken in de eerste oorlogswinter hongerige vrouwen, mannen en kinderen.
Guillaume Van Strydonck, ‘Washington’s Spirit Does Flourish in USA’, bloemzak. Moulckers coll. St. Edward’s University. Foto: Linzee Kull McCray
Het beschilderen van de geleegde zakken was een goed georganiseerde actie van de kunstenaarsverenigingen om via tentoonstellingen geld in te zamelen voor behoeftige collega-kunstenaars en hun gezinnen; onder de oorlogsomstandigheden en de bezetting hadden zij de steun hard nodig.
Uit dankbaarheid voor de internationale steun en om uiting te geven aan hun emoties vanwege de onderdrukking door de Duitse bezetter, schilderden de kunstenaars op de bloemzakken.
Dat was niet makkelijk, het katoen en de jute van de geleegde zakken waren ongeschikte schildersdoeken en de zakken waren reeds bedrukt met logo’s, namen, en soms huldeblijken, van de Amerikaanse en Canadese maalderijen.
Rodolphe-Arman STREBELLE. ‘Eten aan het water’. Bloemzak ‘Cascadia’, Portland Flouring Mills, Portland, Oregon. Moulckers Collection. Part. coll. USA
Op de zakken die de kunstenaars versierden zijn de verwijzingen naar de omstandigheden van 1915 uiteenlopend en subtiel: allegorieën, het voeden en onderwijzen van kinderen, vrouwenportretten, symbolische bloemen en planten.
Toch vraag je je af in welke mate de academisch gevormde schilders in hun werk de oorlogsellende wilden uitbeelden, of kwastten zij in zomer 1915 voort op een betere tijd die achter hen lag, dan wel vol hoop op een spoedig einde van de oorlog?
François Maréchal ‘Hiercheuses’, Liège, 22 Juin 1915. Schets op meelzak. Moulckers Collection St. Edward’s University. Foto: Travis Williams
Oppervlakkig gezien lijken meerdere kunstenaars met lieflijke platen hun land in welvarende staat, zelfs in toeristische beeldtaal en in dankbaarheid aan ‘Amerika’ op te dragen. Ze herdrukten eigen, eerder gemaakte, werken op meelzakken. Ze kopieerden in verf letterlijk de foto’s van (Amerikaanse) oorlogsfotografen.
In die zin is hun werk gemakkelijk, beperkt vernieuwend en origineel. Hoewel daar dan weer ongemak in zit.
Bestudering van de kunstwerken, de vergelijking met eerder en later werk van de kunstenaars, de vergelijking van series beschilderde bloemzakken, leiden tot een andere conclusie. Het kennen van de nuances, toegepaste kleuren en symboliek vertelt het verhaal van oorlog en bezetting.
De kunstenaars voelden de dreigende macht en censuur van de Duitse bezetter wel degelijk, daarom lijken zij zich in hun schilderingen op de vlakte te hebben gehouden, richting de bezetter.
De vrijheid die ze voelden was om de afzenders van de bloemzakken -allemaal op één hoop gegooid onder de noemer ‘Amerika’- hartstochtelijk lof toe te zwaaien en te bedanken. Ook zullen de kunstenaars in juni 1915 met overtuiging de hoop hebben gekoesterd dat de oorlog en bezetting op korte termijn zou zijn afgelopen.
Niets was minder waar.
Jean Brusselmans, meelzak ‘American Commission/Blauwe rozen, 1915, beschilderd. Courtesy Herbert Hoover Presidential Library and Museum
Statistieken
De kunstwerken worden tegenwoordig in Belgische en Amerikaanse publieke en private collecties bewaard- in mijn database beschik ik over foto’s van 96 beschilderde zakken, waarvan 15 bewaard in België (5 in publieke, 10 in private collecties) en 81 in de VS (57 in publieke, 24 in private collecties).
Bijna 70% van de in de VS bewaarde kunstwerken maakt deel uit van de zogenaamde Moulckers-collecties en ruim 20% komt voort uit de archieven van de Commission for Relief in Belgium, bewaard in de Hoover Presidential Library-Museum (Iowa) en de Hoover Institution Archives (Californië).
Grafiek Collecties beschilderde bloemzakken van WO I
Uit mijn onderzoek blijkt dat meer dan honderd kunstenaars zakken hebben beschilderd; in krantenberichten en tentoonstellingscatalogi van 1915 staan gegevens met namen van kunstenaars en titels van de werken die zij hebben gemaakt op bloemzakken. Als ik die gegevens meetel kom ik op meer dan 150 beschilderde bloemzakken. Dat is veel meer dan de 96 zakken die ik tot heden ken. Tientallen exemplaren zijn dus nog ‘verborgen’ en zullen in de toekomst hopelijk eens tevoorschijn komen.
De diashow die ik toonde aan de Kunstvrienden bood een interessant platform voor uitwisseling van informatie met kunstkenners en geïnteresseerden, over de Belgische kunstenaars – zowel professionals als amateurs- die binnen het bezette land actief waren in de oorlogsperiode van 1914-1918.
Dame Belgica, bloemzak Flour Canada’s Gift, beschilderd. Coll. en foto: Jan Derynck, Lizerne Trench Art, LTA-Facebook groep
Vervreemdend
Kunsthistorici zijn geneigd deze periode over te slaan, maar juist de beschilderde bloemzakken geven een beeld van de intens beleefde tijd. Bedenk daarbij dat iedere kunstenaar circa drie bloemzakken heeft beschilderd en voor zichzelf uitdrukking gaf aan ‘een gedacht over de omstandigheden van deze tijd bevattend’.
De zakken, het met zorg beschilderde textiel, zijn hoe dan ook verbonden met honger, armoede, verlies en rouw.
Het bijzondere, vervreemdende, van de beschilderde bloemzakken is dat ze tezamen een voorstelling geven van de oorlogsomstandigheden waaronder de kunstenaars en hun gezinnen moesten leven, maar uitgedrukt in kleurrijke, hoopvolle taferelen en een geest van dankbaarheid.
Inhoudsopgave blogs beschilderde bloemzakken
Ik heb op mijn website de volgende blogs over de kunstenaars van beschilderde bloemzakken gepubliceerd:
The Captain and Mrs. Albert Moulckers Collection in Texas, VS:
Linzee Kull McCray fotografeerde met assistentie van stafmedewerkers van de Munday Library, St. Edward’s University, Austin, Tx, de Captain Albert and Mrs. Moulckers Collection, 1 maart 2023. Foto’s: Linzee Kull McCray, Travis Williams
Annelien van Kempen, Mia Peeters en Hubert Bovens bij de Trefdag Kunstvrienden, MuZee, Oostende, 2023
– Hubert Bovens voor de opzoekingen van biografische gegevens van de kunstenaars; het is een enorm puzzelwerk dat hij meestal in recordtijd weet op te lossen, dan wel blijft hij vasthoudend streven naar volledigheid van de gegevens.
Tijdens mijn Belgische Zakkenreis in september 2023 was ik welkom voor een studiebezoek aan het War Heritage Institute in Brussel, waarbij ik meelzakken kon bekijken en bestuderen.[1] Enkele jaren geleden was een groot aantal meelzakken aangetroffen in een kist in het museumdepot; de zakken waren in slechte staat. Ik was benieuwd naar de voortgang daarmee.
Conservator Ilse Bogaerts informeerde me tevoren dat de inventarisatie van de gevonden zakken nog niet veel verder stond, maar dit sloot niet uit dat het museum de meelzakken zou tonen.
Vier dozen vol zakken Vier dozen vol zakken stonden gereed voor onderzoek. Ik schrok bij de eerste aanblik van de stapels bloemzakken.
Ze zijn kapot, rafelig, afgescheurd, of verrot, hebben waterschade vlekken, sommige zakken zijn wel in betere conditie. Meerdere maalderijmerken zijn verbleekt en onleesbaar; inscripties zijn verdwenen door het vergaan van het katoen.
Alle zakken zijn onbewerkt, het zijn originele katoenen zakken met Amerikaanse en Canadese bedrukkingen; er is geen enkele Belgische versiering van borduurwerk, kant of beschildering.
Doos met bloemzakken, 1914. Coll. WHI, Doos 2. Foto: auteur
De dozen zijn genummerd 2, 10 en 11, plus een ongenummerde doos met etiket ’70 bloemzakken totaal verrot’. Het etiket op doos 2 zegt:
BLOEMZAKKEN
23 ex verrot
16 ex idem 15 ex idem
54
Ik besluit doos 2 en de ongenummerde doos te laten voor wat het is en concentreer me op dozen 10 en 11.
Annelien van Kempen en Evelyn McMillan doen onderzoek naar de bloemzakken in het War Heritage Institute, Brussel, september 2023. Foto: auteur
Honderdvijfenzeventig zakken in vier uur Bekijken en bestuderen van katoenen zakken in dermate slechte staat is deprimerend. Gelukkig was Evelyn McMillan met mij meegekomen en samen konden we flink doorwerken om alle meelzakken te fotograferen.
We constateerden dat de restauratie-afdeling van het museum een huzarenstuk heeft verricht door de bloemzakken uit de kist in de afgelopen jaren presentabel te maken. Met de grootste voorzichtigheid hebben we het textiel uit de dozen getild om geen verdere scheuren te veroorzaken in de verteerde stoffen.
In vier uur tijd fotografeerde ik circa 175 bloemzakken, een snelheidsrecord! Toch heb ik met gemengde gevoelens het museum verlaten.
Beeldmerken op bloemzakken van Amerikaanse maalderijen, 1914. Coll. WHI, foto: auteur
Honderdvijfenzeventig maalderijen of inscripties Inmiddels is het enkele weken later. Ik ben bezig met de inventarisatie van de resultaten van mijn studiebezoek en word in weerwil van de slechte conditie van de zakken, steeds enthousiaster over mijn onderzoek.
Want wat blijkt: iedere meelzak is afkomstig van een andere maalderij of hulporganisatie. Alle bedrukkingen op de 175 bloemzakken zijn verschillend, de verzamelaar moet veel tijd hebben besteed aan het samenbrengen van deze meelzakken.
In het boek ‘Dans la Geôle Bruxelloise. Deux années sous le joug allemand‘ van Aline Burls, né Bouquié, is een verwijzing naar het verzamelen van zoveel mogelijk verschillende zakken: ‘…qu’il y avait des personnes qui en faisaient collection, et qu’un amateur en avait actuellement plus de 700 spécimens differents. Le Musée du Cinquantenaire en a rassemblé une collection superbe qui compte actuellement 300 exemplaires artistiquement travaillés.‘ (Er waren mensen die zakken verzamelden, een liefhebber had inmiddels meer dan 700 verschillende exemplaren verzameld. Het Jubelparkmuseum had een prachtige collectie samengesteld van 300 artistiek bewerkte exemplaren.’)
Bloemzak ‘Gopher Brand’, Cream of West, Red Wing Milling Co., Red Wing, Minnesota, 1914. Coll. WHI, foto: auteur
25 Amerikaanse staten en drie Canadese provincies De maalderijmerken en inscripties op de zakken tonen dat de bloemzakken afkomstig zijn uit 25 Amerikaanse staten: Californië, Colorado, Delaware, Idaho, Illinois, Iowa, Kansas, Kentucky, Michigan, Minnesota, Missouri, Montana, Nebraska, New York, North Dakota, Ohio, Oklahoma, Oregon, Pennsylvania, South Dakota, Tennessee, Utah, Virginia, Washington, Wisconsin; en drie Canadese provincies: Alberta, Ontario en Saskatoon.
Ik tel 48 bloemzakken met de inscriptie ‘Belgian Relief Flour’, ieder van een andere Amerikaanse maalderij.
Belgian Relief Flour Sacks van 48 verschillende Amerikaanse maalderijen, WHI collectie, foto’s auteur
De collectie bloemzakken van het War Heritage Institute is veruit de allergrootste in België en qua origine (geografie van Noord-Amerika, de toentertijd gevestigde maalderijen) de meest veelzijdige in de wereld; en dan heb ik de museumcollectie kleding, gemaakt van meelzakken, nog niet eens gezien en meegeteld.
‘Reserveer alle zakken met merknamen en inscripties’ Door de diversiteit van maalderijmerken en inscripties leg ik direct verband met de instructies in zomer 1915 van het Nationaal Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika: -Reserveer voor het Werk van de Oorlogswezen alle zakken van 45 en 22 kg, die bijna allemaal kleurrijk zijn bedrukt met merknamen en inscripties, waardoor ze waardevolle oorlogssouvenirs zijn. (Réserver à l’oeuvre des Orphelins de la Guerre tous les sacs de 45 et de 22 Kgs, lesquels sont presque tous décorés de vignettes et d’inscriptions qui en font de précieux souvenirs de guerre.)[2]
-Per merk zal een inventarisatie worden opgemaakt, die in kopie zal worden toegezonden aan het Speciaal Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika.[3]
Amerikaansche Zakken – Oorlogsgedenkenis – verkocht ten voordeele van de Oorlogswezen. Coll. WHI, foto: auteur
Werk der Oorlogswezen De WHI-bloemzakken bevestigen dat de instructies om de zakken te reserveren en te inventariseren zijn uitgevoerd. Hoeveel geld de bewaarde zakken als waardevolle oorlogssouvenirs voor het Werk der Oorlogswezen hebben opgebracht is nog te onderzoeken.
In ieder geval hoop ik maar dat het Werk der Oorlogswezen beter voor de verweesde kinderen zal hebben gezorgd in de naoorlogse jaren, dan ze voor deze kist met bloemzakken heeft gedaan.
Doos met bloemzakken, 1914. Coll. WHI, Doos 10. Foto: auteur
Materiële cultuur
Vanuit het oogpunt van materiële cultuur kunnen we anno 2023 de bloemzakken hoe dan ook beschouwen als waardevolle oorlogssouvenirs; de slechte staat en deprimerende aanblik neem ik voor lief.
Het scharen van de versierde bloemzakken onder de noemer trench art[4] biedt daarvoor de ruimte. Dit is wat Nicholas Saunders bedoelt met ‘Trench art’ (loopgravenkunst): ‘Trench art is oorlogskunst, zintuiglijk en tactiel, het roept herinneringen op.
De dozen met bloemzakken in het War Heritage Institute, inclusief de zwaar aangetaste, zijn vervreemdend, ze schuren, zijn ongemakkelijk. De meelzakken roepen een gevoel van ongeloof op.
Saunders noemt dat de kracht van trench art: het bergt spanning in zich, vangt de paradox van oorlog – ze vernietigt en creëert tegelijk.
Conclusie
Mijn studiebezoek aan het War Heritage Institute heeft de gelegenheid geboden de kist waardevolle oorlogssouvenirs te beschouwen en leverde een cruciale toevoeging aan de kennis over de geschiedenis van de WO I bloemzakken.
‘Zakken zijn vol herinneringen. Iedere zak koestert een kostbaar en kwetsbaar verhaal.’
Dank
Mijn hartelijke dank aan de medewerkers van het War Heritage Institute in Brussel, in het bijzonder Ilse Bogaerts en Peter de Groot, om mij gastvrijheid te bieden voor mijn zakkenonderzoek en om de voorbereidingen die zij daarvoor getroffen hebben.
Bloemzak Jack Canuck Flour donated to The Belgians by North Norwich Township manufactured by Wood Flour Mills, Norwich, Canada. Geborduurd kussen. WHI 201600410. Foto: auteur
[2] Brief Georges Pètre, voorzitter CNSA Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika, aan het departement Hulp van CNSA/NKHV, 11 augustus 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117
[3] Notitie G. Pètre, 5 oktober 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.
[4] De door mij gehanteerde definitie van trench art, toegepast op de versierde meelzakken, is: “items gemaakt door burgers, rechtstreeks uit materiaal dat in tijd en plaats wordt geassocieerd met de gevolgen van gewapend conflict”. Lees ook mijn blog ‘Trench art en de versierde meelzakken’, 23 juni 2023
Mijn onderzoek in het Algemeen Rijksarchief, Brussel, september 2023
Op Zakkenreis in België heb ik dan eindelijk mijn hand kunnen leggen op het dossier dat de bureaucratische inmenging van het Nationaal Komiteit voor Hulp en Voeding (CNSA/NKHV) op de bloemzakken etaleert.
Het Algemeen Rijksarchief te Brussel bewaart het dossier ‘Utilisation des Sacs Vides’ (Gebruik van de Lege Zakken) waarin de correspondentie van het speciaal benoemde ‘Comité de Vente des Sacs d’Amérique’.[1]
Comité de Vente des Sacs d’Amérique Het Comité de Vente des Sacs d’Amérique (Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika) werd opgericht in mei/juni 1915 en was een onderdeel van de Département Secours/Hulp van het Nationaal Komiteit, gevestigd 66, Rue des Colonies, 2e etage.
Briefpapier met briefhoofd ‘Vente des Sacs d’Amérique au profit des Orphelins de la Guerre’. A.R., foto: auteur
Voorzitter van het Comité was Georges Pètre, 41 jaar, schepen van St. Joost-ten-Node.[2] Het ultieme doel van het comité was de opbrengst van de zakkenverkoop ten goede te laten komen aan het Werk voor de Oorlogswezen.
Daarvoor was nodig dat Pètre over de lege zakken zou beschikken, ze kon laten schoonmaken – hij vreesde voor schade door muizen en meelwormen- en dat werkloze vrouwen de zakken met fabrieksmerken borduurden. De zakken bedrukt met ‘inscripties’ wilde hij vooral bewaren omdat ze later veel geld zouden opbrengen als oorlogssouvenirs. Om aan de hoogste prijs te komen zou het Comité een monopolie over de zakken voeren om concurrentie uit te sluiten.[3]
Bloemzak met inscriptie ‘Donated by Belgian Food Relief Committee’, Chicago, Illinois, 1914/15, coll. WHI, foto: auteurBloemzak met maalderijmerk ‘Excelsior’, Bison, Kansas, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur
Centralisatie Het Département Secours/Hulp van het Nationaal Komiteit stuurde een brief aan de Provinciale Komiteiten[4]:
“Het Nationaal Komiteit heeft besloten de opbrengst van de wederverkoop van zakken versierd met merken van maalderijen of inscripties, waarin uit Amerika geïmporteerd meel verpakt zat, toe te wijzen aan het Werk van de Oorlogswezen. Deze zakken worden, na een goede reiniging en met de nodige voorbereiding, getransformeerd tot luxeartikelen of tot souvenirs. Ze zullen in België en in het buitenland verkocht worden ten behoeve van het Werk dat van gelijk belang is voor alle provincies, dat van de Oorlogswezen. Daarom is het noodzakelijk dat het opwerken van deze bijproducten van onze import wordt gecentraliseerd. Het Nationaal Komiteit verzoekt de Provinciale Komiteiten om alle zakken voorzien van een Amerikaans merk, een maalderijnaam of een inscriptie, op te halen en terug te sturen naar het adres van het Nationaal Komiteit te Brussel, op de meest directe en goedkope manier.
We verzoeken u maatregelen te nemen om de zakken die bij bakkerijen zijn achtergebleven uit de circulatie te halen; of op zijn minst de merktekens die op de zakken staan te verwijderen:
– om te voorkomen dat speculanten ze in bezit krijgen om ze voor eigen winst en ten koste van het Werk van de Oorlogswezen te verkopen;
– of om ze te gebruiken voor het verpakken van binnenlands meel, wat tot gevolg zou hebben dat, in het hele land, voor de huidige, toegestane meelsoorten het geldende controlesysteem ineffectief zal blijken te zijn.
Het Nationaal Komiteit verzoekt de Provinciale Komiteiten om vóór 15 juni[5] een nota te sturen over de maatregelen die zijn genomen om de centralisatie in Brussel te verzekeren van alle Amerikaanse zakken met merken van maalderijen en inscripties.”
Stapels lege meelzakken van 1915, bewaard in het War Heritage Institute, Brussel. Foto: auteur
Het Komiteit te Brussel leverde tweeduizend zakken Het Komiteit in Brussel gaf gehoor aan het verzoek tot retourzending.
“Wij hebben de eer u mede te delen dat wij in ons meelmagazijn ongeveer 2.000 bedrukte zakken tot uw beschikking houden, waarvan wij u vragen deze tegen ontvangstbewijs af te laten halen. Het afhalen dient plaats te vinden in de middag tussen twee en vier uur; de ochtend is gereserveerd voor de distributie van meel.”[6]
Zakken-monopolie
Stempel van het Werk voor de Krijgsgevangenen in Namen. A.R., foto:auteur
Het monopolie van de zakkenverkoop voor het Werk van de Oorlogswezen betekende dat andere liefdadigheidswerken, ook werkzaam binnen het Departement Hulp van het Nationaal Komiteit, het verbod kregen, gebruik te maken van de Amerikaanse zakken.
Bijvoorbeeld, het Werk voor de Krijgsgevangenen in Namen kwam bedrogen uit. “Naar aanleiding van uw brief van 8 juli hebben wij de eer u mede te delen dat wij het zeer betreuren dat wij geen gevolg kunnen geven aan uw verzoek om lege bloemzakken te bekomen voor het verpakken van pakketten bestemd voor krijgsgevangenen.
Alle zakken zijn zonder uitzondering volledig gereserveerd voor het Werk van de Oorlogswezen.”[7]
Anderzijds gaf het Nationaal Komiteit wel toestemming voor de verkoop, ten behoeve van het Provinciaal Komiteit van Henegouwen, van lege zakken zonder bedrukking; de zakken waren bestemd voor kledingproduktie.[8]
Bloemzak met maalderijmerk ‘Queen of Roses’, P. Haines & Son, Clarksburg, Ontario, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur
Te laat De eerste oekaze van het Nationaal Komiteit tot centralisatie van de bloemzakken kwam in juni 1915 overduidelijk te laat. Sinds februari/maart 1915 was het versieren van de bloemzakken uitgegroeid tot een rage doorheen België. Vrouwenorganisaties, meisjesscholen, kloosterscholen en kunstenaars bewerkten de meelzakken met borduurwerk, naald- en kantwerk en beschilderingen en organiseerden tentoonstellingen waarbij de opbrengst ten goede kwam aan ieders lokale, charitatieve doelen.
Onrealistisch
Het was niet realistisch de lege zakken uit alle provincies te verzamelen en toe te sturen aan één magazijn in Brussel terwijl de Duitse bezetter talloze formaliteiten oplegde aan verplaatsingen en transport van goederen. Bovendien waren beide departmenten Voeding én Hulp van het Nationaal Komiteit, evenals die van de provinciale komiteiten, betrokken en vereisten afstemming. De zakken waren bijprodukten van de importgoederen (‘accessoires de nos importations’), die import was de verantwoordelijkheid van het Departement Alimentation/Voeding, zij organiseerden de logistiek. Het komiteit van de zakkenverkoop acteerde onder het Departement Hulp – ze ontbeerde de logistieke lijnen, had geen relatie met bakkerijen, maalderijen, transportmiddelen.
Meneer Pètre was dus afhankelijk van de goedwillendheid van de komiteiten, of zij aan zijn opeisingen tegemoet wilden komen.
Algemeen genomen werkten de provinciale komiteiten expliciet, of stilzwijgend, niet mee aan de centralisering. Het Provinciaal Komiteit Antwerpen verzette zich schriftelijk tegen de instructies.
Bloemzak met maalderijmerk ‘Monogram’, Globe Mills, Los Angeles, Californië, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur
Nieuwe instructies Georges Pètre deed een volgende poging tot centralisatie en monopolisering. Hij stelde nieuwe instructies op, omdat het absoluut noodzakelijk was zijn oorlogssouvenirs veilig te stellen en een einde te maken aan speculatie en de handelspraktijken van wederverkopers.
Handgeschreven notitie Georges Pètre aan Emmanuel Janssen, 5 oktober 1915. A.R., foto: auteur
Toch bleek Pètre rekening te moeten houden met de diverse belangen[9] – zijn nieuwe instructies stonden bol van de compromissen en waren realistischer. In plaats van materiële centralisatie verschoof de instructie naar financiële verplichtingen.
“Het Nationaal Comité heeft besloten dat de opbrengst van de verkoop van de Amerikaanse zakken zal worden besteed aan het Werk van de Oorlogswezen. Deze beslissing wordt vooral gerechtvaardigd door het feit dat de genoemde zakken na de oorlog een zeer bijzondere waarde zullen vertegenwoordigen als oorlogssouvenirs. Het was dan ook logisch om de opbrengst toe te wijzen aan een Werk waarvan de werking zich overeen lange reeks van jaren zal uitstrekken.
Bepaalde provinciale komiteiten hebben de gegeven instructies niet opgevolgd en stelden de Amerikaanse zakken, voorzien van maalderijmerken en inscripties, beschikbaar voor andere werken, bijvoorbeeld het Werk voor de Krijgsgevangenen.
Deze uitzonderingen op het door het Nationaal Komiteit uitgevaardigde besluit kunnen worden getolereerd, op voorwaarde dat de volgende regels strikt worden nageleefd:
1) Zakken die vanwege hun afmetingen gebruikt kunnen worden voor het verpakken van de I9I5-oogst, worden uitsluitend voor dit doel bestemd.
2) Andere werken dan die van de Oorlogswezen kunnen nooit meer dan de helft van de zakken ontvangen die ter beschikking staan voor de provinciale komiteiten. Per merk zal een inventarisatie worden opgemaakt, die in kopie zal worden toegezonden aan het Speciaal Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika (66, Koloniënstraat in Brussel, 2d.). Van elk geïnventariseerd merk zal de helft worden gereserveerd ten behoeve van het Werk der Oorlogswezen.
Bloemzak met maalderijmerk ‘Good Luck’, John Ferns, Butte, Montana, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur
3) Charitatieve Werken ontvangen alleen zakken op voorwaarde dat zij uitdrukkelijk beloven deze via de detailhandel te verkopen. Zij kunnen de zakken onder geen beding aan wederverkopers overdragen.
4) De regionale en lokale komiteiten kunnen zich niet ontdoen van de zakken die zij in bezit hebben. Ze moeten deze teruggeven aan de Provinciale Komiteiten, die eveneens zorg zullen dragen voor de teruggave van bloemzakken aanwezig bij maalderijen.
5) De organisaties die gemachtigd zijn om zakken als detailhandel te verkopen, zijn verplicht minimumprijzen vast te stellen en deze mee te delen aan het Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika.
Deze laatste heeft het recht om, indien het Komiteit dit nuttig acht, zakken terug te kopen tegen de aangegeven minimumprijs.”[10]
Bloemzak met maalderijmerk ‘White River’, Wasco Warehouse Milling Co., The Dalles, Oregon, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur
Concurrentie Enkele lokale komiteiten in Brussel voegden zich niet naar de regels. Pètre constateerde overtredingen, met name van het komiteit in Sint-Gillis.
“Ik heb reden om te vrezen dat bepaalde lokale komiteiten, als ze zich onze eerdere instructies herinneren, een tegenstrijdigheid ervaren tussen de laatste instructies en de eerdere instructies die we hen hebben gegeven met betrekking tot zakken versierd met merknamen en inscripties. Vanwege deze tegenstrijdigheid negeren ze de huidige regels, zodat ze zakken op voorraad houden dan wel ze met winstoogmerk in de detailhandel doorverkopen, zoals het Komiteit van Sint-Gillis blijft doen.
Daarom wil ik u verzoeken in uw hoedanigheid van voorzitter van het ‘Departement Hulp’ een speciaal bericht naar de lokale komiteiten te sturen waarin u hen vertelt dat de instructies van het Nationaal Komiteit zonder onderscheid van toepassing zijn op alle zakken en dat ze allemaal -zonder uitzondering- moeten worden geretourneerd naar de Intercommunale Coöperatie van het Provinciaal Komiteit. Deze zal de interessante zakken – niet nodig voor utilitair gebruik- toewijzen aan het Werk van de Oorlogswezen.
Bloemzak met maalderijmerk ‘Baby-Face, Western Queen Flour’,Western Flour Mill Co., Davenport, Iowa, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur
Gent, Namen en anderen doen in 1916 en later mee Het Provinciaal Komiteit Oost-Vlaanderen stortte de winst van hun lokale zakkenverkoop, 3500 franken, op rekening van het Werk van de Oorlogswezen. Het komiteit van Namen deed hetzelfde, het stortte 500 franken. Bergen en Charleroi gaven meldingen van zakkenverkoop in 1917.
Notulen Werk der Oorlogsweezen, 17 januari 1916. AR CNSA/NHVC I 446-285. Foto: auteur
Schorten De Brusselse medewerksters in de kantines voor kinderen met een beperking verzochten in 1918 om nieuwe schorten ter vervanging van de schorten die ze al drie jaar droegen en versleten waren. Hun idee was om kosten en grondstoffen te besparen en de schorten zelf te maken van Amerikaanse zakken.[12]
Het antwoord bevindt zich niet in het dossier ‘Utilisation des Sacs Vides’. Of de zakken hen ter beschikking zijn gesteld blijft dan ook de vraag.
Stempel met beeldmerk Pelikaan met jongen, ‘Orphelins de la Guerre – Weezen van de Oorlog’, CNSA – NKHV, 1914-1918. Bloemzak ‘Chicago’s Flour Gift’, beschilderd, waarschijnlijk 1937/38. Geschenk Pierre Beeckmans aan Herbert Hoover. Coll. HHPLM 65.27.13, foto: auteurPelikaan met jongen, ‘Orphelins de la Guerre/Weezen van de Oorlog’, beeldmerk geborduurd op meelzak met inscriptie ‘ABC’ (mogelijkerwijs 1937/38?). Part. coll. België.
Conclusie Het bureaucratische optreden van het Nationaal Komiteit, in het bijzonder van de voorzitter van het Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika, richtte zich op centralisatie en monopolisering van de zakkenverkoop. De zakken waren oorlogsgedenkenis en moesten bewaard voor later, bestemd voor het Werk der Oorlogswezen.[13]
Zou dit beleid de opbrengsten voor het Werk van de Oorlogswezen na de oorlog omhoog hebben gestuwd? Of heeft het tijdens de oorlog de spontaniteit van het hergebruik en versieren van de bloemzakken doorheen België gefrustreerd?
Bloemzak met inscriptie 1914/15, coll. WHI, foto: auteur
Dank aan Hubert Bovens te Wilsele voor de opzoekingen van biografische aard.
Voetnoten: [1] Algemeen Rijksarchief, Archives de la Guerre. CNSA/NHVC (I 446) 1117 ‘Utilisation des Sacs Vides’.
[2] Georges Augustin François Pètre (St. Joost-ten-Node 29-05-1874 – St. Joost-ten-Node 31-12-1942) was advocaat en gemeenteraadslid toen hij huwde met Jeanne Puttemans (St. Joost-ten-Node 18-02-1882) op 23 april 1908 te St. Joost-ten-Node. Georges Pètre was burgemeester van St. Joost-ten-Node van 1926-1942. Tijdens WO II, op 31 december 1942, werd hij vermoord door het doodseskader van Robert Verbelen, als eerste slachtoffer in een reeks ‘vergeldingsmoorden’.
[3] Georges Pètre aan Emmanuel Janssen, 24 juni 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.
[4] Brief van NKHV, Brussel, aan de voorzitter van het Provinciaal Komiteit Antwerpen van 25 juni 1915. FelixArchief, Antwerpen, ‘De Amerikaansche Zak’, 2210#268.
[5] Merkwaardige datum 15 juni, want de brief was van 25 juni, misschien is bedoeld 15 juli?
[6] Brief Komiteit Brussel aan CNSA département Vente de Sacs Ornés au Profit des Orphelins de la Guerre, 2 augustus 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.
[7] Brief NKHV aan Comité National de renseignements pour les familles des prisonniers de la guerre, Namur, 13 juli 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.
[8] Notitie september 1915 – Voir correspondance classée sous ‘Hainaut Vêtements’. A.R. CNSA/NHVC 1117.
[9] Handgeschreven notitie G. Pètre aan E. Janssen, 5 oktober 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.
[10] Notitie G. Pètre, 5 oktober 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.
[11] Brief G. Pètre aan E. Janssen, 5 december 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.
[12] Notitie van E. Michel aan het Nationaal Komiteit, Brussel, 30 januari 1918. A.R. CNSA/NHVC 1117.
Het War Heritage Institute bewaart honderden bloemzakken, aangetroffen in een kist, die de zakken niet goed heeft geconserveerd. Mogelijk zijn deze bloemzakken afkomstig uit de voorraad die was aangelegd voor het Werk der Oorlogswezen. Lees het blog: Een kist waardevolle oorlogssouvenirs in het War Heritage Institute.
Aline Burls, né Bouquié, beschreef in 1917 de verzamelwoede als volgt:
‘Er waren mensen die zakken verzamelden, een liefhebber had inmiddels meer dan 700 verschillende exemplaren verzameld.
Het Jubelparkmuseum had een prachtige collectie samengesteld van 300 artistiek bewerkte exemplaren.’
(Burls, Aline, né Bouquié, Dans la Geôle Bruxelloise. Deux années sous le joug allemand. 1917, p. 176, 177)
Postkaart Editions Maeck ‘WEAT FLOUR’ American Indian, U.S.A., 1915. Coll. HILA Alice Aron Gugenheim papers, foto: E. McMillan
Rondom het portret van de American Indian op deze postkaart schreef Alice Gugenheim-Aaron jaren na de Wapenstilstand:
‘Le Sac qui brodé eût le succès – 1914 – à Bruxelles! (De Zak die geborduurd hèt succes was – 1914 – Brussel).
Wrange geschiedenis
Het succes van de geborduurde meelzak met de American Indian voelt ongemakkelijk. De zak draagt een historie die belicht moet worden. Het wijst ons op de wrange geschiedenis van de Native Americans, de oorspronkelijke inwoners van het Amerikaanse continent; ze zijn verjaagd, vermoord, in reservaten geplaatst. Ook in 1915 was men zich in België terdege bewust van het onrecht dat Native Americans was en werd aangedaan blijkt uit onderstaande dagboeknotitie.
Karel van de Woestijne, december 1915 De Nederlandse correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant in Brussel, Karel van de Woestijne, schreef in zijn dagboek op 26 december 1915 over het bezoek van een vriend uit Wetteren, een provincieplaats in Oost-Vlaanderen. De vriend begreep niets van de schijnvreugde waarmee de bewoners van de hoofdstad gegeven de omstandigheden het Vrede-op-Aarde vierden; “omdat eene oprechte verveling, ook op Kerstmis, dan toch nog beter is”.
Nieuw afgoderij – uwe Roodhuiden-vereering De bezoeker uit Wetteren, had in Brussel rondgelopen en was hogelijk verbaasd. -Nóg iets dat ik van de Brusselaars niet kan begrijpen, en dat ten onzent zeker niet mogelijk zou zijn: dat is hunne nieuwe afgoderij, die ze nu juist op Kerstmis ten toon gaan spreiden.’
Mijne oogen moeten al heel verwonderd hebben gestaan, want mijn makker vervolgde, niet zonder ongeduld in de fraaie baryton-stem: ‘Wel ja, uwe Roodhuiden-vereering! Ik kom een winkel binnen: de juffer heeft een schort voor, dat versierd is met het wel-gelijkend konterfeitsel van zoo’n Sioux. Ik vraag, dat zij mij de laatste noviteiten toonen zou, in zake dames-snuisterijen: zij legt mij allerlei doosjes voor, waar dezelfde Comanche zijn facie op vertoont. Ik wil, voor mijn meisje, wat pralines koopen: van op het zakje grimt mij dezelfde authentieke Apache tegen. Ik ontmoet hem bij den banketbakker; ik zie hem bij den juwelier; hij maakt den slagerswinkel onveilig en den sigarenwinkel verdacht; en toen ik aan uwe deur belde, dan had ik maar ééne vrees: dat hij mij zou komen opendoen!’
Twee bloemzakken Sperry Mills – American Indian in originele staat en geborduurd, 1914/1915. Coll. en foto: auteur
Fetisjisme of erkentelijkheidsteken Van de Woestijne vervolgt:
Ik begreep wat hij bedoelde. Lachend zei ik hem: – ‘Maar jongen, dat is geen fetisjisme: ten hoogste de synecdoche der dankbaarheid! Niets, mijn waarde, dan een erkentelijkheidsteeken!’ Hij bezag mij met argwaan. Ik vertelde hem toen, dat, zoo de Roodhuid tegenwoordig de sterveling is die zich te Brussel in de minst-vermengde sympathie mag verheugen en kan bogen op eene populariteit, zooals hij er geene meer had gekend sedert den tijd van Fenimore Cooper en Gustave Aymard, dit ligt aan de boterhammen die wij eten. En daar ik merkte dat deze verklaring hem niet voldeed, zette ik ze voort in deze voege:
Bloemzak Sperry Mills – American Indian geborduurd, 1915. Coll. auteur, foto: M.Ensing
– ‘’t Brood dat wij eten, mijn vriend, is gemaakt van meel; dat meel wordt ons vriendelijk toegestuurd in zakken; en op die zakken prijkt weleens zoo’n Roodhuid, omdat zoo’n zak als meel ons toekomen uit Amerika. Nu is men van die meelzakken eerst kussens en teacosies, daarna damesschorten, en eindelijk allerlei zaken gaan maken, die, utile dulci, bij hunne sierlijkheid er steeds aan herinneren zouden wat wij aan de Vereenigde-Staten verschuldigd zijn. Maar dit was niet alles, mijn vriend. Kent gij de aesthetica van het ornament? Zoo ja, dan zult gij niet zijn zonder te weten, dat het lengerhand zijne aanvankelijke nuttigheidsbestemming verliest, om weldra niet meer dan decoratief te worden en van lieverlede zelfs toegepast op voorwerpen, waar het geenszins op hoort. Aldus onze Roodhuid in zijne tallooze verschijningen: geen fetisj dus, gelijk gij denken zoudt; alleen een teeken, nogal verkeerd toegepast, en dat reeds zijne beteekenis aan het verliezen is, van onze dankbaarheid aan het Amerikaansche volk, waarvan deze Sioux het verkorte beeld of – om het aldus te noemen – de synecdoche is.
Indians Residing in New York -.- For Belgians. Aquarel op papier. Coll. Keym, ca. 1915. Stadsarchief Brussel. Foto: auteur
Brusselsche lichtzinnigheid – ‘En is uncle Sam, die zijn best heeft gedaan om die Rooden uit te roeien, met die vereenzelviging tevreden?’ ondervroeg mijn vriend. Ik zag mij verplicht hem te antwoorden, daaromtrent geen onderzoek te hebben ingesteld. Hij mompelde iets van Brusselsche lichtzinnigheid, en wenschte mij goeden avond. Ik vrees dat hij van zijn bezoek aan Brussel geen gunstige herinnering draagt.” [2]
Kalender 1916 met zakje ‘Sperry Mills-American Indian, maandag 28 februari, ‘1914-1915 pendant l’occupation’, C. Du Prez. Coll. Stadsarchief Brussel. Foto: auteur
Conclusie De stem van Native Americans is gehoord geweest in België in 1915.
Nu de Amerikaanse bloemzakken, bewerkt in België, al een eeuw lang blijvend hun populariteit houden, ‘de afgoderij in Brussel – de Roodhuiden-vereering’ zich voortzet, dienen we ons te vereenzelvigen met het onbegrip van de vriend uit Wetteren en de tragische geschiedenis van de Native Americans te blijven vertellen. De zakken blijven een teken, verkeerd toegepast, van de Belgische dankbaarheid aan het Amerikaanse volk voor het meel dat de Belgen is toegekomen.
Kalender 1917 met zakje ‘Far West-Best American Flour’. Coll. Stadsarchief Brussel. Foto: auteur
Dank aan
– Evelyn McMillan voor het raadplegen van de Alice Aron Gugenheim papers in de Hoover Institution Library & Archives en het delen van foto’s en informatie.
– Hubert Bovens te Wilsele voor de opzoekingen van biografische gegevens.
– Mechel Ensing-Wijn voor haar intermediaire en logistieke diensten.
Voetnoten: [1] Editions Maeck: MAECK-JAMINON imprimeur litho-typographe, rue Jolly 129, Schaarbeek. Antoine Maeck, ºBrussel 19-06-1879.
Alice Gugenheim-Aaron. photo taken in 1924 at age 54. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
On August 22nd, 1914, because of the war hundreds of buildings in the center of Charleroi were destroyed in a fire. Les Magasins Raphaël went up in flames. The owner of the department store, the Raphaël Gugenheim-Aaron family, scrambled from the ruins. Within a year they would sell the decorated Belgian relief flour sacks with great dedication for the benefit of the Comité National de Secours et d’Alimentation (CNSA).
The elements of this story are purely Belgian, although they have reached me through contacts with multiple American institutions.
The history is fascinating, but by no means complete; hence I have written this blog.
Department store with embroidery thread In September 2018 I found an online source about a Belgian department store with embroidery thread owned by the Gugenheim family in Charleroi, province Hainaut. [1]
‘In Charleroi, Belgium, Alice Gugenheim’s family had a warehouse of embroidery thread which had been used by the embroidery workers prior to the war. Because of the war there was no material to embroider, and the workers were out of business. She could find no bleach to remove the writing on the flour sacks, but the fabric was good and strong. Women began enhancing the designs which were used to cover lampshades, waste baskets, tea cozies, pillow covers and even school smocks. The items were sold on a prominent street in Brussels and yielded tens of thousands of gold-standard francs to the Belgium Relief.’
Remarkably, Alice Gugenheim had tried to bleach the Belgian relief flour sacks to remove the printing but was unsuccessful. Then the women had used the prints as patterns.
To know more I contacted the author of the article and asked “who was/is Alice Gugenheim and family who had the warehouse of embroidery thread in Charleroi? Where can I find more information about her?!”
The author, Polly Horn from Sunbury, Ohio, only remembered that the information came from the Hoover Institution in California.
Occupied with other priorities I dropped the subject.
Gugenheim (Alice Aron) Papers [2] On June 1st, 2022, I was doing research at the Hoover Institution Library & Archives (HILA) in California and received a message with photo included from Samira Bozorgi [3] : “One other reference photo of mine from the Alice Gugenheim Papers”.
Saleswomen at the display of decorated flour sacks. The sale is for the benefit of the CNSA. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. No. 61012.
An interesting photo featuring ladies, apparently saleswomen, a display of decorated flour sacks and some scribbled names. Where did the photo come from and when was it taken? I was supposed to meet Samira in the Reading Room, but we missed each other.
Monsieur le Président Hoover On June 18th, 2022, I was doing research at the Herbert Hoover Presidential Library & Museum (HHPLM) in Iowa. In the Reading Room I flipped through boxes and files and saw a photocopy of a postcard addressed to “Monsieur Le Président Hoover” with a photo of a Belgian shop window displaying decorated flour sacks. That looked interesting. Craig Wright, HHPLM’s Supervisory Archivist, searched for the original photo, scanned it, and sent me the digital file. [4]
Postcard Madame Raphaël Gugenheim, Brussels, to Monsieur le Président Hoover, 1938. Photo: HHPLM 31-1919-66
I filed the photo among my research collection of thousands of digital documents and forgot about it.
The Hoovers and their flour sacks In June 2023 I was working on the blog The Hoovers and their flour sacks. By chance I saw the scan of the Belgian shop window with display of flour sacks and realized it was a postcard sent by Madame Raphaël Gugenheim, Brussels, to Monsieur le Président Hoover.
Postcard Madame Raphaël Gugenheim, Brussels, to Monsieur le Président Hoover, 1938. Photo: HHPLM 31-1919-66
Apparently, the Belgian lady had given Mr. Hoover a decorated flour sack as a gift because she asked Hoover to confirm he had received the decorated flour sack. The postcard had been written in 1938, at the time Hoover was in Brussels; the former American president received a royal reception in Belgium.
Anyway, I added the photo of the postcard to the blog and did not give it another thought.
Madame Raphaël GUGENHEIM is Alice AARON Then Hubert Bovens, specialist in biographical research, read the blog The Hoovers and their flour sacks. He spontaneously started looking for the antecedents of Madame Raphaël Gugenheim. His finds came unexpected and surprised me. “AliceAARON is the wife of Raphaël GUGENHEIM,” Hubert texted, “Both were born in Lorraine, France. They lived in Brussels from 1938.” [5]
Telephone consultation with Hubert followed. Why would a lady of French birth in 1938 donate a decorated flour sack and send such a postcard to Hoover visiting Belgium? Would she have known him personally?
We considered everything, until Hubert revealed that the Gugenheim couple had a daughter, born in Charleroi. Charleroi?
But then, is the name written Gugenheim, or would it be Guggenheim? No, it was definitely Gugenheim.
Hubert continued his research, finding three children of the couple born in Charleroi: Ida, Nathan and Lise; the birth certificates stated their father was “négociant” (salesman).
Grand Magasins Raphaël, Charleroi The second telephone consultation took place after Hubert had found photos of the Grands Magasins Raphaël on the website “charleroi-decouverte.be”.
The images showed the buildings radiant around 1900, they were prosperous and inviting. This was the department store of the Gugenheim-Aaron family!
This was the Alice Gugenheim from the department store with embroidery thread! The family had a large store in Charleroi, hence the postcards with photos of displayed decorated flour sacks. Everything seemed to come together.
However, what followed were shocking photos of the destroyed storefront. That was a big downer. When war broke out and the German army invaded Belgium, the center of Charleroi was set on fire and buildings went up in flames on August 22nd, 1914. Les Magasins de Raphaël lay in ruins, proven by two desolate photos. [6]
Conflict resonance The photos of the ruins echoed “conflict resonance” as described in Nicholas Saunders’ trench art articles.
‘Industrialised war creates and destroys on a larger scale than any other human activity. Modern war has an unprecedented capacity to remake individuals, cities and nations, and thus to shape conceptions of individual and collective identity.’[7]
Until that moment I did not believe the history of the decorated Belgian relief flour sacks would be touching on the materiality and Great War landscapes, the material destruction and reconstruction of cities, streets and shops. The elements of Alice Gugenheim-Aaron’s story proved otherwise.
Detail postcard: Alice Gugenheim (“moi”), daughter Ida and a third saleswoman amidst the display of decorated flour sacks, sold for the benefit of the CNSA. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. no. 61012.
Evidently, the Raphael Gugenheim-Aaron family got back on their feet. Alice and her daughter Ida, together with fellow saleswomen, were confidently depicted on the postcard with decorated flour sacks. This would have been in 1915. Within a year they were eager to sell the decorated flour sacks for the benefit of the CNSA.
To be continued After August 22nd, 1914, where did the family members rebuild their lives and business? What meaning did they assign to the decorated flour sacks? What international relationships did they have? How did the events of the 20th century shape their lives, leading Madame Raphaël Gugenheim’s box of Belgian WW I war documents to be included as “Alice Aron Gugenheim Papers” in the American Hoover Institution Library & Archives, repository of archival collections pertaining to war, revolution and peace?
That needs to be further investigated.
Addition December 26, 2023
Evelyn McMillan managed to gain access to the Gugenheim (Alice Aron) Papers at HILA and photographed the album. A valuable document in the historiography of American flour sacks has emerged. You’ll read it in my blog: Rode Kerst, het oorlogsdagboek van Alice Gugenheim.
Addition May 5, 2024 The war book by Aline Burls, né Bouquié – Les Arts de la Femme [8]
Marie-Louise Rival, Les Arts de la Femme, flour sack Excelsior, embroidery, 1915. Coll. HHPLM 62.4.418. Photo: author
Aline Burls, né Bouquié, had been secretary of the board of “Les Arts de la Femme” in Brussels since 1908. Aline’s cousin was the American Frederic William Meert who lived in Brussels and devoted his best efforts to the Commission for Relief in Belgium from autumn 1914 to summer 1919. Aline and her family with two young sons also lived in Brussels until 1916. Because her eldest son was 15 years old at the time and the German occupier threatened to call up more and more Belgian boys and men for work in Germany, Aline’s family fled Belgium and eventually ended up in Paris. Aline decided to write a book about her experiences “in the Brussels prison, two years under the German yoke“. Her book was published in 1917, she wrote about the sale of the decorated flour sacks:
Marie-Louise Rival, Les Arts de la Femme, flour sack Excelsior, Goldberg, Bowen & Co., San Francisco & Oakland, embroidery, 1915. Coll. HHPLM 62.4.418. Photo: author
“Would you believe that several stores had exclusive sales of these sacks? For example, the large building that the English Red Star Line shipping company had necessarily abandoned, was equipped for this purpose (the shop of Alice Gugenheim and her daughters on Boulevard Anspach – AvK). The cheapest sacks cost four or five francs – they sold them for charity – but there were some “originals” (I mean before they were embroidered or decorated) that were bought and fetched as much as twenty-five or thirty francs each! When I asked one of the saleswomen (Alice Gugenheim-Aaron?!-AvK) about the sales successes, she told me that there were people who collected flour sacks, and that one amateur had now collected more than 700 different copies. The Cinquantenaire Museum had put together a beautiful collection of 300 artistically decorated specimens.” (Burls, Aline, né Bouquié, Dans la Geôle Bruxelloise. Deux années sous le joug allemand. 1917, p. 176, 177)
Marie-Louise Rival, exhibition Les Arts de la Femme, in La Libre Belgique, December 20, 1918
“Sacks are full of memories. Each sack cherishes a precious and fragile story.”
Thanks to:
– Hubert Bovens in Wilsele, Belgium, for researching the biographical data, his initiatives and thinking along about the life story of the Gugenheim-A(a)ron family, making the story a purely Belgian decorated flour sacks history.
Hubert also discovered the book by Aline Burls, né Bouquié.
– the contacts in the American institutions who have provided me elements of the Alice Gugenheim history over the years: thanks to Polly Horn, Myers Inn Museum, Sunbury, Ohio; Samira Bozorgi, HILA, Palo Alto, California; Craig Wright, HHPLM, West Branch, Iowa.
– Evelyn McMillan for consultation and photography of the HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. no. 61012.
Footnotes: [1] Polly Horn: ‘Burrer Mill’. Big Walnut Area History, Businesses. Mrs. Polly Horn, director of the Myers Inn Museum in Sunbury, Ohio, is the author of dozens of blogs on the website of the Big Walnut Area Historical Society.
In 2021 Polly Horn invited me to develop a program on the decorated Belgian relief flour sacks. The program is commissioned by the Big Walnut Area Historical Society, Ohio, and is available on YouTube “From Aid to Embroidery in Ohio, USA”.
[2] HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.
Alice Aaron (°Toul, Meurthe-et-Moselle, Lorraine, F. 1872-02-29 +Paris 1955-03-25); on her birth certificate her maiden name is AARON; in her 1955 death certificate, made in Paris, 15th arrondissement, the name is written with one ‘a’, as ‘ARON’. Subsequently her maiden name is written “ARON” in the HILA archives.
[3] Samira Bozorgi is Assistant Archivist for Exhibitions, Hoover Institution Library & Archives, Palo Alto, Ca. She conceived and curated the HILA exhibition Women and the Great War in 2015. See also: Hoover Digest, 2015, No. 2, Spring, p. 188-198
[3a] Miss June Sanders (°Drummond, Mont., VS, 1902 +Carmel, Ca., VS, 1963-07-29) has been Palo Alto High School French teacher, world traveler and a devoted supporter of local music affairs. (June Sanders obituary, The Peninsula Times Tribune, Palo Alto, California, 1963-08-01).
[4] HHPLM 31-1919-66. Postcard Madame Raphaël Gugenheim, Brussel, to Monsieur le Président Hoover, 1938.
In 1938 the Embassy of the USA in Brussels was located Rue de la Science 33 (instead of 38).
[5] Alice Aaron married Raphaël Gugenheim (°Kolbsheim, Bas Rhin, Alsace, F. 09-03-1863 +South of France 1946) in March 1893 in Toul, France. Their three children were all born in Charleroi: Ida °1894-06-06 +1946; Maurice Nathan Simon °1895-10-15 +Paris 1971-01-16 ; Lisa °1896-11-19 +Antibes, F. 1989. From 1938 they lived Rue Antoine Bréart 135, Brussels.
Maurice married Suzanne Galerne, °Bobital, Bretagne, F. 1912 -07-17 +Asnieres-sur-Seine, Ile de France F. 2008-03-04. Lise married a man named Helge sometime between 1939 and 1941.
Alice Gugenheim-Aaron, 54 jaar in 1924. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
Op 22 augustus 1914 verwoestten de Duitsers honderden gebouwen in het centrum van Charleroi. Ook Les Magasins Raphaël gingen in vlammen op. Uit de puinhopen krabbelde de eigenaar van het warenhuis, familie Raphaël Gugenheim-Aaron, weer op.
Ze zouden binnen een jaar met goesting de versierde meelzakken verkopen ten bate van het Comité National de Secours et d’Alimentation (CNSA/NKHV).
De elementen van dit blog zijn mij in de voorbije tijd toegestopt vanuit de Verenigde Staten, hoewel het een puur Belgische geschiedenis is.
Het verhaal is fascinerend, maar bij lange na niet compleet. Juist daarom begin ik met vertellen.
Warenhuis met borduurgarens In september 2018 las ik online over een warenhuis met borduurgarens van de familie Gugenheim in Charleroi.[1]
‘In Charleroi, Belgium, Alice Gugenheim’s family had a warehouse of embroidery thread which had been used by the embroidery workers prior to the war. Because of the war there was no material to embroider, and the workers were out of business. She could find no bleach to remove the writing on the flour sacks, but the fabric was good and strong. Women began enhancing the designs which were used to cover lampshades, waste baskets, tea cozies, pillow covers and even school smocks. The items were sold on a prominent street in Brussels and yielded tens of thousands of gold-standard francs to the Belgium Relief.’
Opmerkelijk, Alice Gugenheim had de Amerikaanse zakken willen bleken om de bedrukking eraf te halen, maar dat was niet gelukt. Daarom hadden de vrouwen de bedrukking gebruikt als patroon.
Ik stuurde een mail naar het contactadres met de vraag waar ik meer informatie over Alice Gugenheim zou kunnen vinden. ‘Who was/is Alice Gugenheim, whose family had the warehouse of embroidery thread in Charleroi? Where can I find more information about her and this story?!’ De auteur van het stuk, Polly Horn, herinnerde zich alleen dat de informatie van de Hoover Institution in Californië kwam.
Ik had andere prioriteiten en heb het laten rusten.
Gugenheim (Alice Aron) Papers[2] Op 1 juni 2022 deed ik onderzoek in de Hoover Institution in Californië en ontving van Samira Bozorgi [3], een bericht met foto: ‘One other reference photo of mine from the Alice Gugenheim Papers’.
Verkoopsters bij de uitstalling van versierde meelzakken. De verkoop is ten bate van het Comité de Secours et d’Alimentation (CNSA/NKHV). HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.
Een interessante foto met dames, versierde meelzakken en enkele bijgeschreven namen. Waar kwam dit vandaan en wanneer was het? Ik zou Samira in de Reading Room ontmoetten, maar we liepen elkaar mis.
Alice Aron Gugenheim Papers, Hoover Institution Library & Archives
Monsieur le Président Hoover Op 18 juni 2022 deed ik onderzoek in de Herbert Hoover Presidential Library & Museum in Iowa. In de Reading Room bladerde ik door een aantal mappen en zag een fotokopie van een postkaart gericht aan Monsieur Le Président Hoover met foto van een winkeletalage met versierde meelzakken. Dat leek me interessant, dus Craig Wright, hoofdarchivaris, zocht de foto op, scande deze en stuurde me de digitale file. [4]
Postkaart Madame Raphaël Gugenheim, Brussel, aan Monsieur le Président Hoover, 1938. Foto: HHPLM 31-1919-66
Ik borg het bestand op tussen de honderden andere digitale documenten en vergat het volledig.
De Hoovers en hun meelzakken In juni 2023 werkte ik aan een blog over de Hoovers en hun meelzakken. Toevallig zag ik de scan van de winkeletalage met de meelzakken en besefte dat het een postkaart was, verstuurd door Madame Raphaël Gugenheim, Brussel, aan Monsieur le Président Hoover.
Postkaart Madame Raphaël Gugenheim, Brussel, aan Monsieur le Président Hoover, 1938. Foto: HHPLM 31-1919-66
Kennelijk had ze Hoover een versierde meelzak cadeau gedaan. Ze vroeg hem of hij de versierde meelzak toch wel ontvangen had. De kaart moest geschreven zijn in 1938, want toen was Hoover in Brussel en werd er als een vorst onthaald.
Ik voegde de postkaart dus toe aan mijn opsomming van contactmomenten van de Hoovers met de meelzakken. Verder dacht ik er niet over na.
Madame Raphaël GUGENHEIM is Alice AARON Hubert Bovens, gespecialiseerd in opzoekingen van biografische gegevens, las mijn blog over de Hoovers en hun meelzakken en ging spontaan op zoek naar de antecedenten van Madame Raphaël Gugenheim. ‘Alice AARON is de echtgenote van Raphaël GUGENHEIM’, meldde Hubert. ‘Beiden zijn geboren in Lorraine, Frankrijk. Zij woonden vanaf 1938 in Brussel.’[5]
Telefonisch overleg volgde. Waarom zou een dame van Franse geboorte in 1938 een versierde meelzak en zo een postkaart aan Hoover sturen, als hij België bezoekt? Zou ze hem gekend hebben?
We overwogen van alles, tot Hubert vertelde dat het echtpaar Gugenheim een dochter had, geboren in Charleroi. Charleroi? Maar schrijf je wel Gugenheim, zou het niet Guggenheim zijn? Neen, met zekerheid was het Gugenheim. Hubert werkte verder, hij vond drie kinderen van het echtpaar geboren in Charleroi: Ida, Nathan en Lise; op de geboorteacten was vader ‘négociant’.
Grand Magasins Raphaël, Charleroi Het tweede telefonisch overleg diende zich aan, nadat Hubert op de website ‘charleroi-decouverte.be’ foto’s van de Grands Magasins Raphaël had gevonden. De gebouwen straalden je toe omstreeks 1900, ze waren welvarend en uitnodigend. Dát was het warenhuis van de familie Gugenheim-Aaron! Dit was de Alice Gugenheim van het warenhuis met de boduurgarens! Ze hadden een grote zaak in Charleroi, vandaar dus die postkaarten met foto’s van uitgestalde versierde meelzakken. Alles leek samen te vallen.
Echter, wat erachteraan kwam, waren ontluisterende foto’s van het verwoeste winkelpand. Dat was een grote domper. Toen de oorlog uitbrak en het Duitse leger België binnenviel, ging door hun toedoen op 22 augustus 1914 het centrum van Charleroi in vlammen op. Les Magasins de Raphaël lag in puin; twee desolate foto’s toonden het. [6]
‘Le 22 août 1914, Charleroi sombre dans le chaos. Les allemands arrivent dans la région et incendient des centaines de bâtiments dans le centre et dans les communes avoisinantes. La signature du « Traité de Couillet » par les Allemands et les autorités carolorégiennes met un terme aux hostilités ; les séquelles dans la population sont cependant profondes. Les exigences imposées par l’Allemagne vont peser sur les habitants, désormais sous tutelle administrative allemande.’
‘L’Alsacien Raphaël Gugenheim fait construire en 1880 le grand magasin éponyme, au coin de la rue de la Montagne et du nouveau boulevard central (Yser / Audent). Les magasins Gugenheim seront totalement détruits en août 1914 lors de l’arrivée des allemands et l’incendie d’une partie de la ville. Le Palais du Peuple sera érigé par la suite à l’emplacement du magasin de Raphaël Gugenheim.’
‘Conflict resonance’ ‘Conflict resonance’ echoden de puinhopen op de foto’s. Ik heb er de trench-art artikelen van Nicholas Saunders bijgepakt.
‘Industrialised war creates and destroys on a larger scale than any other human activity. Modern war has an unprecedented capacity to remake individuals, cities and nations, and thus to shape conceptions of individual and collective identity.’[7]
Tot heden geloofde ik niet dat de geschiedenis van de versierde meelzakken zou raken aan de ‘materiality and Great War landscapes’, de materiële verwoesting en heropbouw van steden, straten en winkels.
De elementen van het verhaal van Alice Gugenheim-Aaron bewijzen anders.
Alice Gugenheim (‘moi’), dochter Ida en een derde verkoopster temidden van de uitstalling van versierde meelzakken. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.
Klaarblijkelijk krabbelde de familie Raphaël Gugenheim-Aaron, weer op. Alice en haar dochter Ida staan, samen met collega-verkoopsters, zelfverzekerd afgebeeld op de postkaart met versierde meelzakken. Dat moet in 1915 zijn geweest.
Dus binnen een jaar stonden zij met goesting de versierde meelzakken te verkopen ten bate van het Comité National de Secours et d’Alimentation (CNSA/NKHV).
Wordt vervolgd Hoe en waar herbouwden zij hun leven en zaken na 22 augustus 1914? Welke betekenis kenden zij toe aan de versierde meelzakken? Welke internationale relaties hadden zij? Hoe vormden de gebeurtenissen van de 20ste eeuw hun levens, waardoor de doos met Belgiche WO I-oorlogsdocumenten van Madame Raphaël Gugenheim opgenomen zou worden als ‘Alice Aron Gugenheim Papers’ in de Amerikaanse Hoover Institution Library & Archives, bewaarplaats van materie met betrekking tot oorlog, revolutie en vrede?
Dat is verder te onderzoeken.
Aanvulling 26 december 2023 Het oorlogsdagboek van Alice Gugenheim
Geborduurde bloemzak ‘Victor’, J.C. Voshell, Camden, Delaware, 10 lbs, 6 juni 1915, omslag van Alice Gugenheim’s album. HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012. Foto: EMcM
Evelyn McMillan is erin geslaagd toegang te krijgen tot de Gugenheim (Alice Aron) Papers in HILA en heeft het album gefotografeerd. Een bijzonder oorlogsdagboek met geschiedschrijving van de Amerikaanse bloemzakken is tevoorschijn gekomen. Zie het blog: Witte en Rode Kerst, het oorlogsdagboek van Alice Gugenheim.
Aanvulling 5 mei 2024 Het oorlogsboek van Aline Burls, né Bouquié – Les Arts de la Femme [8]
Marie-Louise Rival, Les Arts de la Femme, bloemzak Excelsior, 1915. Coll. HHPLM 62.4.418. Foto: auteur
Aline Burls, né Bouquié, was sinds 1908 secretaris van het bestuur van ‘Les Arts de la Femme‘ in Brussel. De neef van Aline was de Amerikaan Frederic William Meert die in Brussel woonde en van najaar 1914 tot zomer 1919 zijn beste krachten inzette voor de Commission for Relief in Belgium. Aline en haar gezin met twee zonen woonde tot 1916 ook in Brussel. Omdat haar oudste zoon toen 15 jaar was en de Duitse bezetter dreigde steeds meer Belgische jongens en mannen op te roepen voor tewerkstelling in Duitsland, ontvluchtte Aline’s gezin België en kwam uiteindelijk in Parijs terecht. Aline besloot een boek te schrijven over haar ervaringen ‘in de Brusselse gevangenis, twee jaar onder het Duitse juk‘.
Marie-Louise Rival, Les Arts de la Femme, bloemzak Excelsior, Goldberg, Bowen & Co., San Francisco & Oakland, borduurwerk, 1915. Coll. HHPLM 62.4.418. Foto: auteur
Haar boek verscheen in 1917, ze schreef over de verkoop van de versierde meelzakken: ‘Zou je geloven dat verschillende winkels de exclusieve verkoop van deze zakken hadden? Het grote pand dat het Engelse scheepvaartbedrijf van de Red Star Line noodzakelijkerwijs had verlaten, was bijvoorbeeld voor dit doel ingericht (de winkel van Alice Gugenheim en haar dochters aan de Boulevard Anspach – AvK). De goedkoopste zakken kosten vier of vijf frank – ze verkochten ze ten behoeve van liefdadige werken – maar er waren er die men onbewerkt kocht (ik bedoel voordat ze geborduurd of versierd werden) en wel vijfentwintig tot dertig frank per stuk opbrachten! Toen ik bij een van de verkoopsters (Alice Gugenheim-Aaron?!-AvK) informeerde naar het verkoopsucces, antwoordde ze me dat er mensen waren die zakken verzamelden, en dat een liefhebber inmiddels meer dan 700 verschillende exemplaren had verzameld.
Het Jubelparkmuseum had een prachtige collectie samengesteld van 300 artistiek bewerkte exemplaren.’
(Burls, Aline, né Bouquié, Dans la Geôle Bruxelloise. Deux années sous le joug allemand. 1917, p. 176, 177)
Marie-Louise Rival, tentoonstelling Les Arts de la Femme, in La Libre Belgique, 20 december 1918
‘Zakken zijn vol herinneringen. Iedere zak koestert een kostbaar en kwetsbaar verhaal’
Dank aan
– Hubert Bovens te Wilsele, voor de opzoekingen van biografische gegevens, zijn initiatieven en het meedenken over het levensverhaal van de familie Gugenheim-Aaron, waardoor het een puur Belgische versierde meelzakken-geschiedenis werd. Hubert ontdekte ook het boek van Aline Burls, né Bouquié.
– de personen die me in de afgelopen jaren elementen van het verhaal hebben toegestopt vanuit de VS: Polly Horn, Sunbury, Ohio; Samira Bozorgi, Palo Alto, Californië; Craig Wright, West Branch, Iowa.
– Evelyn McMillan voor de raadpleging en fotografie van de HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.
[1] Polly Horn: ‘Burrer Mill’. Big Walnut Area History, Businesses. Mrs. Polly Horn, directeur van het Myers Inn Museum in Sunbury, Ohio, is auteur van tientallen blogs op de website van de Big Walnut Area Historical Society.
In opdracht van de Big Walnut Area Historical Society maakte ik een Engelstalige PowerPoint presentatie, te zien op YouTube: ‘From Aid to Embroidery in Ohio, USA’.
[2] HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.
Alice Aaron (ºToul, Meurthe-et-Moselle, Lorraine, F. 29-02-1872 +Parijs, 25-03-1955); in haar geboorteakte is haar meisjesnaam AARON; in haar overlijdensakte van 1955, opgemaakt in Parijs, 15e arrondissement, is de naam geschreven met één ‘a’, als ‘ARON’. Vervolgens is in de HILA-archieven haar meisjesnaam geschreven als ‘ARON’.
[3] Samira Bozorgi is Assistant Archivist for Exhibitions, Hoover Institution Library & Archives, Palo Alto, Ca. Zij bedacht en was conservator van de tentoonstelling ‘Women and the Great War’, gehouden in de Hoover Institution in 2015. Zie ook: Hoover Digest, 2015, No. 2, Spring, p. 188-198
[3a] June Sanders (°Drummond, Mont., VS, 1902 +Carmel, Ca., VS, 29-07-1963) was lerares Frans geweest aan de Palo Alto High School, ze was een wereldreizigster en enthousiast supporter van de lokale muziekuitvoeringen in Palo Alto.
(In memoriam The Peninsula Times Tribune, Palo Alto, California, 01-08-1963)
[4] HHPLM 31-1919-66. Postkaart Madame Raphaël Gugenheim, Brussel, aan Monsieur le Président Hoover, 1938.
De Amerikaanse Ambassade in Brussel was in 1938 gevestigd Rue de la Science 33 (niet 38).
[5] Alice Aaron (ºToul, Meurthe-et-Moselle, Lorraine, F. 29-02-1872 +Parijs 25-03-1955) trouwde in maart 1893 in Toul, Frankrijk, met Raphaël Gugenheim (ºKolbsheim, Bas Rhin, Alsace, F. 09-03-1863 +Zuid-Frankrijk 1946). Ze woonden vanaf 1938 rue Antoine Bréart 135, Bruxelles. Hun kinderen, geboren in Charleroi: Ida °06-06-1894 +1946; Maurice Nathan Simon °15-10-1895 +Parijs 16-01-1971; Lise °19-11-1896 +Antibes, F. 1989.
Maurice huwde Suzanne Galerne, °Bobital, Bretagne, F. 17-07-1912 +Asnieres-sur-Seine, Ile de France F. 04-03-2008. Lise huwde een meneer Helge ergens tussen 1939 en 1941.
The modern view of the history of the decorated flour sacks in World War I is that they were transformed and decorated by Belgian girls, young women and artists in gratitude for food relief as gifts to the Americans, in particular hundreds of pieces of “artwork” were given as gifts to American former president Herbert Hoover. [1]
Uncertain if “artworks” were presents for Hoover My first encounter with an embroidered flour sack immediately called this notion into question. My sensory, tactile experience was part of this process. I saw, felt and smelled a piece of cotton in which flour had been packed, holes had been punched, on which a pattern had been embroidered with various embroidery stitches in different colors -brand names and logos of aid organizations and mills-, a piece of lace had been attached, a ribbon had been threaded through a traditionally made buttonhole; the cotton smelled slightly musty and from time to time flour residue fell out.
The embroidered years “1914 – 1915” marked the early years of the fierce war, battles, roaring cannons, muddy trenches, executions, gas attacks, prisoners of war and refugees. The flags and national colors of Belgium, the USA and Canada showed a deeply felt patriottisme.
Would these flour sacks really have been worthy gifts for the Hoovers who would become President and First Lady of the United States a decade later?
My doubt grew stronger when I studied the collection list of the Herbert Hoover Presidential Library and Museum (HHPLM), I got an impression of the quality of the work, the choice of sacks from the same origin (American Commission), the repetitions in embroidery and needlework, such as “good night bags”, tea cozies, tablecloths, aprons and book covers. How could the abundance of school projects be explained? Did the Hoovers indeed keep these as souvenirs at home?
The social life of the decorated flour sacks The meaning I assign to the flour sacks will be different from what the Hoovers assigned to the sacks. In comparison to them I am alive a whole century later; I am of a generation that has not personally experienced war; I grew up in Dutch culture; I did not work – or partner with anyone – in a prominent position in international business and later in national politics; I have not lived outside my country of nationality for many years; I didn’t move or have multiple houses to decorate.
I realize that in 2023 I occupy a different position in history.
The decorated flour sacks of WWI are trench art, they are items made by civilians directly from materials associated in time and place with the consequences of armed conflict.
Decorated flour sacks have a “social life” as objects, we humans come into contact with them, they move with us in time and space. [2]
The Hoovers and their decorated flour sacks. Collage AvK, 2023
The Hoovers and the decorated flour sacks During my American Sack Trip in 2022, I found a number of connections between the Hoovers and the decorated flour sacks. They follow chronologically.
During WWI 1915 – New York Lou Hoover had interfered in the sale of decorated flour sacks in the US. She received a letter from a friend in New York who suggested selling “the touching flour sacks which could be used for porch pillow covers in the country and for laundry bags and various things” for $1.50 to $2. (1915) [3]
Herbert Hoover wrote a letter to William C. Edgar asking him to order more decorated flour sacks as the Belgian children were still “industriously embroidering” them. [4]
“Would you like some more flour bags? The Belgian children are still industriously embroidering them”. Herbert Hoover to William Edgar, December 13, 1915. HHPLM curator files
After WWI 1919/1920 – Victor Horta Lou Hoover was decorating her new home in California. She had written letters to Belgian architect Victor Horta about the furnishing of her Stanford home on the university campus, wanting a separate room designed specifically for Belgian memorabilia with a display rack for decorated flour sacks. [6]
The Brooklyn Daily Eagle, June 21, 1924
1924 – Brooklyn Scouts In 1924 Lou Hoover established a connection of the Brooklyn Girl Scouts with the Friends of Belgium who donated a flour sack painted by Paul Jean Martel to the Girl Scouts in gratitude for their contribution to the food relief. A ceremony in New York was held with the Belgian ambassador, but Lou Hoover was not able to attend. [7]
The Statesman Journal (Salem, Oregon), April 22, 1928
1928 – Oostkamp, Belgium Lou Hoover received an Oregon journalist at the Hoovers’ home in Washington. The journalist was shown an embroidered flour sack pillow from Portland, Oregon. The newspaper article described that the cushion was inside a dark, carved wooden box. On the pillow rested a Belgian acknowledgment written on parchment. The Belgian souvenirs were in Herbert Hoover’s study. [8]
During my research at the Hoover Institution Library & Archives (HILA), I photographed the pillow. The embroidered acknowledgment reads: “’t Dankbare Oostcamp aan hunne geliefde Weldoeners van Amerika.” ([From] The Grateful Oostcamp to their beloved Benefactors of America.) *)
It is a satin pillow embroidered with silk threads. The bottom is finished with a cotton flour sack of Oregon origin. The brand name is Cascadia from Portland Milling Co., Portland, Oregon.
Quote from: “Oostkamp and Hertsberge in the First World War” by Wim Deneweth. Historical Society Oostkamp, Belgium, 2017
The silk cushion was embroidered by the Sisters Maricolen on behalf of the Oostkamp municipal council, which paid 300 francs for the piece. The cushion was gifted to Mr. Brand Whitlock, American minister plenipotentiary in Belgium!
Apparently, the pillow later ended up in the Hoover household and was combined with the gilden, carved box and the parchment. [9]
The beautiful Belgian souvenir from Oostkamp, given as a gift to America, has led a life of its own over the past hundred years. It is a showpiece that likes to be displayed. On TV footage, the pillow and gilded box were shown by Dare Stark McMullin, Hoover’s secretary. [9c]
Dare McMullin showed Hoover’s Belgian souvenirs on TV: the Oregon flour sack as the back of the “Oostcamp” pillow in the gilden box. Photo col. HILA
1938 – Pierre Beeckmans, Antwerp, Belgium
Painted flour sack Chicago’s Flour Gift, 1914-1918, with flags of the nine Belgian provinces, gift from Pierre Beeckmans to Herbert Hoover, Brussels, 1938. Coll. HHPLM 65.27.13. Photo: authorFlour sack “Chicago’s Flour Gift”, (verso), gift of Pierre Beeckmans to Herbert Hoover, 1938. Coll. HHPLM 65.27.13. Photo author
In 1938, Herbert Hoover travelled to Brussels and received a painted Chicago Evening Post flour sack as a gift from Pierre (Petrus) Beeckmans, Antwerp. Beeckmans writes in his covering letter to Hoover dated February 22, 1938, that the flour sack “remembers excellently the remarkable philanthropic work you accomplished during the tragical years of the Belgian people”. [10]
Stamp: Pelican with two young, “Orphelins de la Guerre” (Orphans of War), CNSA – NKHV, in Roman numerals 1915. Painted flour sack “Chicago’s Flour Gift”, 1914-1918. Gift from Pierre Beeckmans to Herbert Hoover, 1938. Coll. HHPLM 65.27.13, photo: author
In his letter, Beekmans refers to the year 1915 and to the original flour sack which had been in his family since that year. But still, there is something very strange about this flour sack.
I think is likely that the painting and a stamp of the “Orphans of the War” were only designed and applied in 1937/38 at Beeckmans’s request.
First, the flour sack was not painted in 1915 but is certainly painted after the Armistice as the years 1914-1918 are depicted.
Secondly the painting of the nine Belgian provincial flags is suggestive. The Belgian flag is missing; during the war years, the flag and/or the colors black, yellow, and red were always part of the decorated sacks’ iconography.
In third place a stamp on the reverse side of the sack mentions the “Orphans of the War”. The stamp’s design, the drawing and the font, is modern and businesslike, with a distinguished appearance. During the war years of 1914-1918, such a stamp did not appear on any flour sack.
Beekmans donated the painted flour sack to Mr. Hoover on his own behalf, not at the behest of the Antwerp authorities. Beeckmans had an “Agency that prepares and carries out all publicity” and likely sought attention for himself and his work in 1938.
Beeckmans responsible for the Persecution of Jews in WWII Pierre (Petrus) Beeckmans (born in Gooik, Belgium, on August 10, 1894) was a front-line soldier in WWI and got wounded. He rose through the ranks of reserve cadre to lieutenant in the infantry and, after the war, served in the Belgian occupation forces in Germany.
Pierre Beeckmans was an outspoken, far-right Belgian nationalist and anti-Jewish. During WWII, he worked for the Anti-Jewish Central for Flanders and Wallonia, which he led from 1943. Upon liberation, Beeckmans fled to Germany but was arrested in May 1945. During the Volksverwering (People’s Defense) trial, he was sentenced to death; the sentence was commuted to life imprisonment in 1952; he was released in April 1960, at the age of 75. [10a]
A postcard has been preserved addressed to Monsieur le Président Hoover, Ambassade d’Amérique, rue de la Science 38, Bruxelles, sender Madame Raphaël Gugenheim, in which she asks him if he has received an embroidered flour sack “en symbole de temps de guerre et de la reconnaissance présente et durable.” (as a symbol of wartime and present and enduring recognition.) [11]
Herbert Hoover at the HILA Flour Sack Exhibit of flour sacks in Hoover Tower, Stanford University, Palo Alto, Ca., 1941. Photo: HHPLM
1941 – Stanford University On the occasion of the opening of Hoover Tower at Stanford University, Palo Alto, Ca., in June 1941, Herbert Hoover visited the Hoover Institution’s Flour Sack Exhibit. [12]
60’s (?) – New York The embroidered flour sack “Comet” by Globe Mills, Los Angeles, California, graced the couch in Mr. Hoover’s apartment at the Waldorf Astoria, New York.[13]
Flour sack “Comet”, 1915, on Mr. Hoover’s couch in the Waldorf Astoria, New York. Photo: HILA
Conclusion as follows from this chronology: The Hoovers came into contact with the decorated flour sacks and the objects moved with them in time and space. During the war, both Lou and Herbert Hoover helped to distribute the decorated flour sacks; Herbert Hoover was gifted one decorated flour sack. After the war, Lou Hoover decorated her home with Belgian memorabilia, consciously showing it to her guests; she helped distribute remaining sacks from the CRB archive.
Herbert Hoover has received decorated flour sacks from Belgian admirers. He once visited an exhibition of the decorated flour sacks in the basement of Hoover Tower.
What did the war memorabilia mean to the Hoovers, what did the flour sacks remind them of?
Lou Henry Hoover with the Hoovers sons Herbert Jr. and Allan, 1908. Photo: Coll. HHPLM
The Hoovers during the War The Hoovers, both 40 years old in 1914, were a prominent couple in the international business world. Herbert Hoover was born in Iowa but grew up in Oregon. Lou Henry Hoover was born in Iowa and grew up in California. They were both Stanford mining engineers, he led major global mining projects for raw materials and minerals for industry, she was his sounding board and he hers, they were a team. She created the conditions that made it possible for them to live and work, her task consisted of the home(s), the social networks, the schooling of their two sons. Their wealth was considerable; the Hoovers had the American nationality, but from 1899 they had been living and working outside the American continent, they had settled in London. Their network mainly consisted of American (mining) engineers, who just like them were both internationally active and established.
When Herbert Hoover was asked in October 1914 by the American ambassador Page to dedicate himself from London as director of the Commission for Relief in Belgium (CRB) to the supply of food to occupied Belgium, he agreed.
At the time Lou Henry Hoover was with their two sons Herbert Jr, age 11, and Allan, age 7, in California; she had brought the sons to safety from the dangers of the war in Europe. [14]
The Los Angeles Times, November 15, 1914
In California, Lou Henry Hoover worked tirelessly to get relief work for the population of occupied Belgium and the Belgian refugees.
The mass meeting in San Francisco: “Belgian Relief Ship meeting, Chamber of Commerce, San Francisco”. Left to right: Mrs. Herbert C. Hoover, Bishop Nichols and Bishop Hanna. San Francisco Chronicle, Nov. 7, 1914
Lou intended to stay in California with her sons. Herbert wanted his wife as a teammate next to him in London: “want you here mightily”. [15]
Lou gave in. She reluctantly left their sons in the hands of family and friends. Aware of the danger of war, she wrote farewell letters to her children in New York in case she would not survive the ocean crossing to the UK. [16] She departed New York on November 25, 1914.
Lou Hoover traveled back to America Six months later Lou Hoover traveled back to New York in early June 1915. An unimaginable event had happened.
The Richmond Virginia, May 15, 1915
Their dear friend Lindon W. Bates Jr., son of Lindon W. Bates, Vice President of the CRB in New York, and Josephine White Bates, President of the CRB’s Woman’s Section, had not survived the Lusitania ship disaster. The German submarine U-Boat 20 had attacked the British passenger ship with torpedoes. Lindon Bates Jr. helped rescue his fellow passengers to the end but did not survive himself. Weeks later his body was found on the coast of Ireland. Bates Jr. was on his way to the Hoovers in London to receive instructions about the CRB work he was to undertake in Europe.
Lou Henry Hoover: “Womanhood pays tribute to Bates”. New York Tribune, June 11, 1915. Coll. HHPLM
Lou Hoover gave an impressive speech at the memorial service in New York in which she said, among other things:
“I speak in the name of womanhood and of childhood (…) For woman and for children he laid down his life and over his sacrifice we reach the sacred hands of maternity in benediction. He remained until the end, helping and comforting. Only as the ship gave her final plunge did he dive, but the suction had become too great for mortal combat.” [17]
Lou Hoover traveled on to California and reunited with her sons; from then on, she would not leave the boys alone during the war.
The Peninsula Times Tribune (Palo Alto, Ca.), October 19, 1915The Hoover family on the ship Olympia, 1918. From left to right. Allan, Herbert Sr., Lou Henry, and Herbert Jr. Hoover. Photo: HHPLM
1919 – After the war – Belgian possessions Lou Hoover was not the woman to refer to the personal war memories described above in relation to the flour sacks.
The Hoovers’ Stanford House, Palo Alto, Ca., floor plan, HHPLM museum exhibition. Photo: author
In December 1919, a year after the war Lou Hoover was focused on the design and furnishing of her new Stanford home: “the grouping and arrangement of various Belgian possessions.” She asked Belgian architect Victor Horta for advice and wrote him a letter. [18]
“I have many pieces of the most beautiful Belgian lace of the war period, many of them being of large table size. (…) On the other wall or at some point a panel might open to show a loop recess in which were many thin hinged panels, like those in art exhibitions mentioned, on which hung a selection of the quaint embroidered flour sacks presented by the Belgian girls.”
Lou Henry Hoover to Victor Horta, December 13, 1919. Coll. HHPLM
In her description of a painting by Baer of a Belgian peasant girl I read – mutatis mutandis – the significance of Belgian lace and embroidered flour sacks and the memories they evoke for her. “For instance, there is a very wonderful thing of a peasant girl done by Baer. (…) There is really nothing to describe but the repressed sadness of her face with its downcast eyes and the unutterable pathos of her peasant hand crushing a tear stained handkerchief. (…) we see her with the indefinite background of a ruined village.”
She continued: “But in those old days of before 1918, we used to say she was simply Belgium, sturdy in her sorrow, and even though with unutterable sadness in her heart, ready to look up and meet the problems before her when a turn of fate should come.”
Four months later Lou wrote again to Victor Horta. [19]
“Of course we have such happy memories of Belgium, although we saw her at her saddest. She was so wonderfully brave and marvelously in every way, that we could not be but lost in admiration for her and her people.”
Lou Hoover desired a Flemish interior for war memories In the continuation of her letter to Victor Horta an illustration can be seen of Lou Hoover’s attachment and preference to making and including physical memories of Belgium during the war.
For her new house she preferred to furnish a room completely in Belgian style. The best way to accomplish this would be to acquire old Flemish wood-carved panelling from one or more destroyed houses and ship it to California. “And of course, we have some very lovely Belgian things which have been given my husband as souvenirs of war days. My idea was to gather these all together in one room, and to have it decorated in purely Belgian style.
I could think of nothing better than some old Flemish panelling and carving. To me that would be lovely.
Would it be possible to find a room of appropriate decoration, which would be for sale? There must be a goodly number of old houses partly demolished by the war, where owners will wish to sell what is left, – and of them some one ought to be of suitable size and type for possible readjustment.”
She added in her letter that it would have to fit within her budget.
Conclusion The story of the Hoovers and the decorated flour sacks shows that for them the flour sacks were symbols of gratitude, souvenirs of the war and occupation of Belgium. In view of Hoover’s presidency, the decorated flour sacks even became status symbols of humanitarian aid.
But bringing together the social lives of the sacks and the Hoovers in words and images adds another dimension. The Belgian possessions, including a few decorated flour sacks belonging to the Hoovers were, above all, artifacts that embodied their intense, human experiences during and after the war.
NB. The hundreds of pieces of “artwork” were not a gift to the American president-to-be, Herbert Hoover. Thousands of thanks, including decorated flour sacks, were sent from Belgium and gifted to “the American people”.
After the war, The Friends of Belgium, based in New York, sorted through the thousands of Belgian thanks to America that came from Belgium. A special collection, including many decorated flour sacks, was sent to the Hoover War Library, forerunner of the Hoover Institution (HILA). CRB Bulletin, August 31, 1925. Coll. HHPLM curator files
*) Read my article in the Oostkamp Historical Society’s Newsletter:
Van Kempen, Annelien, Een Oostkamps borduurwerk gekoesterd door Amerika’s first lady (An Oostkamp embroidery cherished by America’s first lady). Oostkamp, Nieuwsbrief Heemkring Oostkamp, jrg 24, nr. 1, september 2023
Thanks
– Thanks to Matt Schaeffer, archivist of the Herbert Hoover Presidential Library and Museum, West Branch, Iowa. Matt wrote the Hoover Head “What You Learn After You Know it all is What Matters”, after we visited the exhibition at the museum together on June 22, 2022. He then extracted Lou Henry Hoover’s letters to Victor Horta, 1919/1920 from the archives. He realized after all these years that Lou Hoover definitely didn’t prioritize the decorated flour sacks in the decorative decor of her Stanford home.
– Thanks to Hubert Bovens in Wilsele, Belgium, for his searches of biographical data.
– Thanks to Wim Deneweth, author of the book “Oostkamp en Hertsberge in de Eerste Wereldoorlog, Heemkring Oostkamp, 2017”, (Oostkamp and Hertsberge in the First World War, Historical Society Oostkamp, 2017), for his information about the embroidered, silk pillow/flour sack ‘Cascadia’, Portland, Oregon, of the municipality of Oostkamp.
Footnotes [1] Montgomery, Marian Ann J., Cotton & Thrift. Feed Sacks and the Fabric of American Households. Lubbock, Texas: Museum of Texas Tech University, Texas Tech University Press, 2019.
[2] Saunders, Nicholas J., Culture, conflict and materiality: the social lives of Great War objects.
[3] HHPLM 31-Ihh-sub-b082-08 Belgian Flour Sacks undated letter to Lou Henry Hoover from New York (appr. 1915).
[4] Letter Herbert Hoover, CRB London, to William C. Edgar, Northwestern Miller, Minneapolis, Minn. December 13, 1915. HHPLM curator files.
[5] HHPLM 62.4.447. L’Indépendance Belge, parut en Angleterre, August 22, 1916.
[6] Letters from Lou Henry Hoover, Palo Alto, Ca. to Victor Horta, Brussels, Belgium, December 13, 1919, and April 30, 1920. HHPLM Lou Hoover Subject File box 145 Stanford house 1920.
[7] The Friends of Belgium: Whether the Brooklyn Girl Scouts still own the flour sack, painted by Paul Jean Martel, I have not been able to find out.
[8] Statesman Journal (Salem, Oregon) April 22, 1928. Lou Henry Hoover was in Washington, wanting to avoid journalist’s questions about her husband’s candidacy for president, so she suggested checking out Herbert Hoover’s study and “Belgium’s unique gift” but left this to an assisting friend.
[9]
9a) HILA 62008 box 20.1.
Oostcamp (now: Oostkamp) is located in the province of West Flanders, south of Bruges. Wim Deneweth of the Historical Society Oostkamp provided information on the embroidered silk pillow. The chronicle of Georges Claeys “Oostkamp onder de oorlog (Oostkamp under the war) 1914-1918”, (early 1970s, own limited edition, stencilled) is stating that the pillow was embroidered by the Sisters Maricolen, commissioned by the municipal council. The Sisters asked for a contribution of 300 francs, which the city council approved.
(Today the Sisters Maricolen live with 18 sisters in four communities in Bruges and the surrounding area.)
9b) The handwritten note “Document, on parchment in gilt wood box with embroidered satin pillow. Flour sack back – Oregon- embroidery Oostcamp.Handmade by City of Antwerp.”) is on a document in the HHPLM-curator files.
It is the photocopied statement to grant Herbert Hoover, director of the Commission for Relief in Belgium, “le droit de cite” (the city rights) by Mayor and Aldermen of the City of Antwerp, according to a decree of November 18, 1918. (Letter written on parchment from the Mayor and Aldermen of Antwerp, December 5, 1918.)
The HILA staff sent me a photo of the gilded box. This turned out to be a gift from the City of Antwerp to Herbert Hoover, director of the Commission for Relief in Belgium.
This gilded wood-carved box with inlays was a gift from the City of Antwerp to Herbert Hoover, director of CRB, 1918. Coll. and photo HILA
Note: the pillow/flour sack (HILA 62008 box 20.1), the gilded wood-carved box and the parchment are in HILA’s collections.
9c) Dare Stark McMullin (1896-1974). Dare Stark McMullin papers, HILA, Palo Alto, Ca.
[10] HHPLM 65.27.13. Pierre Beeckmans, Antwerp, letter February 22, 1938. HHPLM curator files.
Letter of Pierre Beeckmans to Herbert Hoover, February 22, 1938. HHPLM curator files.Herbert Hoover to Pierre Beeckmans, February 23, 1938. HHPLM curator’s files.
[10a] Saerens, Lieven, HET ARCHIEF PIERRE BEECKMANS, een nieuw licht op de Joodse gemaanschap en de Jodenvervolging in België. (THE PIERRE BEECKMANS ARCHIVES, a new light on the Jewish community and the persecution of Jews in Belgium). SOMA Berichtenblad 40 – June 2007, p. 26-31.
[11] HILA Gugenheim (Alice Aron) Papers coll. nr. 61012.
HHPLM 31-1919-66. Postcard Madame Raphaël Gugenheim, Brussels, to Monsieur le Président Hoover, 1938.
In 1938 the Embassy of the United States of America in Brussels was located Rue de la Science 33 (instead of 38).
Alice Aaron (°Toul, Meurthe-et-Moselle, Lorraine, F. 1872-02-29 +Paris 1955-03-25) married Raphaël Gugenheim (ºKolbsheim, Bas Rhin, Alsace, F. 1863-03-09 +1946) in Toul, France, March 1893. From 1938 they lived rue Antoine Bréart 135, Brussels.
[17] Lou Henry Hoover: “Womanhood pays tribute to Bates”, speech at the memorial service for Lindon W. Bates jr. in New York on the evening of June 10, 1915, New York Tribune, 1915-06-11. HHPLM: BAEF: CRB London Office News Cuttings, 1915 May-August (Box 24).
[18] Lou Henry Hoover to Victor Horta, December 13, 1919. HHPLM Lou Hoover Subject File box 145 Stanford house 1920.
[19] Lou Henry Hoover to Victor Horta, April 30, 1920. HHPLM Lou Hoover Subject File box 145 Stanford house 1920.
I am unaware if any of Lou Henry Hoover’s plans were actually realized.