Trench Art en de versierde meelzakken
De kennis van de versierde meelzakken van WO I zal zich verdiepen door te onderzoeken welke raakvlakken er zijn met trench art en hun plaats in de materiële cultuur.
In mijn blog Trench Art en de versierde meelzakken, gepubliceerd in juni 2023, noemde ik het een paradigma shift om de versierde meelzakken onder te brengen in een brede definitie van ‘loopgravenkunst’ en concludeerde: De handreiking om de zakken en versieringen vooreerst en altijd te beschouwen vanuit de spanning van het conflict, de makers ervan te onderzoeken vanuit het ongemak, de paradox te zien die in de objecten gevangen zit, dat biedt focus.
In onderstaand blog werk ik mijn visie verder uit.
Zakken
Als een object, een vorm, in conflict- en crisissituaties functioneel blijkt, dan is het wel de textiele zak. De zak verzamelt, bewaart, vervoert de goederen en materie die de mens bij zich wil houden en dragen. De zak heeft een menselijke maat, de vorm is driedimensionaal wanneer gevuld, tweedimensionaal in lege toestand. Een textiele zak nodigt uit tot hergebruik, kan gewassen, gedroogd en opgevouwen. De zak heeft een binnen- en buitenzijde. De mens labelt de zak, weeft diens stof in patronen, bedrukt de buitenzijde.
In essentie verhult de zak in vorm en inhoud en roept daarmee een mysterie tot leven. Bewaarde zakken van conflict- en crisistijden koesteren een kostbaar en kwetsbaar verhaal.
Het lege is het wezen
‘Dertig spaken treffen de naaf.
Maar het lege ertussen bepaalt het wezen van het wiel.
Uit leem ontstaan potten.
Maar het lege erin bepaalt het wezen van de pot.
Muren met vensters en deuren vormen het huis.
Maar de leegte erbinnen maakt het wezen van het huis uit.
Principieel:
Het stoffelijke bergt bruikbaarheid in zich.
Het onstoffelijke bergt het wezenlijke.’
Johannes Itten, 1918, (spreuk van Laotse).[1]

De zandzak in WO I
Vanaf het moment dat de oprukkende legers van centralen en geallieerden elkaar stopten aan de IJzer betrokken zij hun stellingen achter zakken.
Lege zakken werden bij duizenden aangevoerd aan beide kanten van het militaire front, ter plekke vol geschept met zand en aarde, opgestapeld tot beschermende bouwwerken – loopgraven vormden het landschap. Statische zandzakken bevorderden het jarenlang voortduren van de oorlog. Soldaten leefden en stierven tussen de zakken. [1a]
Loopgravenkunst/trench art
Specifiek voor de Eerste Wereldoorlog was dat het de eerste industriële oorlog was. Oorlogsmaterialen waren er te over tussen de beschoten stellingen.
Soldaten van alle legers produceerden dan ook direct uit oorlogsmateriaal objecten, functioneel en als gedenkenis van de situatie waarin zij zich bevonden. De verkoop was een welkome aanvulling op hun inkomen. In aanvang gemaakt in de loopgraven kregen de objecten de naam ‘trench art’ – ‘loopgravenkunst’.
De beschrijving van de karakteristieken van deze oorlog- gerelateerde objecten is beperkt interessant, omdat de vorm, de functie en de gebruikte technieken in het algemeen identiek zijn. Onderscheid ontstaat wanneer we bekend zijn met de sociale en persoonlijke omstandigheden van de makers en maaksters, de verkrijgers, hun context bepaalt alles. Dit brengt ze onder in de materiële cultuur.
De archeoloog en antropoloog, Nicholas J. Saunders, definieerde het begrip ‘Trench Art’ in ruime zin tot:
“Any item made by soldiers, prisoners of war, and civilians, from war matériel directly, or any other material, as long as it and they are associated temporally and/or spatially with armed conflict or its consequences,”.
Vertaald in het Nederlands:
‘Elk item gemaakt door soldaten, krijgsgevangenen en burgers, rechtstreeks uit oorlogsmaterieel, of enig ander materiaal, zolang het en zij tijdelijk en/of ruimtelijk worden geassocieerd met gewapend conflict of de gevolgen ervan’.
Saunders brengt in de loopgravenkunst drie categorieën aan.[2]
Categorie 1, Soldaten, 1914-1919
Items gemaakt door soldaten aan of direct achter het front.
Categorie 2, Burgers, 1914-1939, is verdeeld in
2a, items, gemaakt door burgers en verkocht tijdens de oorlog en bezetting en
2b, items gemaakt door burgers en verkocht aan weduwen, pelgrims en toeristen na de oorlog tussen 1919 en 1939 – hoewel dezelfde items hadden ze verschillende betekenissen voor de maker en de koper.
Categorie 3 Burgers 1918?-1939?
Items gemaakt aan het einde, maar vooral nà de oorlog door burgers met de oorlogsmaterialen, die door de terugkerende soldaten waren meegenomen en commercieel werden aangewend om souvenirs van te maken.
Upcyclede meelzakken in bezet België
Tussen november 1914 en oktober 1915 bestelde het Nationaal Komiteit voor Hulp en Voeding (NKHV) respectievelijk, importeerde de Commission for Relief in Belgium (CRB) 153.000 ton meel in zakken van diverse afmetingen als bijdrage, naast de import van granen die gemalen werden in Belgische maalderijen, aan de bevoorrading van levensmiddelen. Naar schatting is het geïmporteerde meel in genoemde periode verpakt geweest in vierenhalf miljoen zakken. De overvloedige hoeveelheid lege zakken met exotische bedrukkingen die relaties legden met Noord-Amerika, in een tijd van voedselschaarste, blokkade en isolement, deed een rage ontstaan: onder de knellende Duitse bezetting voelde het hergebruiken, upcyclen van de zakken als een daad van patriottisme en bewijs van weerstandsvermogen.
Stukken van historisch aandenken, net als granaat en shrapnellscherven
“Ledige bloemzakken
We zijn anders met dat meel reeds erg genoeg in de weer geweest, denk maar eens aan onze hulde hierom aan Amerika! En nu nog, zie. Sommige uitstallingen in de middenstad liggen of hangen vol ledige bloemzakken, Amerikaansche blauwe kleuren, Amerikaansche fabriek merken en muldersnamen. Er staan ook wel eens wenschen ten opzichte van ons land bijgedrukt.

Welnu deze zakken worden stukken van historisch aandenken, net als granaat en shrapnellscherven, als kogelbuisjes. Vaderlandsche dames zullen van deze zakken tafelkleedjes, tapijtjes, handtaschen, loopkleedjes en wat al nog maken. Misschien zien we er wel eens ééne met een complet tailleur vervaardigd. Zuinig zou het in ieder geval zijn.”
(De Vlaamsche Post, 18 mei 1915)
Loopgravenkunst en versierde meelzakken
De ruime definitie van Saunders’ trench art biedt de mogelijkheid om de upcyclede meelzakken onder de noemer van loopgravenkunst en diens categorieën te beschouwen, immers het zijn ‘items gemaakt door burgers, rechtstreeks uit materiaal dat in tijd en plaats wordt geassocieerd met de gevolgen van gewapend conflict’.
In mijn blog Trench Art en de versierde meelzakken heb ik dit verder uitgewerkt.
De weerklank van de oorlog, ‘conflict resonance’, een ongemakkelijk gevoel, indrukken die schuren, dat is wat trench art oproept. Roepen versierde meelzakken dit gevoel ook op? Waar is de paradox van oorlog in het materiaal: de eigenschap dat het tegelijkertijd vernietigt en creëert? Hoe passen de meelzakken in de categorieën gedefinieerd door Saunders?
Categorie 1, Soldaten, 1914-1919
Categorie 1 lijkt niet toepasselijk voor versierde meelzakken, omdat de levensmiddelen-bevoorrading door NKHV/CRB persé niet voor soldaten aan het front was bestemd, maar voor burgers in bezet België, ‘les non-combattants’. Militairen hadden hun eigen bevoorrading van voedingsmiddelen.
Categorie 2a:
i De originele, onbewerkte zakken
De Canadese en Amerikaanse meelzakken met de inscripties en teksten gericht tot de Belgische bevolking zijn geproduceerd in november en december 1914. In tientallen Amerikaanse staten en alle Canadese provincies organiseerden burgers fysieke voedselhulp. Ze legden kwaliteitseisen op aan de tarwebloem en diens verpakking, katoenen zakken te bedrukken met speciaal ontworpen logo’s en teksten met referentie aan het conflict. Voorbeelden zijn: War Relief Donation, Belgian Relief Flour, American Commission, Madame Vandervelde Fund, Rockefeller Foundation, American Indian-California, ABC Flour, Flour. Canada’s Gift, ‘Gift from Ontario to the Motherland’.

Het is een bijzonderheid om de in Noord-Amerika door burgers gemaakte zakken te associëren in tijd en plaats met de gevolgen van het gewapend conflict. De context van de levensmiddelenimport, noodzakelijk door de Britse handelsblokkade, bracht de met meel gevulde zakken naar bezet België.
‘Allerlei omstandigheden zorgden ervoor dat de geïmporteerde hoeveelheid goederen op verre na niet de invoer in normale tijden kon evenaren. De goede start in 1915 was weliswaar veelbelovend. Naderhand werd echter nooit meer de invoer van het eerste jaar gehaald.’ [4]

Originele, niet bewerkte zakken werden na leging in de bakkerijen bewaard als oorlogssouvenirs: zorgvuldig geselecteerde verzamelingen zakken werden trench art, loopgravenkunst die schuurt, ze zijn de wrange symbolen van voedselschaarste, dreigende hongersnood, ze voegen toe aan de materiële cultuur.

De teksten geven ongemak, net als de zwarte stempels ‘A.B.C.’ en ‘American Consul’ op de zakken. Voor de verzending was het noodzaak om alle ladingen meel te verschepen naar de formele ontvanger, de Amerikaanse gevolmachtigd minister in Brussel, Brand Whitlock, de officiële vertegenwoordiger van de neutrale Verenigde Staten.
Categorie 2a:
ii Luxeartikelen en souvenirs
In bezet België zijn de geleegde zakken bewerkt met naaiwerk, borduurwerk, kantwerk door klassen van meisjes beroepsscholen, door beroepsborduursters, ze zijn beschilderd door leden van kunstenaarsverenigingen.
Typische voorbeelden zijn:
Tafelkleedjes
Wandkleden
Kussenhoezen
Etuis
Tassen
Schortjes
Theemutsen
Schilderijen
Map-omslagen
Kleding

Voorzien van de naam van de stad, het dorp, de school, jaartallen, vlaggen, schilden, de Belgische kleuren rood, geel, zwart, de Amerikaanse kleuren rood, wit, blauw, de initialen ‘A’ van koning Albert en ‘E’ van koningin Elisabeth.
En teksten als:
‘L’Union Fait la Force’,
‘A Friend in Need, a Friend Indeed’,
‘Remerciements à l’Amérique’,
‘Dank van…’, ‘
Zij zullen hem niet temmen, zoolang een Vlaming leeft’.

De bewerkte meelzakken zijn in bezet België, voornamelijk in 1915 en voorjaar 1916, verkocht in winkels en op speciale verkooptentoonstellingen, meerdere in de december periode met het Sinterklaas- en Kerstfeest. Het toetreden van de VS tot de oorlog, waardoor het vertrek van de Amerikanen uit België, betekende het definitieve einde van openbare transacties van versierde meelzakken gedurende de oorlog .
In het buitenland waren verkopingen in de jaren 1915-1917.
Devotelijk bewaard als precieus-artistieke documenten
“Het zou van mijnentwege ondankbaar zijn moest ik stilzwijgend voorbijgaan de bewerkte “bloemzakken” – dezelfde waarin Amerika meel naar België stuurde en stuurt – en welke, o.a. mej. Louise Aerts zoo teerfijn heeft geborduurd; beschilderd met vlaggen, korenaren, bladjes en versierd met passende opschriften; zoo, dat het een echt prachtwerk is, dat nu met bewondering wordt bekeken, en dat later, door ons nageslacht, zal devotelijk bewaard worden als precieus-artistieke documenten uit onze onbegrijpelijken tijd. Joh. Demaegt.” (Belgisch dagblad, 17 november 1915)
Categorie 2b
Items zijn de meelzakken die verkocht zijn in België op fundraising- verkooptentoonstellingen ten behoeve van de oorlogswezen, meestens waren dit uitverkopen van verzamelingen van zakken, dan wel bewaarde items, vooral in het jaar 1919.
In 1923 hield het Werk voor de Wezen in Brussel een grote verkoping om geld in te zamelen voor de zorg van de oorlogswezen.
In 1919 en 1920 arriveerden in de VS dan eindelijk alle versierde meelzakken die in België geschenk waren gegeven aan de Amerikaanse gevolmachtigd minister in Brussel, Brand Whitlock en zijn vrouw. Eveneens arriveerden in New York volle kisten met de voorraad die de CRB had aangelegd in zijn kantoren in Brussel, Rotterdam en Londen. De animo voor de versierde zakken, in bredere zin de Belgische cadeaus en brieven voor ‘Amerika’, was na de oorlog volledig getaand. Na de opheffing van de CRB in 1923 namen de door hen opgerichte ‘The Friends of Belgium’ de taak over om de duizenden Belgische brieven en geschenken te distribueren over het land. Na enkele jaren stopte ook deze organisatie en verhuisden de ‘restanten’, waaronder honderden versierde meelzakken, naar de archieven van de Hoover Institution gevestigd bij de Stanford University in Palo Alto, Californië.
Categorie 3
Dit zijn de versierde bloemzakken die na de Wapenstilstand ter hand zijn genomen door Belgische borduursters als herinnering en memento van de oorlog. Het zijn de zakken met de jaartallen 1914-1918.


Amerikaanse borduursters hebben ook bloemzakken ter hand genomen, geïnspireerd door de Belgische voorbeelden die hun land bereikten. Deze zakken zijn te herkennen door het ontbreken van stempels, van de oorlogsjaartallen, de vlag van België mist, evenmin zijn de kleuren rood, geel, zwart gebruikt.

Souvenirs versus hongersnood – het Belgische spanningsveld
De rage van het bewerken van de zakken tot luxeartikelen en souvenirs beheerste het bezette België in het jaar 1915 vanaf het moment dat de bakkers de broden van het Amerikaanse meel in hun winkels hadden liggen en de zakken als bewijs tentoonstelden. In alle provincies zijn de zakken voor hergebruik ter hand genomen. De eerste focus lag op de productie van objecten ‘voor Amerika’.

Zodra de CRB en het Nationaal Komiteit levensmiddelen importeerden zette de bevolking zich aan het bedanken van ‘de natie Amerika’. Kinderen in alle klassen, op alle scholen schreven brieven, maakten tekeningen en collages waarin ze persoonlijk bedankten voor het brood dat ze nu aten. Het bewerken van de lege meelzakken volgde in deze trend. De woorden ‘Dank, Merci, Gratitude, Hulde en Dank, Remerciements‘ vulden het doek, tesamen met de jaartallen 1914-1915.
CRB vertegenwoordigers namen versierde zakken mee terug naar New York. ‘Emptied Flour Sacks Return from Belgium, Works of Art’ ; Souvenirs of Belgian Gratitude‘, ‘Belgians Send Thanks by Embroidered Bags‘ kopten Amerikaanse kranten in september 1915.[3]
‘Zakkenvullen’
Het leed in België was er niet minder door blijkt uit de moderne, kritische geschiedschrijving waarin het Belgische spanningsveld is bestudeerd en beschreven:
‘Afgesneden van de onmisbare voedselinvoer en geconfronteerd met falende autochtone opbrengst en distributie werd België in armoede en hongersnood ondergedompeld. Aanzienlijke eiwit- en calorieëntekorten ontstonden. Een omvangrijke zwarte markt heeft de bestaande ongelijkheden versterkt.‘ [4]
De CRB stond na een tijdje bekend als Colossale Rovers Bende, of in de bravere variant: Cerealen, Rijst en Bonen. De verwijzing naar het “zakkenvullen” door de hoge heren en het eentonige voedsel is evident. [5]
Iconografie
De bewerkingen op de bloemzakken zijn nooit als zodanig bestudeerd op hun iconografie en esthetische schoonheid binnen de studie naar Belgische borduurwerken, kantontwerpen of kunstwerken.
Ik geef hier een beschouwing van de ontwerpen binnen de context van de geschiedenis van de versierde meelzakken. De objecten waren functioneel of ornamenteel.
De origine van de zakken uit Noord-Amerika combineerde met dat wat de Belgische maaksters en makers over de Noord-Amerikaanse landen bekend was.
De iconografie is bepaald door:
1 De bedrukkingen en stempels aangebracht op de zakken in de VS en Canada. Ze variëren van beeldmerken van maalderijen tot inscripties en teksten van hulporganisaties, gevoed door publiciteitscampagnes over hongersnood en armoede in bezet België en berooide vluchtelingen.


2 De Amerikaanse toespeling en wens om bedankt te worden, wat nieuwe impulsen tot schenkingen zou opleveren: DANK, MERCI, GRATEFUL. Het waren de woorden waarvan de Belgische organisaties verwachtten dat dit de beste opbrengst voor de liefdadigheidsverkopen van de zakken zou opleveren, zowel binnen België als daarbuiten, zoals in de VS.
‘Het Werk van den Kapmantel wil haar donateurs van harte aanbevelen om artistiek uitgevoerde objecten te kopen, vervaardigd van ‘Amerikaanse zakken’. Ze zullen dierbare herinneringen vormen; ‘een gedachte van dankbaarheid tegenover het zo genereuze Amerika’ is het uitgangspunt geweest voor de versieringen op de zakken.’ (Journal des petites affiches/weekblad voor het arrondissement Leuven van 23 april 1916)

Celine Geeurickx-Moens uit Opwijk: “’t schijnt dat ons werk dollars verkocht wordt aan de milliardairen die gedenkenissen willen van het diep geteisterde België. De opbrengst is voor ons. …” (De Belgische Standaard, 7 mei 1915).
3 Amerikaanse bestellingen, zoals die van William C. Edgar van de Millers’ Belgian Relief Movement. Hij bestelde te Brussel borduurwerkjes op de geleegde zakken van de scheepslading die hij zelf had afgeleverd.
“I ordered a large quantity of these souvenirs to be embroidered and decorated by Belgian school children after a design shown me in Brussels. These bear the marks of various mills contributing to our cargo, as large a variety as could be selected”.
4 Belgische opdrachten van bestuurders van gemeenten en komiteiten.

‘het kussenovertrek is geborduurd door de Zusters Maricolen, in opdracht van het gemeentebestuur. De Zusters vroegen een bijdrage van 300 frank, de gemeenteraad keurde deze betaling goed.’ (‘Oostkamp onder de oorlog 1914-1918’)
5 Dat wat de Belgische leiders en leidsters passend vonden: vaderlandslievende iconen, ‘een gedacht van dezen tijd’, d.w.z. conflict gerelateerde symbolen, eten gerelateerd: ‘het benuttigen van den Amerikaansche Bloemzak, alzoo meteen gedenkenis en kunstvoorwerp wordend’
6 De Belgische leraressen van meisjesberoepsscholen die binnen hun lessen aan de zakken werkten. Zij bepaalden de onderwerpen, hadden patronen ter beschikking en gaven hun leerlingen al of niet de vrijheid om te creëren met de bedrukkingen op de zakken.
7 De opdracht aan de schilders/kunstenaars: ‘Burgemeester Herrmann-Debroux van Auderghem: het sturen van een bijzonder bewijs van dankbaarheid naar Amerika…. De resulterende meesterwerken zullen cadeau gedaan worden aan onze weldoeners- om deze aldaar te verkopen ten voordele van het Voedingswerk van België.’
8 De Britse blokkade van levensmiddelenimporten naar Duitsland en bezet België.
‘Mr. Asquith stated: “The British had no obligation to the civil population; that it was distinctly against the interests of the British people that the Germans should be relieved of their obligations, and that it was a monstrous idea that the British should send foodstuffs into Belgium simply to fill the vacuum created by German requisitions”.’ Memorandum Hoover (December 4, 1914)
Een Belgische handwerkster maakte een treffende geborduurde spotprent op de Britse houding. Een weldoorvoede John Bull, staat op de kade in een haven. Met zelfvoldane blik en handen in de zakken, keert hij zich demonstratief met zijn rug naar een stapel Amerikaanse zakken meel en het schip dat de levensmiddelen heeft aangevoerd.

De Britse blokkade blijkt tot op de dag van vandaag effect te hebben.
In Groot-Brittannië, een land met enorme collecties trench art, bevinden zich geen originele of versierde meelzakken in publieke collecties. Ik ben slechts met één private verzameling bekend. Desondanks: het upcyclen van meelzakken tot souvenirs is in GB begonnen, maanden voordat de eerste buitenlandse bloemzakken België bereikten!
Enkele kanttekeningen tot besluit
Het dubbele in de borduur- en schilderwerken was dat ze de vrijwillige medewerking vroegen van Belgische handwerksters en kunstenaars, zodat de resultaten verkocht konden worden en veel geld zouden opbrengen.

Dank
Professionele borduursters beklaagden zich over hun vergoedingen: deze waren nauwelijks genoeg om eten van te kopen, laat staan dat het uit kon om er ook de borduurgarens van te kopen. Het woord ‘DANK’ was dan ook meer van toepassing op het eigen werk…
‘Il ne faudrait pas que sous le couvert d’une œuvre charitable, se déguisât une nouvelle forme d’exploitation, en ce moment où l’exploitation a déjà revêtu les forms les plus diverses. Secourir les besogneux, c’est bien, c’est beau, c’est juste. Les secourir au moyen d’un travail à peine rémunéré, cela devint fort discutable, si le centralisateur de ces travaux y trouve l’occasion d’amasser une petite fortune.’[6]
Vodden
De borduursters op school klaagden over saaie lessen, een moeder keurde het upcyclen van de bloemzakken af.
Elvire Heeren (°Antwerpen 14.02.1900) schreef in april 1915 aan haar nichtje [7]: “Liefste Germaine, Sedert omtrent 14 dagen hebben wij in de school den ganschen dag handwerk mogen doen dat zal opgezonden worden naar Amerika, de kooper welke er het meest voor biedt ontvangt het werkje, de opbrengst daarvan wordt omgezet in eetwaren en wordt aan de armen van onze stad uitgedeeld. … .
Elvire vervolgde:
“Als wij weer in de school terug keeren, wordt al het handwerk uitgestald, dus hebben weer geen les, ma permeteert er maar over dat wij nu nog onzen kostelijken tijd in zulke vodden moeten steken.”
Zakken zijn vol herinneringen. Iedere zak koestert een kostbaar en kwetsbaar verhaal’.
Voetnoten:
[1] Uit: ‘Beeldende vormleer’, uitgeverij Cantecleer, 1963
[1a] ‘De zandzak in den oorlog’, Vooruit, 8 augustus 1915
[2] Nicholas J. Saunders, met medewerking van Dominiek Dendooven, Loopgravenkunst. Ieper, In Flanders Fields Museum i.s.m. Uitgeverij Van De Wiele, Brugge, 2004.
[3] New York Tribune, The Baltimore Sun, 19 september 1915; The Philadelphia Inquirer, 26 september 1915
[4] Scholliers, Peter, Oorlog en voeding: de invloed van de Eerste Wereldoorlog op het Belgische voedingspatroon, 1890-1940. Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, elfde jaargang, nummer 1, februari 1985
[5] Nath, Giselle, Voedselschaarste en voedselbedeling, tactieken en strategieën. Twee episodes uit de Belgische bezetting tijdens de Eerste Wereldoorlog. Gent: Universiteit Gent, Scriptie voorgedragen tot de graad van Master in de Geschiedenis (2010-2011)
[6] Le Messager de Bruxelles, 4 augustus 1915
[7] Nieuwe meesters, magere tijden, Diane De Keyzer p. 296
Collectie Hugo (Antwerpen 05.07.1924, zoon Elvire Heeren en Karel Resseler) en Walter Resseler (Antwerpen, 02.04.1952, kleinzoon Elvire en Karel)