Trench Art en de versierde meelzakken

Mijn vorige blog over de Duitse bezetters en de Amerikaanse meelzakken leverde verscheidene reacties op die me tot nadenken hebben gestemd. Met name deze reactie van Nick Saunders:
Fantastic example of trench art, at the other extreme from the shell cases, but still full of conflict resonance!” (‘Fantastisch voorbeeld van loopgraafkunst, aan het andere uiterste van de granaathulzen, maar toch vol ‘weerklank van strijd’!)?[1]

Verre van trench art
Amai, de versierde meelzakken van WO I onder de noemer ‘trench art’ brengen? Dat voelde raar… Tot nog toe ben ik mijn eigen weg gegaan met het onderzoek naar de versierde meelzakken.  Zeven redenen noemde ik spontaan achter elkaar op.

1 Dood en verderf
Het woord ’trench art’, loopgravenkunst, zinde mij niet. Simpelweg omdat het kleurrijke, met zorg geborduurde, delicate textiel dat bewaard is gebleven, niet honderd jaar na dato alsnog door de modder van de loopgraven moest worden gehaald, laat staan door het slijk van de aarde dat rood gekleurd was door het bloed van de honderdduizenden jonge mannen die stierven op de slagvelden.

Edouard Verschaffelt, ‘Pour l’Absent’ (‘Voor de Afwezigen’, twee biddende vrouwen), beschilderde bloemzak Lake of the Woods Milling Co., Keewatin, Canada, 1915. Moulckers Collection, St. Edwards University

2 Meisjes en vrouwen
Wat was hun rol? Vrouwen aan het front waren verpleegster, zij verzorgden gewonde soldaten, stonden hen bij in de stervensfase. In Engeland namen vrouwen in de munitiefabrieken de taak over van naar het front vertrokken mannen.
De versierde meelzakken waren het andere uiterste. Hun verborgen verhaal openbaarde zich en eindelijk kwam de bijdrage tevoorschijn van honderden Belgische meisjes en vrouwen, haar werken voor het goede doel onder de Duitse bezetting.
Ik wilde dat hun verhalen op zichzelf zouden staan en niet gegrond zouden worden in de horrors van het militaire conflict.

3 Gegoede burgerij
Dames van goede stand, religieuzen in kloosters en parochies, organiseerden liefdadige werken. Zij propageerden vanuit patriottisme dankbaarheid, in velerlei woorden in Vlaams, Frans en Engels uitgedrukt. Onder hun leiding maakten vlijtige meisjes en jonge dames uit de gegoede burgerij in 1915 een hype van de versierde meelzakken, daarna was het voorbij.

4 Koninklijk kant, volkse zakken
Een poging om vanuit de textiele materie en de productie-periode een associatie te maken tussen de versierde meelzakken en ‘oorlogskant’ bleek een gotspe. Belgisch kant heeft historisch een eeuwenlange traditie, het was bestemd voor koninginnen en koningen, de rijken en machtigen der aarde. Oorlogskant en de duizenden Belgische kantwerksters hadden beschermheiligen in de hoogste West-Europese, adellijke, en Amerikaanse kringen.
Zakken waren van het volk, van broodbakkers en maalderijen, de industrie.

Resten bloem in een meelzak, 1915. Coll. MVW Luik

5 Marginaal
Bovendien, het verhaal ging over zakken, een gemarginaliseerd stuk stof, bij hergebruik geassocieerd met armoede, immers, het was in de geïndustrialiseerde Westerse wereld slechts bestemd voor tijdelijk gebruik als verpakking voor het bewaren en vervoer van voedsel, waarna het kon worden afgedankt of desnoods hergebruikt.

Bloemzak A.B.C., geborduurd, ‘God Loone Amerika’. Coll. HHPLM 62.4.401

6 Kunst?
Dat de versierde bloemzakken kunstwerken waren, was in enthousiasme wel te zeggen, maar in realiteit niet vol te houden. De maaksters getuigden van goede wil, gaven uitdrukking aan hun gemoed op een manier dat hun werk op zijn best te vatten is onder volkskunst.

7 Kunst!
Belgische kunstenaars van naam beschilderden vanuit vaderlandse plicht de meelzakken in een gemeenschappelijke dankbetuiging aan de brengers van de voedselbevoorrading. De werkelijke kunst bleef echter net zo onopgemerkt als de borduurwerken. Eenmaal censureerde de Duitse bezetter tentoongestelde zakken. In 1919 hield de kunstenaarsvereniging uitverkoop van de beschilderde zakken met de aankondiging ‘strikt genomen geen kunsttentoonstelling’, ‘dit zijn geen meesterwerken’; ze gingen voor een eenheidsprijs weg.[2]
De serieuze kunstgeschiedenis slaat überhaupt de jaren ’14-’18 bij voorkeur over.

Zeven redenen om mijn eigen weg te gaan met mijn onderzoek, dus ook -zonder me er verder in te verdiepen- weg te blijven van de noemer ‘trench art’.

Feed back
Nu mijn onderzoekswerk en de presentaties van de resultaten reacties en positieve feedback opleveren, begint het me te dagen dat de betekenis van mijn verhalen over de versierde meelzakken uiteraard resoneren op de verhalen en het werkterrein van anderen.

Nicholas J. Saunders is grondlegger van de hedendaagse visie op trench art. Hij hoorde in mijn blog over de Duitse bezetter en de meelzakken de weerklank van het conflict, hij herkende de meelzakken als trench art, deel uitmakend van de materiële cultuur. Om mij duidelijk te maken wat hij ermee bedoelde stuurde hij me inmiddels vier van zijn artikelen ter lezing op.

Bij eerste lezing al begreep ik wat hij herkende in de zakkenverhalen. Saunders opende mijn ogen: de kennis van de versierde meelzakken zal zich verdiepen door te onderzoeken welke raakvlakken er zijn met trench art en hun plaats in materiële cultuur, zoals door hem beschreven.

Voor mij voelt het als een paradigma-verschuiving, het vraagt een andere positie in te nemen bij beschouwing van de meelzakken.
Dat is een fors karwei dat ik voor mezelf het beste al bloggend aan kan gaan. Het stelt anderen in staat te delen in het proces. Vandaar dit blog, gepubliceerd in juni 2023.
In juli 2024 publiceerde ik een tweede blog: ‘Recyclede meelzakken in WO I – het Belgische spanningsveld’.

‘Trench Art and the Great War Recycled’
Saunders formuleerde in 2000 als definitie van trench art: ‘Any item made by soldiers, prisoners of war, and civilians, from war matériel directly, or any other material, as long as it and they are associated temporally and/or spatially with armed conflict or its consequences.’ [3]
(Elk item gemaakt door soldaten, krijgsgevangenen en burgers, rechtstreeks uit oorlogsmaterieel, of enig ander materiaal, zolang het en zij tijdelijk en/of ruimtelijk worden geassocieerd met gewapend conflict of de gevolgen ervan’).

Belgische jonge vrouwen in Bergen zamelen geld in voor ‘Malette du Prisonnier’, Belgische krijgsgevangenen in Duitsland. Foto: coll. Musée de la Vie wallonne

Deze definitie is beslist toepasbaar op de meelzakken, want het zijn “items gemaakt door burgers, rechtstreeks uit materiaal dat in tijd en plaats wordt geassocieerd met de gevolgen van gewapend conflict”.

Trench art is oorlogskunst, zintuiglijk en tactiel, het roept herinneringen op’, volgens Saunders.
Dat past naadloos op mijn adagium: ‘Zakken zijn vol herinneringen. Iedere zak koestert een kostbaar en kwetsbaar verhaal’.

Is het trench art?
Laat ik mijn zeven redenen om mijn eigen weg te gaan en afstand te houden tot het begrip trench art opnieuw ter hand nemen, in een eerste poging om de versierde meelzakken dit keer wel onder deze noemer te brengen.

Koene Held Sterf Getroost! Amerika Zorgt voor Gade en Kroost. Oppuurs, 1916, geborduurd, kant; zonder herkomst aanduiding. Belgische part. collectie.

1 Dood en verderf
Eén meelzak verscheen direct op mijn netvlies: ‘De Koene Held’, 1914-1916
Ik schreef erover in verwondering.
‘Het is een Belgisch oorlogssouvenir met troostrijk woord en beeld voor mannen die dreigden hun leven op het slagveld te verliezen, terwijl zij zich bekommerden of hun vrouwen en kinderen wel verzorgd achter zouden blijven. Het antwoord was ja, Amerika zorgt voor vrouw en kinderen. Op een manier komt het mij naïef over, als getrouwde vrouw met een man of zoon, vechtend in de loopgraven, zou ik dit niet borduren, evenmin als meisje op school met een vader of broer op het slagveld. De enige voorstelling, die ik mij kon maken, is dat dit doek geborduurd is door religieuzen in een klooster, vaardige borduursters en brengers van zorg en troostende, stichtelijke woorden.’

Een vervreemdend borduurwerk, het schuurt, is ongemakkelijk, roept een gevoel van ongeloof op. Saunders noemt dat de kracht van trench art: het borduurwerk bergt spanning in zich, vangt de paradox van oorlog – het vernietigt en creëert tegelijk.

2 Meisjes en vrouwen
Een deel van de versierde meelzakken draagt kenmerken van de identiteit van de maakster, haar naam, haar school, haar stad of dorp, de handwerkgroep. De zakken en versieringen zijn te herleiden, de objecten te personaliseren. Families hebben zakken bewaard als souvenirs van de oorlog, als herinneringen aan de maakster. Zij blijven leven door de verhalen.

De bloemzak Sperry Mills American Indian, geborduurd, 9-11-1915 was van de verpleegster Emilie Gerard. Foto: Europeana Collections

Het verhaal van een verpleegster en de geborduurde meelzak (9-11-1915) die zij bewaarde, komt samen in het leven van Emilie Gerard, het schuurt, is ongemakkelijk.

Emilie Gerard was verpleegster, ze heeft gewerkt voor dr. Delporte. Emilie zittend, links, 1914. Foto: Europeana Collections

Een bloemzak uit California was eigendom van grootmoeder, Emilie Gerard. Wie de zak borduurde is niet bekend. Emilie was verpleegster tijdens Wereldoorlog I. Zij woonde in Brussel. Zij is van haar kindje bevallen in Antwerpen maar het zoontje werd na drie dagen geplaatst. De vader van het zoontje is altijd onbekend gebleven. Zij heeft nooit de identiteit van de vader prijsgegeven. Haar zoon heeft er wel dikwijls naar gevraagd. Het was destijds een grote schande waar Emilie erg onder geleden heeft. Emilie Gerard heeft bij Dr. Delporte gewerkt als verpleegster.’ [4]

3 Gegoede burgerij
Het creatief hergebruik van de lege meelzakken is opgevat door instituten, scholen, parochies, vrouwenorganisaties, naaiateliers en komiteiten, het was geïnstitutionaliseerd binnen de bestaande sociale organisaties en netwerken van de gegoede burgerij. Vooral vrouwen uit de hogere kringen waren actief in het werk bestemd voor liefdadigheid.

Anna Osterrieth, née Lippens, Antwerpen, bloemzak American Commission. Coll. HILA 62008 box 11.2

Zij achtten het hun morele plicht om meisjes en jonge vrouwen uit lagere standen aan het werk te zetten.
It was our duty to encourage the young girls to come and work in our workshop, because we are sure to keep them there in a moral and happy atmosphere, saving them from the dangers of the street, because we allow these who live alone to save light and fire and because we are confident our workshop is more to them than the daily bread earning.” [5]

Ook voor de eigen stand was de moraliteit de drijfveer om het zakken versieren te enthousiasmeren ‘daar de vacantiën dit jaar gansch van hun aantrekkelijk buitenverblijf zullen ontdaan zijn, en dus aan de meeste onder hen vrije uren zullen bezorgen, welke ze voorzeker tot geen edeler doel konden gebruiken.’[6]

De dames waren ermee bekend dat het in België gearriveerde meel in zakken, was toegestuurd dankzij giften en inzamelingen door hun vrouwelijke evenknieën in de Amerikaanse samenleving. Die inzamelingen waren kortstondig – vier weken in november/december 1914, daarna bekoelde het enthousiasme.[7]
Het hergebruik van meelzakken door de Belgische meisjes duurde langer, een jaar is gewerkt aan versiering van meelzakken, zijn tentoonstellingen georganiseerd en tombola’s gehouden. Sinds juni 1915 was door de bureaucratische houding van NKHV’s Comité de Vente des Sacs d’Amérique de spontaniteit van het versieren van de bloemzakken volledig de kop ingedrukt.
Begin 1916 was het enthousiasme weg, om geld in te zamelen voor liefdadigheid waren nieuwe impulsen nodig.

De organisatie van de internationale hulp aan de bevolking in bezet België stond halverwege 1915 grootscheeps en bedrijfsmatig op poten. Graantransporten met overslag via elevatoren waren de industriële aanpak. Liefdadigheid maakte deel uit van marketing en propaganda, was niet langer materieel zichtbaar.

 4 Volkse zakken
Zakken representeerden business. Ze waren functioneel, in gebruik van boeren, maalderijen en broodbakkers. De voedselproductie was geïndustrialiseerd om de groeiende bevolking, werknemers in fabrieken, in stedelijke omgevingen, te voeden.

‘Bag Factory Trio’ (het trio van de zakken fabriek), Stockton. Foto in: The Sperry Family, October 1918, p. 17. Coll. E. McMillan

De afmeting van een zak maakte deze functioneel voor individuele handling door de ambachtelijke bakker, maar zakken waren in 1914 industriële producten, die bij duizenden tegelijk werden geproduceerd.
Grote Amerikaanse en Canadese maalderijen hebben de bulk van het meel aan bezet België geleverd. Zij beschikten over een ‘Bag Department’. Andere maalderijen kochten hun zakken in bij zakkenfabrieken, Bemis Bag Company was een vooraanstaand leverancier.

Als zakken voor lokaal gebruik werden ingezet bleven ze eigendom van de maalderij, werden de zakken gekuist, hergebruikt en administratief hanteerde de maalderij een statiegeldsysteem.
De Amerikaanse voedselhulp ging overzee, dus kreeg het meel een exportverpakking, bedrukt met logo’s en namen van de maalderijen. De zakken moesten stevig genoeg zijn om het transport in treinen, oceaanstomers, binnenvaartschepen, wagens en karren en de overslag in havens goed te doorstaan.

Bloemzak Sperry Mills-American Indian-California in originele staat (recto). Stempel Mons, Hainaut. Coll. IFFM

De bedrukking gaf identiteit aan de afzender, bevestigde zijn of haar liefdadige werken. Direct of afgeleid commercieel belang was de maalderijen echter niet vreemd bij de naamsvermelding op de zakken. De Sperry Flour Co. ontwierp een speciaal merk en logo om op de katoenen zakken te drukken: We are putting out an especial brand. Our factory is working on the sacks which bear an Indian head imprint with the word “California” across the front.” De meelzak is bedrukt in de Belgische kleuren rood, geel en zwart.

Eén van de bakkerij-etalages gesierd met meelzakken. Afb. L’ Actualité Illustrée 27 maart 1915

Eenmaal in België werden ze eigendom van de bakkerijen, de bedrijven die meel kochten inclusief de zakken. Maar ja, wat toen? Waarnaartoe met de zakken? De bakkers die zich wilden ontdoen van de zakken zochten geldelijk gewin en vonden onder meer willige klanten in Belgische souvenirjagers.

 5 Marginaal
De Amerikaanse hulpverleners getuigden bij het hergebruik van de meelzakken van groot opportunisme. Dat is bevreemdend.
In november 1914 kozen zij hun Amerikaanse katoen als verpakking voor het meel, zodat de degelijke katoenen zakken konden worden hergebruikt voor onderkleding en huishoudtextiel. Ze positioneerden hun keuze voor hun Amerikaanse publiek als win-win situatie: ze schonken voedsel en kleding.
‘Instructions were issued at the same time for packing the flour. These stipulated that a strong forty-nine-pound cotton sack be used…. Most important, after the flour was eaten, the empty cotton sack could be used by the housewife for an undergarment, the package thus providing both food and clothing.’[8]

Groepsfoto met Jeanne Caterine Charleer  Kinderen in kledij van zakken ‘American Commission’. De foto is een familiestuk. Jeanne Caterine Charleer was de moeder van Robert Bruyninckx. Foto: Europeana Collections

In België is de suggestie opgevolgd. Bijvoorbeeld in Heverlee gingen 80 kinderen, meest meisjes van ongeveer 4 tot 6 jaar oud, op de foto, gekleed in jurkjes van meelzakken met het logo ‘American Commission’.[9]

Eén jaar later was er geld nodig voor kleding en gooiden de Amerikaanse hulpverleners hun strategie om. Het Belgische hergebruik van zakken werd gemarginaliseerd, het was juist het argument om te tonen aan het Amerikaanse publiek hoe slecht het gesteld was met de kleding van Belgische kinderen.
P. H. Chadbourn bracht de Amerikaanse president Wilson in Washington Belgische geschenken, waaronder versierde meelzakken. Chadbourn handelde in opdracht van de Commission for Relief in Belgium (CRB) en gebruikte de publiciteit die hij kreeg om Amerikanen op te roepen geld te schenken voor kleding voor de Belgen.
Chadbourn vertelde dat veel Belgische kinderen geen andere hemden droegen dan die gemaakt van meelzakken waarin gaten voor hoofd en armen waren geknipt. Er was dan ook de grootste behoefte aan kleding!
‘Mr. Chadbourn told the President clothing was now the greatest need of the Belgians. He described how flour bags, with holes cut for the head and arms, were being used as shirts by many children’.[10]

Orlando Evening Star, 27 april 1916

De CRB leverde de kranten een persbericht aan, tesamen met de foto van een meisje in een meelzak jurkje, om het statement te onderstrepen.

6 Kunst?
Is trench art kunst, zoals het woord zegt? Kunsthistorici wijzen dit in het algemeen af, bij gebrek aan het voldoen aan esthetische principes. Zij scharen het onder de noemer van primitieve kunst of volkskunst. Een andere benadering van kunst legt de nadruk op het functiegerichte in combinatie met de sociale component die de maker van het object ermee verbindt.[11]

Bloemzak Dement Bros Co., Walla Walla, Washington. Orphanage of St. Joseph, Sisters of Providence, Hoesselt, 1915. Coll HHPLM 62.4.329

Leerlingen van meisjesscholen in Brussel versierden meelzakken klassikaal. Jonge vrouwen in Antwerpen werden groepsgewijze uitgenodigd meelzakken te versieren. ‘Het bijzonderste doel is het benuttigen van den Amerikaansche Bloemzak, alzoo meteen gedenkenis en kunstvoorwerp wordend. De ondervinding heeft bewezen dat hij zich tot kunstigste bewerkingen leent …
Het ware nochtans wenselijk dat alle uitvoering een gedacht over de omstandigheden van dezen tijd bevatte
.’[12]

Bloemzak High Loaf, The Dowd Milling Co., Pakenham, Ont., Canada. Ontwerp en borduurwerk Nassogne, Prov. Luxemburg, 1915. Coll. HHPLM 62.4.404

De creativiteit die door kinderen aan de dag is gelegd om de omstandigheden van 1915 in de meest pure vorm tot uitdrukking te brengen, geven mij bij de bestudering van de zakken regelmatig het gevoel een ‘kunstwerk’ in handen te hebben.

Josue Dupon, Detail bloemzak American Commission, Belgische leeuw met dampende terrine soep. Coll. en foto: National WWI Museum Kansas City Missouri.

7 Kunst!
Het beschilderen van de meelzakken was een actie van de kunstenaarsverenigingen om geld in te zamelen voor die kunstenaars en hun gezinnen die onder de oorlogsomstandigheden en de bezetting, de steun hard nodig hadden.

Georges Vanzevenberghen, silhouet staand op Belgische vlag. Moulckers Coll. St. Edwards Uni, foto: Linzee Kull McCray

Op de zakken die zij versierden zijn de verwijzingen naar de omstandigheden van 1915 uiteenlopend, vaak eten gerelateerd. De academisch gevormde schilders waren doordrongen van de misère, maar toch kwastten zij in juni 1915, behalve afbeeldingen van  ruïnes en heroieke soldaten, voort met beelden van een betere tijd die achter hen lag. Ze ‘verkochten’ met lieflijke platen hun land in toeristische beeldtaal aan de Amerikanen voor wie de zakken bedoeld waren als teken van erkenning. Ze kopieerden in verf letterlijk de foto’s van (Amerikaanse) oorlogsfotografen. Ze herdrukten populaire werken, eerder gemaakt op papier, op meelzakken.
In die zin is hun werk escapistisch, gemakkelijk, beperkt vernieuwend en origineel. Hoewel in het escapisme dan weer ongemak zit. De kunstenaars hebben de dreigende macht en censuur van de Duitse bezetter wel degelijk gevoeld. Hun schilderingen zijn voor de betrokken beschouwer gevuld met verborgen patriottisme.

Anderlecht, Bruxelles, 1915, bloemzak American Commission, borduurwerk. Coll. HHPLM 62.4.30

Conclusie
Tot zover mijn eerste ingevingen waar de versierde meelzakken raken aan de definitie van trench art, onder te brengen zijn in de materiële cultuur. De paradigma-shift biedt me een leidraad.

De definitie van trench art expliciteert de associatie met het gewapend conflict. Voor mij was het vanzelfsprekend dat de meelzakken zijn versierd ten tijde van oorlog en bezetting, dat was inclusief en hoefde niet benoemd.

De handreiking om de zakken en versieringen vooreerst en altijd te beschouwen vanuit de spanning van het conflict, de makers ervan te onderzoeken vanuit het ongemak, de paradox te zien die in de objecten gevangen zit, dat biedt focus.

Deze zakken, dit kleurrijke, met zorg geborduurde en beschilderde textiel is hoe dan ook verbonden met dood, verlies en rouw; met de modder van de loopgraven en het slijk van de aarde dat rood gekleurd was door het bloed van de honderdduizenden jonge mannen die stierven op de slagvelden.

Zakken zijn vol herinneringen. Iedere zak koestert een kostbaar en kwetsbaar verhaal’.


Vervolg 21 juli 2024
Recyclede meelzakken in WO I – het Belgische spanningsveld’
In het blog ‘Recyclede meelzakken in WO I – het Belgische spanningsveld’ werk ik mijn visie op het onderwerp trench art en de versierde meelzakken verder uit.


 

Dank
Dank aan Nicholas J. Saunders voor zijn interventie en de rijkdom aan artikelen die hij me toestuurde.

 

Voetnoten
[1] Opmerking Nick Saunders op mijn post van 16 juni 2023 in de Fb groep Lizerne Trench Art.

[2]  L’Indépendance Belge, 21 april 1919, La Libre Belgique, 3 mei 1919 / La Nation Belge, 5 mei 1919

[3] Saunders, Nicholas J., Bodies of Metal, Shells of Memory: ‘Trench Art’, and the Great War Re-cycled. SAGE Publications, Journal of Material Culture, 2000; 5; 43-67.

[4] Europeana Collections

[5] Brief Anna Osterrieth-Lippens aan Edward Hunt, Antwerpen, 17 augustus 1915. HILA CRB records 22003, box 324.2

[6] Brief Antwerpsch Komiteit voor Hulp aan gezinnen geteisterd door den oorlog – Middenkomiteit, Antwerpen, 22 juli 1915. Felixarchief

[7] Brieven Amerikaanse Belgian Relief comités aan Lindon W. Bates, CRB New York office, december 1914, coll. HILA

[8]The Millers’ Belgian Relief Movement 1914-15 conducted by The Northwestern Miller. Final Report of its director William C. Edgar, Editor of the Northwestern Miller, MCMXV

[9] Europeana Collections

[10] St. Joseph News Press (St. Joseph, Missouri), 19 januari 1916

[11] Nicholas J. Saunders ‘Trench art: Objects and people in conflict’. War & Art: A visual history of modern conflict. Ed. Joanna Bourke, 2017

[12] Brief Antwerpsch Komiteit voor Hulp aan gezinnen geteisterd door den oorlog – Middenkomiteit, Antwerpen, 22 juli 1915. Felixarchief

Translate »