Versierde meelzakken zijn kleurrijke doeken, maar ook zakken vol ongemak en tegenstrijdigheden. De zakken meel zijn deels donaties, deels aangekocht in de Verenigde Staten en Canada en naar bezet België verzonden. Het Belgische hergebruik van zakken uit beide landen mondde uit in een gigantisch opgeblazen ‘Hulde aan Amerika’. Waarom zijn ook de Canadese zakken bedolven onder Amerikaanse symbolen? Vanwaar de overdrijving van de hulde aan de Verenigde Staten?

VS en Canada
Vijfenzeventig procent van de versierde meelzakken die ik tijdens mijn onderzoek heb teruggevonden zijn meelzakken met origine Verenigde Staten. Tien procent is onbekend.
Vijftien procent komt uit Canada. Voorbeelden zijn te zien op de illustraties in dit blog: ‘Flour. Canada’s Gift’; ‘Castle’; Lake of the Woods Milling Co., Keewatin; The Dowd Milling Co., Pakenham, Ontario; ‘To the Belgians Flour from the City of St. Catharines And Vicinity, Ontario, Canada’; enzovoort: zie de tabel.

In België: Amerikaansche bloemzakken/sacs américains
Toch zijn àlle meelzakken in de volksmond ’Amerikaansche bloemzakken’ en ‘sacs américains’, ongeacht de afkomst uit de Verenigde Staten of Canada.

Wat opvalt is dat donaties uit Canada in België geborduurd en beschilderd zijn met Amerikaanse symbolen, de vlag, het wapenschild en het portret van de Amerikaanse gevolmachtigd minister in Brussel, Brand Whitlock. De teksten roepen hulde aan Amerika:
– Merci à l’Amérique
– Merci aux Etats-Unis!
– Vive l’Amérique
– A la noble Amérique si bienfaisante, la Belgique reconnaissante. Amour à notre Reine. Mère de nos soldats. Gloire à notre Roi. Chef de nos héros.
Enkele versierde meelzakken brengen hulde aan Canada.


Verscholen identiteit van Canadese meelzakken
Tijdens het onderzoek naar de versieringen op de meelzakken, verwachtte ik dat Canadese zakken in België versierd zouden zijn met Canadese symbolen. Maar dat is niet zo. Was mijn aanname onjuist? Waarom zou de Canadese identiteit van de zakken verscholen gaan onder Amerikaanse symbolen? Een zestal beweegredenen komt bij me op.
1. Waren de Belgische (jonge) handwerksters en kunstenaars onbekend met het onderscheid tussen de landen VS en Canada?
Dit is onwaarschijnlijk want zij behoorden tot het welstellende deel van de bevolking en waren goed opgeleid. Bovendien wisten zij dat Canadese militairen aan de zijde van de geallieerden meevochten.
2. Of, een practische overweging: de Belgische komiteiten hielden liever zelf de echte, originele, Amerikaanse meelzakken en stelden de Canadese meelzakken ter beschikking om te transformeren tot oorlogssouvenirs met bestemming Amerika?!
3. Zou de invoer van Canadese levensmiddelen vraagtekens hebben opgeroepen bij de Duitse bezetter? Canada was toegetreden tot de oorlog in navolging van het moederland Groot-Brittannië; de Verenigde Staten waren neutraal en zouden pas in april 1917 toetreden tot de oorlog.
4. Zou het de invloed zijn geweest van Amerikaanse journalisten en oorlogsfotografen? Zij konden zich vrij in bezet België bewegen. Hun Canadese, Britse en Franse collega’s waren vertrokken. De Amerikaanse kranten, die uitgebreide hulpacties voor België hadden gehouden, hebben via hun journalisten in België gevraagd om bewijs van ontvangst en overtuigende, zichtbare uitingen van dank. Hebben de Canadese weldoeners niet gevraagd om Belgische dank?
5. Of benadrukt het dat voor burgers in bezet België de hulde aan Amerika allesomvattende propaganda was, waarmee zij hun vaderlandslievende plicht vervulden en zich in patriottisme konden uitdrukken?
Was het de tegenhanger van de buitenlandse propaganda met ‘Poor Little Belgium’, ‘un pays entièrement détruit, plongé dans la misère’? In het begin van de oorlog leverden deze overdreven berichten de sympathie op van het publiek voor de goede Belgische zaak.*)
6. Heeft de dubbelzinnige houding van de Britten een rol gespeeld? België was door de oorlog in drieën gedeeld: het leger aan het front, de vluchtelingen buiten het land en bezet België. Groot-Brittannië had zich militair -aan het front- opgeworpen als beschermer van de natie België, Belgische vluchtelingen heette het welkom, maar de bevolking van bezet België liet het in de steek. De machtige Britse natie hield door een volledige handelsblokkade en zeemijnen voor alle Belgische havens, de broodnodige toegang van levensmiddelen tegen. Zou de Canadese identiteit verscholen zijn gegaan achter de antipathie voor Groot-Brittannië?

Hoe dan ook: de sympathie van de burgers in bezet België ging naar de natie waarvan ze verwachtten dat deze redding zou brengen: ‘Amerika’.**)

‘Amerika zou ons redden’
België was in augustus 1914 bezet door Duitsland, de grenzen waren gesloten, de handelsblokkade van Groot-Brittannië maakte import van broodgraan onmogelijk. Diplomatiek overleg met neutrale landen opende de grenzen voor levensmiddelenbevoorrading.
‘Mais non, le pays ne pouvait pas mourir, ne voulait pas mourir. (…)
l’Amérique avait donné l’espoir qu’elle nous sauverait…’[1]
(‘Maar nee, het land kon niet sterven en wilde niet sterven. (…)
Amerika gaf ons hoop dat het ons zou redden…’)

Vrachten Amerikaans en Canadees broodmeel arriveerden via de haven van Rotterdam in België tussen november 1914 en mei 1915. Om de bevoorrading te vrijwaren van beslaglegging door de Duitse bezetter werden de levensmiddelen in België opgeslagen onder bescherming van de neutrale, Amerikaanse vlag en Amerikaanse burgers werden in bezet België gestationeerd om toezicht te houden.

De voorraden broodmeel werden successievelijk afgeleverd bij Belgische bakkerijen, zij leegden de zakken meel en bakten brood.
De geleegde, fraai bedrukte ‘Amerikaanse’ zakken trokken de aandacht van het publiek. De overtuiging was dat de afzenders van de zakken -de weldoeners in ‘Amerika’ – de overleving van het Belgische volk hadden gewaarborgd.
Achtergrond van de levensmiddeleninvoer
In oktober 1914 was het Belgische Comité National de Secours et d’Alimentation (CNSA) in Londen terecht gekomen om de invoer van levensmiddelen mogelijk te maken. Hun samenwerkingspartner werd het internationale, particuliere inkoopbureau, de Commission for Relief in Belgium (CRB), gevestigd in Londen, Groot-Brittannië, maar bemensd door in Europa gevestigde ‘neutrale’ Amerikanen.[1A]
Volgens hooggestemde Belgische verwachtingen zou de CRB een dubbele taak vervullen:
(…) c’est lui qui provoquera l’esprit de solidarité et la générosité mondiale et amassera les trésors qu’on lui enverra; c’est lui qui dirigera vers la Belgique les dons en nature qu’il aura reçus et les vivres qu’il aura achetés pour elle.[2]
- ‘(…) de Commissie zal de geest van solidariteit en wereldwijde vrijgevigheid opwekken en de schatten vergaren die naar haar zullen worden toegestuurd;
- de Commissie zal de giften in natura die zij heeft ontvangen en het voedsel dat zij daarvoor zal kopen, naar België overmaken.’
‘Reconnaissance pour les Etats-Unis
Les délégués américains et espagnols de Londres et Bruxelles ont réussi de faire importer en Belgique, malgré la guerre des grains et autres produits alimentaires. Nous leur en sommes très reconnaissants et dans ce conflit européen, la diplomatie n’a executé de plus bel et plus noble ouvrage.’[3]

De wereld kwam België te hulp
De wereld kwàm te hulp, waardoor bezet België van de CRB nóg een nuttige taak verwachtte.
‘La Commission for Relief in Belgium avait encore, en Belgique, une autre charge dont les effets étaient utiles au pays.
Lorsqu’on nous fait une faveur, lorsqu’on nous accorde une grâce, ou que nous jouissons d’un bienfait, n’est-il pas d’une âme bien née de montrer à celui qui nous a assistés que nous sommes dignes des égards qu’il a manifestés pour nous? Comment le lui prouver autrement qu’en l’associant jusqu’aux plus petits faits de notre existence.
Le monde nous secourait, il fallait qu’il sut ce que nous faisions de ses secours et la Commission for Relief devait être là pour le dire.[4]
(‘De CRB verrichtte nog een andere nuttige taak voor België.
Op het moment dat iemand je een gunst, een voorrecht of een weldaad verleend, is het gepast dat je als welopgevoed persoon aan degene die de ondersteuning heeft gegeven, laat weten dat je de aandacht die je geschonken krijgt, ook daadwerkelijk verdient.
Op welke manier kan je de weldoener beter tonen dat je het waard bent, dan door hem te verbinden met de kleinste gebeurtenissen van je bestaan? De wereld kwam ons te hulp, daarom moesten de mensen in de wereld weten wat wij met haar hulpverlening deden en de Commission for Relief moest er zijn om dat aan hen te vertellen.’)

Hergebruik van de meelzakken – propaganda
Het hergebruiken, transformeren en versieren van de meelzakken bood de makers -de schoolmeisjes, jonge vrouwen en kunstenaars- de gelegenheid om de weldoeners te verbinden ‘met de kleinste gebeurtenissen in hun bestaan’ en de wereld te laten weten wat de Belgische bevolking met de hulp had gedaan. Ten tweede male werden de meelzakken voor liefdadigheid ingezet.
In georganiseerd verband wisten de makers hun sterk levend patriottisme om te zetten in heroïsche beelden en symboliek. Het stelde hen in staat om zowel hun liefdadige plicht te vervullen als vaderlandse propaganda te bedrijven.[4A] De censuur van de Duitse bezetter en de blokkerende houding van de Britse zeenatie leidde tot de innige verbinding van Belgisch patriottisme met Amerikaanse symboliek. Een enkel individueel geval met Canadese symboliek vormde de uitzondering op de regel.

De hulde aan Amerika gigantisch opgeblazen
De ‘Hulde aan Amerika’ op de meelzakken werd in februari, maart 1915 aldus gigantisch opgeblazen.**) De zakken zouden immers allemaal naar Amerika worden teruggezonden om te worden verkocht ten behoeve van nieuwe voedselleveranties.

‘Amerikaansche bloemzakjes.
Overal in België wordt thans door dames en schilders hard gewerkt om honderden en nog eens honderden leege bloemzakjes van het American Relief Fund door handwerk of schilderwerk te versieren. (…) Dit alles wordt gereed gemaakt, (…) om naar Amerika te worden gezonden als een hulde van de Belgen voor den door Amerika verleender steun, en het belooft een waardige hulde te worden, want er zal werk van eerste meesters bij zijn.’[5]
‘Terwijl ons uit het miljardenland allerlei benodigdheden toekomen om de in druk en nood verkeerende Belgische bevolking te helpen, heeft ons vrouwelijk element met zoveel fijnen tact als edelmoedig gevoel een middel gezocht en gevonden om de Amerikanen een blijk te geven van innige dankbaarheid.’[6]

‘Wij zijn nog altijd goed voorzien van eetwaren: Amerika zorgt voor alles. Leve Amerika! We krijgen meel en dons alle weken (…) Wij nu om onze dankbaarheid aan onze weldoeners te betoonen, borduren ledige meelzakjes met driekleurige teekeningen en als opschrift: «Het dankbaar Opwijck aan de Vereenigde Staten», en andere. (…) Zoo werkt men in alle dorpen en ’t schijnt dat ons werk dollars verkocht wordt aan de milliardairen die gedenkenissen willen van het diep geteisterde België. De opbrengst is voor ons.’[7]

De paradox van de dankbaarheid – zuinige donaties uit Amerika
De versierde meelzakken dragen de weerklank van oorlog. Ze zijn trench art gemaakt in bezet België. Het zijn: ‘items gemaakt door burgers, rechtstreeks uit materiaal dat in tijd en plaats wordt geassocieerd met de gevolgen van gewapend conflict’. De zakken schuren en verpakken tegenstrijdigheden.
De paradox van de dankbaarheid, de ‘Hulde aan Amerika’ op de zakken, was, dat de belofte om deze terug te sturen zodat ze een grote opbrengst voor nieuwe voedselleveranties zouden opleveren, niet werd waargemaakt.
– Het voornemen om de versierde meelzakken naar de VS te verschepen, – vol enthousiasme aangekondigd – heeft pas ná de Wapenstilstand plaats gevonden, met uitzondering van een zending die in 1915 voor propagandadoeleinden naar New York was gestuurd.[8] De zakken hebben een miniem bedrag aan dollars opgebracht voor het steunwerk.
– De bevolking van de Verenigde Staten heeft slechts enkele procenten van de levensmiddeleninvoer gedoneerd.[9] De Canadese bevolking heeft gemiddeld per hoofd van de bevolking méér bijgedragen.[9A]
‘Sadly far from true’
De Amerikaanse CRB-vertegenwoordigers hebben keer op keer expliciet aan de wereld verteld dat de Amerikaanse bijdragen zuinig waren.
Laurence Wellington – provincie Luxemburg:
‘Mr. Wellington (…) brought with him many interesting souvenirs of his work in Belgium, including several American flour sacks artistically painted by women and children in that province.
“Americans are the real people in Belgium”, said Mr. Wellington. “They do not seem to be able to sufficiently show their gratitude for what the American people, through the Commission, have done for them. The commonest expression to be heard anywhere by the Americans in Belgium is:- “Sauf par vous, nous serons morts de faim”;- “But for you we would have starved to death”.’[10]

Samuel Seward jr.-Provincie Limburg:
To the Belgians the relief that has come to them is a very simple thing – the practical expression of your providential, generous sympathy. And their response is as simple and direct. What matter that the complex significance of the Commission escapes them – its wide international scope, its unique diplomatic problems, its efficient engineering methods of administration?
(…) for the average notary in his village, the peasant on his farm, or the nun in her convent, the one great fact is enough, – that actual hunger threatened them- when a great, friendly nation stepped in, in time, to save. (…)
One of my occupations at times of leisure was to say “Thank you” for some of the presents that came pouring into the office- not personal presents, but expressions of gratitude to you in America and elsewhere, friends whom those in Belgium had never seen. The favorite form was to take a flour sack, preferably one that had been specially stamped as gift flour from a certain town or mill, and to ornament it variously, with embroidery, drawn work, painting, in symbols of friendly “reconnaissance.” Sofa pillows were made in this way, table covers, workbags, tea-cosies, little dresses, even, and quaintly shaped caps.’[10A]

Edward Eyre Hunt, provincie Antwerpen:
‘There was something almost ritualistic in the reiteration of their gratitude.’[11]

Charlotte Kellogg, née Hoffman:
‘Mrs. Kellogg said that there is great gratitude in Belgium towards the United States. “The mass of people in Belgium believe that we are doing everything, even though this is sadly far from true,” she said. “In money the United States has taken care of Belgium about one month of the two and one quarter years of the war.”[12]

Frederic Chatfield, Provincie Luik:
‘The country is given credit far beyond its merits. ‘I felt a sense of shame. It seemed as if I were receiving this extraordinary tribute of which I was not worthy. (…) The Belgians give America all the credit for the relief that is saving their lives. The work is carried on by Americans, our stores are known as American stores, $150.000.000 worth of foodstuffs have been purchased in the US and bear the American label.
France and England notwithstanding the heavy expenses of the war are providing the CRB with $10.000.000 a month, more than the US has contributed in nearly two years and a half. Knowing this it is no wonder I felt that I was the unworthy recipient of a great honor.
(…) he presented me with a large bouquet of roses, and this is what he said as he pressed the flowers into my hand: “If we had known that one day these roses would come into the hands of an American, we would have cultivated them with greater care.”
That was the sentiment. It was not for Fred Chatfield that the good wishes, the admiration, the eternal gratitude of this people was expressed, but for an American, typifying the regard of the Belgians for America and all Americans.’[13]

Voedseltekorten en hongersnood
De propaganda over de levensmiddelenbevoorrading van bezet België is steeds zo sterk geweest dat tot op de dag van vandaag de werkelijkheid maar moeilijk doordringt. De bewaarde huldeblijken op de ‘Amerikaansche bloemzakken/sacs américains’ dragen bij aan de blijvende mythevorming.
‘The idea that (American) philantropy spared Belgian children from going hungry is blatantly untrue.’ (Nel de Mûelenaere, 2021). [14a]
In totaliteit bezien faalde de hulpverlening voor bezet België in voedselhulp, lokale voedselproductie en distributie. De invoer van voedingsmiddelen heeft maximaal 25% van de noden gedekt; in 1915 hielp het de prijzen te beheersen; de jaren 1916-1918 waren er grote tekorten en heeft er hongersnood geheerst.[14b]

Is Canada bedankt?
In september 1914 hadden in Canada verblijvende Belgen in Ottawa en Montreal het initiatief genomen om hulpgoederen voor België in te zamelen via het Œuvre de Secours pour les Victimes de la Guerre en Belgique.[15] De Canadese bevolking, reeds bij de oorlog betrokken, reageerde enthousiast en bracht vele hulpgoederen en geld samen. De Canadese schepen met hulpgoederen kwamen als een van de eerste in Rotterdam aan.

Zodoende schreef Emile Francqui, directeur van de CNSA, op 15 december 1914 in Brussel een bedankbrief aan de penningmeester van de Œuvre de Secours pour les Victimes de la Guerre en Belgique, H. Prud’homme in Montreal.
Hij adresseerde Prud’homme als Belg en landgenoot, hij bedankte voor de goederen die zo welkom waren in ‘uw ongelukkige land’:
‘C’est à vous que nous devons cet heureux résultat et nous ne pourrons jamais assez dire combien nous vous en sommes reconnaissants et jusqu’à quel point vous avez là servi les intérêts de votre malheureux pays.
(…) avec nos remerciements et ceux de milliers de gens que vous avez ainsi secourus (…)’[16]
Een verrassend inzicht: de Canadese identiteit van de zakken gaat wellicht verborgen onder Amerikaans symboliek, omdat de Canadese weldoeners en organisatoren van Canadese hulp voor België overzee wonende Belgen waren…

Inhoudsopgave blogs Canadese meelzakken
Eerdere blogs over de Canadese meelzakken, ‘les sacs canadiens’, zijn:
Lake of the Woods Milling Company, Keewatin, Kenora, Canada
Canadese bloemzakken met Belgische dank aan het ‘Moederland’
Eén miljoen zakken meel uit Canada voor Groot-Brittannië
Dank van Puers/Flour Canada’s Gift
Voetnoten:
*) JAUMAIN, S., Un regard original sur la Belgique en guerre. Le Devoir de Montréal (1914-1918). Dans: Michael Amara et al., Une Guerre total? La Belgique dans la Première Guerre mondiale. Nouvelles tendances de la recherche historique. Bruxelles, 2005 p. 343-365. 5.3. « Un pays dévasté? », p. 357
**) PROCTOR, T., U.S. Food Aid and the Expectation of Gratitude, 1914-1950, 2011. Tammy M. Proctor onderzocht hoe de validering van Amerikaanse hulp aan het buitenland afhankelijk werd van de dankbetuigingen van de hulpontvangers, het bepaalde de relatie tussen de VS en Europese landen. ‘American leaders called for assistance for war victims with the understanding and expectation that Europeans would not only understand and welcome the aid, but would also show appropriate gratitude.’ Recent is Proctor’s nieuwste boek gepubliceerd:
PROCTOR T., Saving Europe. First World War Relief and American Identity. Oxford University Press, 2025.
Het actuele Amerikaanse overheidsbeleid voor buitenlandse hulpverlening becommentarieerde Proctor in het blog: ‘The end of the “American Century”?‘, Oxford University Press’s Academic Insights for the Thinking World, 16 februari 2025.
***) Sophie de Schaepdrijver gebruikte de uitdrukking ‘gigantisch opgeblazen’ voor de zeggenschap van Amerikaans gevolmachtigd minister Brand Whitlock in België. Het idee was dat Amerikaanse bescherming bijdroeg tot het moreel in bezet België. ‘Whitlock werd een grotere macht toegeschreven dan hij in werkelijkheid bezat; zijn titel van ‘ministre protecteur’ van het voedselhulpwerk werd gigantisch opgeblazen tot beschermheerschap van heel het land tegen de hebzucht en willekeur van de bezetter.’
DE SCHAEPDRIJVER, S., De Groote Oorlog. Het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, 1998, p. 114-115
[1] PICARD, E., Heures de Détresse. L’Oeuvre du Comité National de Secours et d’Alimentation et de la Commission for Relief in Belgium. Belgique 1914 – 1915. Bruxelles: CNSA, L’ Imprimerie J -E Goossens SA, 1915, p. 17
[1A] PROCTOR T., London & the Making of Herbert Hoover. Blog op website North American Conference on British Studies, 17 januari 2025
[2] Heures de Détresse, p. 20
[3] Lloyd anversois: journal maritime emanant des courtiers de navires, 25 december 1914
[4] Heures de Détresse, p. 21
[4A] DE SCHAEPDRIJVER, S., Shaping the Experience of Military Occupation: Ten Images. In: Rossi-Schrimpf, Inga, Kollwelter, Laura, 14/18 – Rupture or Continuity. Belgian Art around World War I. Leuven: Leuven University Press, 2018, pagina’s 43-58.
[5] De Vlaamsche Stem: algemeen Belgisch dagblad, 12 juni 1915
[6] De Kempenaar, 21 maart 1915
[7] Brief van Celine Geeurickx-Moens (ºDendermonde 03-04-1887 +30-04-1980) in Opwijk, 5 april 1915. Geciteerd in De Belgische Standaard, 7 mei 1915.
Celine schreef de brief aan haar echtgenoot Karel Lodewijk Geeurinckx (ºOpwijk, 13-04-1883 +Opwijk 14-08-1952), zij waren gehuwd op 22 mei 1912.
[8] America Feeding Belgian Children, Literary Digest, 12 februari 1916.
[9] WILLIAMS, JEFFERSON and MAYFAIR, The Voluntary Aid of America. New York, London: 1918
[9A] PRINCE, B., Le Canada et la solidarité internationale à la Belgique (1914-1921). L’Œuvre de Secours pour les Victimes de la Guerre en Belgique. In: Revue Belge d’Histoire Contemporaine, LIV, 2024, 1-4.
[10] CRB Press Department, New York, 9 augustus 1915. HILA 22003 box 324 NY Office PR file 1915-1919
[10A] S.S. Seward, Jr. Delegate for Limbourg, Belgium, Juni – dec 1915. Professor Samuel Swayze Seward (1876-1932) – HILA Seward (Samuel Swayze) papers 1915-1932; collection nr. 40005
[11] HUNT, E.E., War Bread. A Personal Narrative of the War and Relief in Belgium. New York: Henry Holt & Company 1916
[12] The San Francisco Examiner, 21 januari 1917
[13] Cincinnati, 21 maart 1917. HILA, Frederick H. Chatfield papers 53008 Box 2
[14a] DE MÛELENAERE, N., Still Poor, Still Little, Still Hungry? The Diet and Health of Belgian Children after World War I. In J. Nordstrom (Ed), The Provisions of War: Expanding the Boundaries of Food and Conflict, 1840-1990 (pp.207-217) Article 12 (Food and Foodways). The University of Arkansas Press, 2021
[14b] SCHOLLIERS, P., Oorlog en voeding: de invloed van de Eerste Wereldoorlog op het Belgische voedingspatroon, 1890-1940. Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 11de jg., nr. 1, februari 1985;
NATH, GISELLE, Brood willen we hebben! Honger, sociale politiek en protest tijdens de Eerste Wereldoorlog in België. Antwerpen: Manteau, 2013
[15] PRUD’HOMME, H., Relief Work for the Victims of the War in Belgium. Report on donations received and shipments made to Belgium since the Work was started up to February 5th, 1915. Montréal, February 5th, 1915
[16] Brief van E. Francqui aan H. Prud’homme, Montreal, 15 december 1915. Doorslag brief in het Rijksarchief België, Brussel.