In 1914 doneerden de inwoners van Lexington en North Platte, Nebraska, VS, bloem, verpakt in katoenen zakken voor het Belgian Relief werk. De zakken meel staken begin 1915 de oceaan over, onder meer naar Dudzele, West-Vlaanderen, België. Eenmaal geleegd bij de plaatselijke bakker kwam een van de zakken in handen van een vlijtige handwerkster, die in opdracht van het Voedingskomiteit van Dudzele de zak transformeerde tot kussenhoes, versierd met een bedanktekst en patriottische motieven.
Deze versierde meelzak kwam terecht bij de Amerikaanse familie Johnson Shaler, die het drie generaties lang bewaarde.
Anno 2023 hebben zij de meelzak terug gebracht naar Dudzele om deze terug over te dragen aan de afstammelingen van de bewerkers van de zak.



Lexington Mill & Elevator Co. in Lexington, Nebraska, was eigendom van de familie Leflang. Zij waren immigranten uit Denemarken; hun voorouders kwamen uit Nederland, toen was de familienaam Leeflang.
De maalderij kreeg het hard te verduren in 1914. Op 21 september 1914 brandde de maalderij in Lexington met magazijnen en inventaris volledig af.

De maalderij zou zo snel mogelijk nieuw opgebouwd worden, maar dat proces zou duren tot juni 1915. In de tussentijd waarborgde het bedrijf de leveringen aan klanten door het leasen van de North Platte Mill & Grain Co. in North Platte, Nebraska, een plaats 100 kilometer verderop.
Lexington en North Platte, Nebraska, schenken 500 zakken meel

In november 1914 reageerde de Lexington Mill & Elevator Co. positief op de oproep van het vakblad The Northwestern Miller om meel te schenken voor hulp aan de Belgische bevolking.

De burgers van Lexington en North Platte konden ook meedoen door gelddonaties, die de maalderij omzette in zakken meel voor 95 dollarcent per zak.

Half december vertrok een ton meel in 500 zakken (121 barrel) [1] met bedrukking ‘Belgian Relief Flour Lexington Mill’ per trein naar het verzamelpunt, waar alle Nebraska maalderijen hun bijdrage afleverden voor de Millers’ Belgian Relief Movement.


Zo’n twintig maalderijen leverden voor de staat Nebraska 2.465 barrels, gelijk aan 21,5 ton meel, dus bijna 10.000 zakken Belgian Relief Flour.
Wagonladingen vertrokken naar de haven van Philadelphia waar het stoomschip South Point verwacht werd.
Op 11 februari 1915 vertrok de South Point met aan boord 283.000 zakken meel, uitgezwaaid door een gezelschap hoogwaardigheidsbekleders. Het schip bereikte veilig de haven van Rotterdam op zaterdag 27 februari.


The Miller’s Belgian Relief Movement

‘The Northwestern Miller’ in Minneapolis, Minnesota, was een vooraanstaande Amerikaanse krant voor de graanhandel en maalderijen.
De hoofdredacteur, William C. Edgar nam in november 1914 het initiatief voor een hulpactie, die uiteindelijk leidde tot het zenden van een afgeladen oceaanstomer met hulpgoederen, afkomstig van adverteerders, lezers en sympathisanten van de krant.
De heer Edgar begeleidde in maart 1915 zelf het transport naar Europa en reisde mee naar België om erop toe te zien dat de goederen goed terecht kwamen. Met groot enthousiasme deed hij in zijn krant verslag over zijn ervaringen tijdens de enerverende reis.
Na terugkeer legde hij in een uitgebreid rapport verantwoording af aan de hulpgevers.[2]
Drie zaken in dit rapport zijn bijzonder interessant als informatie over de bloemzak van Dudzele.

1) De hulpactie was nauwkeurig geregisseerd door William Edgar. Hij had de maalderijen in november duidelijke instructies gegeven voor het verpakken van het meel. De verpakking moest een solide katoenen 49 pound (22,5 kg) zak zijn, om drie redenen:
a) de afmeting van deze zak meel zou geschikt zijn om door één persoon gedragen te worden op de uiteindelijke plek van bestemming
b) het gebruik van katoen ondersteunde de Amerikaanse katoenindustrie, die het moeilijk had
c) en het belangrijkste motief: nadat de zakken geleegd waren door de bakkers, zouden huisvrouwen de katoenen zakken kunnen gebruiken om (onder)kleding en huishoudtextiel van te maken, zodat de hulpactie zowel voedsel als kleding verstrekte.
2) Ook was er de instructie voor de bedrukking van de zak met logo’s en informatie van de afzenders
3) Wanneer William Edgar half maart 1915, na aflevering van de hulpgoederen, in Brussel arriveerde op het kantoor van de Commission for Relief in Belgium (CRB) informeerde CRB-gedelegeerde Lewis Richards hem over het hergebruik van de zakken en de transformatie van meelzakken tot kussenhoes, theemuts, tafelkleed, enz. Richards liet aan Edgar voorbeelden zien. Edgar was er zeer van gecharmeerd en gaf een grote bestelling op van te versieren meelzakken, om deze te zijner tijd cadeau te doen aan gulle gevers, de maalderijen, betrokken bij zijn actie. Hij vroeg bij zijn order speciaal die zakken te kiezen die door hem waren afgeleverd. Dat waren de zakken met bedrukking ‘Belgian Relief Flour’.

Dudzeels Comiteit voor Hulp en Voeding
Dudzele (oude spelling Dudzeele) lag tijdens Wereldoorlog I in het Duitse ‘Etappengebiet’, het diende als rustgebied voor de fronttroepen van de Duitse bezetter.

De bevoorrading van levensmiddelen voor de bevolking was de zorg van het bestuur van het plaatselijke komiteit dat bestond uit de heren: pastoor E.H. Bonne, notaris A. Depuydt en schoolmeester Leopold Bogaert: ‘Tot de voedingswaren, die verdeeld werden behoorden onder andere spek, maïsvlokken, rijst, zuurkool, suiker en een soort siroop of marmelade. De voorraden werden opgeslagen en de bedelingen vonden steeds plaats op dezelfde locatie. De levensmiddelen en steenkolen werden door boeren met paarden en wagens waarschijnlijk te Brugge opgehaald.’[3]
Een aantekening in het CRB-archief luidt:
‘Brugge – toeleveringen vanuit Gent, maar het komiteit rapporteert aan Brussel. De gemeenten zenden hun vertegenwoordigers naar Brugge’s maandelijkse vergaderingen die ook bijgewoond mag worden door de CRB-vertegenwoordiger’.[4]
Het Dudzeels komiteit stond onder toezicht van het provinciaal komiteit van noordwest Vlaanderen en die rapporteerde aan het Nationaal Komiteit voor Hulp en Voeding in Brussel.
In de stoommaalderij van de familie Monbaliu in Dudzele werd gewerkt voor het voedingskomiteit. De molenaar zette zijn herinneringen aan de Grote Oorlog op schrift. [5]
‘Sinds de Westmolen ontmanteld werd, was er in de stoommaalderij veel werk. Er moest immers voor de klanten, maar ook voor het Voedingscomiteit gemalen worden. Elke die iets te malen had moest vooreerst een machtiging bekomen, waarin het aantal kilo’s vermeld stond. Deze machtiging moest tijdens het vervoer en tijdens het verblijf in de molen steeds vertoond kunnen worden. Deze machtigingen werden afgeleverd door de dienst ravitaillering op het gemeentebestuur. Ze werd verleend volgens het aantal te voeden personen en het aantal dagen waarop de voeding betrekking had. In ruil voor die machtiging werden de overeenstemmende rantsoenzegels voor brood ingehouden.
Dat bracht in de molen een hele boekhouding mee, en veelvuldige kontrole’. (citaat blz. 193)
….…..
Verder moest er ook een voorraad aangevoerde rijst -uit Amerika- met de zachte grauwe stenen tot rijstbloem verwerkt worden voor de kinder- en dieetvoeding. Die rijst kon men toen in geen andere molen van de streek verwerken bij gebrek aan gepaste zachte molenstenen. De stoommolen bewerkte toen ook de aangevoerde rijst voor heel het Brugse noorden.’(citaat blz. 194)

De dokterdochters
Bij de voedselbedeling in Dudzele zijn de dochters van de doktoren De Haene en Caenen zeer actief geweest, daarin zullen hun moeders ook betrokken zijn geweest. De meisjes staan met andere helpers op de foto’s die zijn gemaakt tijdens de Grote Oorlog.

Dit zijn vooral Marie De Haene (°Dudzele 20.01.1896 +WZC Home Vogelzang, Leuven, 01.04.1986) en Marguerite De Haene (°Dudzele 24.04.1897). Hun moeder was Rosalie Gieben (°Brussel 06.05.1875 +Leuven 24.05.1962), hun vader dr. Alphonse De Haene (°Haringe Poperinge 10.05.1863 +Dudzele 20.12. 1939), burgemeester van Dudzele van 1921 tot 1938.
In 1920 ontvingen beide jongedames de medaille van Koningin Elisabeth.[6]

Robertine Caenen (°Dudzele 26.07.1903 +1984) en Irène Caenen (°Dudzele 28.10.1904 +Brugge 23.11.1990) waren ook actief. Hun moeder was Angèle Vandenboogaerde (°Watou-Poperinge 02.11.1875 +Brugge 31.10.1947), hun vader Dr. Maurits Caenen (°Poperinge 20.03.1877 +Beernem 06.07.1951).
Marie De Haene

Maria Rosa Virginia Julia (Marie) De Haene speelde als 19-jarige een centrale rol in de uitvoering van werkzaamheden van het Voedingscomiteit – Volkssoep Dudzeele – en na de Grote Oorlog in de herdenking van de Dudzeelse slachtoffers.

Zij was de eerste voorzitter van ’t Komiteit van de Kapelle onzer gesneuvelden. Zij vervulde deze functie van 1920 tot 1933 en was vanaf toen ere-voorzitter van ’t Komiteit.
Marie De Haene bleef ongehuwd. Zij woonde van juli 1967 tot het einde van haar leven in Home Vogelsang, Tervuursesteenweg 290 te Leuven. De zusters herinneren haar als een stille, teruggetrokken dame met een ijzersterke wil.
De bloemzak Lexington Mill & Elevator Co. geraakt in Dudzele
De Belgian Relief flour uit Lexington zal waarschijnlijk via het Dudzeels Voedingscomiteit te Dudzele zijn geraakt – aangeleverd vanuit Gent naar Brugge en daarna met paard en wagen naar Dudzele. Eenmaal geleegd is de zak goed uitgeklopt, gekuist en naar mijn vermoeden is, overgedragen aan de onderwijzeressen van de meisjesschool, de Zusters van Liefde. Daar zal in de handwerklessen de stof van patronen zijn voorzien en de garens uitgekozen om het borduurwerk mee uit te voeren.

Voor de boven- en onderranden zijn draden uit de stof getrokken en is een lint in de Dudzeelse kleuren rood, wit en de Belgische kleuren rood, geel, zwart door de stof geregen.

De geborduurde tekst:
‘aan ’t liefdadige Amerika.
DUDZEELE
bij Brugge
uit dankbaarheid
1915’
is in sierlijke letters geborduurd, vooral de krul die de ‘d’ maakt, onderscheidt zich. Het wapenschild van Dudzele staat midden op de zak.

Op de bovenzijde zijn drie vaderlandslievende elementen geborduurd:
– de Belgische en Amerikaanse vlag met gekruiste vlaggenstokken
– het schild met de Vlaamse leeuw
– de letters AB innig samengevoegd, de letter A in de Amerikaanse kleuren rood, wit, blauw; de B in de kleuren rood, geel, zwart.
Aan de onderzijde zijn twee bloemtakken geborduurd, bijeengehouden door een sierlijke strik. De bloemen zijn diepblauw, de takken, blaadjes en de strik zijn vaal beige.

Aan de achterzijde van het borduurwerk blijkt dat de ‘beige’ garens verbleekt zijn, oorspronkelijk waren ze groen.



Wie de borduurster(s) is/zijn geweest weten we niet. De klassenfoto’s genomen in de periode 1914-1919 tonen meisjes en onderwijzeressen die capabel waren voor dit werk.[7]

De tekst en versiering van het schoolbord op de foto’s van 1919 geven mij een gevoel van herkenning met de patronen uit 1915 op de bloemzak. De krul in de hoofdletter A van het woord ‘Amerika’ is eender geschreven op de bloemzak én het schoolbord.


Nog een bron van een handschrift uit die tijd is het Boek van ’t Komiteit van de Kapelle onzer gesneuvelden, opgemaakt in 1921-1922 en ondertekend door Marie De Haene. Er is grote gelijkenis tussen dit handschrift en de geborduurde letters op de bloemzak.
De familie Johnson – Shaler
Het echtpaar Mary Johnson Shaler (ºKansas City, Missouri, VS, 06.01.1884 +Lancaster County, Pennsylvanië, VS, 25.10.1967) en Millard King Shaler (ºEllsworth, Kansas, VS, 26.07.1880 +Kaapstad, Zuid-Afrika, 11.12.1942) trouwde op 2 oktober 1912 in Lawrence, Kansas.
Ze kenden elkaar van de Universiteit van Kansas, waar ze beiden studeerden, zij studeerde af in 1904, hij in 1905. Millard Shaler trad als mijningenieur in dienst bij de Guggenheim Congo Mining Syndicate, later werkte hij voor de Société internationale forestière et minière du Congo, kortweg Forminière, en vestigde zich in Brussel. Het pasgetrouwde stel vertrok direct na hun huwelijk naar België. Ze kregen drie kinderen, James (ºBrussel, 1913), Elizabeth (ºLonden, 1916) en Amos (ºLonden, 1917).
De regelmatige briefwisseling van Mary en Millard Shaler met hun familie in Kansas stokte in augustus 1914 door de Duitse bezetting van België. In oktober bereikten hun brieven de familie weer. Millard schreef dat de Amerikaanse kranten de wreedheden van het Duitse leger schromelijk overdreven en dat het leven in Brussel zijn gewone gang ging, bijna net als in tijden van vrede.

Millard King Shaler
De Hoover Institution Library Archives op Stanford University, Palo Alto, Californië, VS, bewaart de brieven en rapporten van Millard Shaler in de periode augustus tot december 1914 aangaande zijn grote en bepalende betrokkenheid bij het begin van de voedselbevoorrading voor België:
‘Mr. Shaler’s notes regarding the beginning of the provisioning of Belgium‘.[8]
In weerwil van de geruststelling aan zijn ouders, wisten de Shalers dat het in Brussel steeds moeilijker werd om aan levensmiddelen te komen. Zij maakten deel uit van de ‘American colony’ in Brussel, die al in augustus een comité vormde waar Shaler deel van uitmaakte, om extra voedselvoorraden aan te leggen voor de Amerikaanse gemeenschap. Shaler had via zijn werk kontakten met de mensen die gewend waren om grote voorraden voedsel naar de Belgische mijnbedrijven in Congo te sturen. Deze ervaring gebruikte hij om levensmiddelen te kopen en op te slaan in onder meer de ambassade van de Verenigde Staten.
Omdat het hamsteren van levensmiddelen in geheel Brussel plaatsvond rezen de prijzen, sloten winkels en waren tekorten zichtbaar, zeker toen de Duitsers op 20 augustus Brussel bezetten en alle voedselvoorraden die ze konden vinden in beslag namen. Hongersnood voor de Brusselse bevolking dreigde.
De industrieel Ernest Solvay nam het initiatief een Centraal Comité te vormen om de problemen het hoofd te bieden. De voorbereidende vergadering vond plaats op 1 september 1914, op 3 september was het comité een feit, het werd geleid door de bankier Emile Francqui, directeur van de Sociéte Général de Belgique. Het Comité besloot in het buitenland de grondstoffen voor brood en soep te gaan kopen, de Duitse bezetter te vragen deze produkten niet in beslag te nemen en op voorraad te laten zijn voor de bevolking; ook deed het op 6 september een openbare oproep aan de Brusselse bevolking om geld te doneren voor de aankoop van de voedingsmiddelen.
Millard Shaler werd op 8 september 1914 door de heer De Bree, secretaris van het Centraal Comité, gevraagd of hij buiten België voorraden grondstoffen voor brood en soep wilde gaan kopen voor het comité.
‘I was asked if I would undertake to go abroad to purchase for the Committee stores of flour or wheat, rice, peas, beans, etc., and upon my agreeing it was announced at the Meeting of the Committee on Sept. 10th that I would undertake this task.’
Shaler had een budget van 20.000 Britse ponden voor het kopen van meel of graan, rijst, bonen en erwten in Holland of, indien niet verkrijgbaar, in Engeland. De Nederlandse regering had vanwege de eigen tekorten, voorkeur dat de goederen in Engeland gekocht zouden worden. Op 1 oktober had Shaler de goederen in Engeland gekocht. Maar toen… Hij moest toestemming verkrijgen van de Britse regering voor uitvoer via Holland naar het door Duitsland bezette België.

Een compleet circus van diplomatiek overleg en telegramverkeer ontstond tussen de regeringen van België, de Verenigde Staten, Nederland, de Duitse regering en militairen in zowel Berlijn als Brussel en Groot-Brittannië. Dat nam drie weken in beslag.
Uiteindelijk vertrok op woensdag 28 oktober het eerste schip met 2,5 ton voedingsmiddelen uit de haven van Londen naar Rotterdam, waarna overslag en doorvoer van de eerste lading goederen via Antwerpen naar Brussel.
Inmiddels was in België op 15 oktober het Centrale Comité te Brussel opgeschaald tot het Nationaal Komiteit van Hulp en Voeding. In Londen had Shaler op 17 oktober met Herbert Hoover en de Amerikaanse Ambassadeur de grote lijnen uitgezet van de organisatie die zich ontwikkelde tot de Commission for Relief in Belgium met Hoover als directeur.

Mary Johnson Shaler in Brussel
De jaren 1914-1917 in het leven van de echtgenote van Millard Shaler, Mary Johnson Shaler, de intelligente, energieke jonge vrouw uit Kansas, zijn opmerkelijk.
Mary was 30 jaar oud in 1914 en woonde met haar man in Brussel. Ze was bevallen van haar eerste kindje, James, hij was zeven maanden oud toen de Grote Oorlog uitbrak. Millard Shaler had drukke bezigheden voor de voedselhulp en vertrok voor lange tijd op reis.

Eind oktober 1914 voegde Mary’s broer Amos D. Johnson zich bij haar in de Brusselse woning, hij ging aan de slag als een van de eerste CRB-medewerkers in België. Mary verhuisde najaar 1915 van Brussel naar Londen, ze beviel daar van haar tweede kindje, Elizabeth, in 1916.
1917 was een rollercoaster, een achtbaanjaar, voor de dan 33-jarige Mary. Haar vader Amos Johnson overleed in Kansas in maart van dat jaar; de Verenigde Staten mengden zich in april in de oorlog, Amerikanen waren niet langer welkom in België; Mary beviel in juli van haar derde kindje, een jongetje dat de naam Amos kreeg. Het drama dat zich voltrok was dat haar dierbare broer Amos – de oud-CRB-gedelegeerde – inmiddels luitenant Johnson in het Amerikaanse leger, na terugkeer uit Europa kampte met depressies. In oktober sloeg hij op 25-jarige leeftijd de hand aan zichzelf en werd dood aangetroffen in een legerkamp in Oklahoma. Een prachtig eerbetoon voor het CRB-werk van Amos D. Johnson, daarin ondersteund door zijn zuster, in de maanden november 1914-juli 1915 staat geschreven in een Amerikaanse krant van 1917.[9]


De derde generatie: familie Brouha in Vermont
De wens van Paul Brouha, kleinzoon van Mary en Millard Shaler, uit Vermont, VS, was om samen met zijn vrouw Carol, op 7 april 2023 in het stadhuis van Brugge de ‘Dudzeele’ meelzak te overhandigen aan de nakomelingen van de mensen die destijds met smaak het brood, gebakken van het meel, zullen hebben opgegeten en die de lege meelzak vervolgens versierden namens de gemeenschap van Dudzele.
Hoe de versierde meelzak in het bezit is gekomen van de familie Shaler is niet bekend. Het kan gegeven zijn aan Mary of Millard Shaler in Brussel of in Londen, het kan in Brugge een geschenk zijn geweest aan Amos D. Johnson.

Paul Brouha is op bijzondere wijze verbonden met België: zijn vader dr. Lucien Brouha, was Belg, hoogleraar aan de universiteit van Luik. Lucien Brouha trouwde in 1938 met Paul’s moeder, Elizabeth King Shaler Brouha. Het echtpaar vluchtte in de aanloop van de Tweede Wereldoorlog naar Parijs, en daarna naar de VS waar Lucien Brouha hoogleraar werd aan de universiteit van Harvard.

Mary Johnson Shaler en Elizabeth Shaler Brouha waren zelf ook borduursters. Zij borduurden de overtrek van een Louis XV stoel, die de woonkamer van Paul en Carol Brouha siert!
Terugkeer van de ‘Dudzeele’ meelzak
Paul Brouha’s wens luidde: “I want the item to be properly curated, displayed, and appreciated by descendants of the people who made them during World War I.” (“Ik wil dat de bloemzak op de juiste manier zal worden bewaard, tentoongesteld en dat deze gewaardeerd kan worden door afstammelingen van de mensen die het tijdens de Eerste Wereldoorlog hebben gemaakt.”)



En zo is de ‘Dudzeele’ meelzak teruggekeerd naar de plaats waar deze is versierd!
Dudzele maakt tegenwoordig deel uit van de gemeente Brugge. De versierde meelzak is dan ook officieel in ontvangst genomen door het gemeentebestuur van Brugge, die de meelzak in bewaring heeft gegeven bij Heemkring Dudzele en NSB Dudzele. Zij zullen deze tonen aan het publiek in museum De Groene Tente, bij bijzondere plechtigheden, en ook komt een foto te hangen in de Gedenkkapel.
Kanten tafelkleed Hooglede, war lace

Tijdens de plechtigheid in Brugge hebben Paul en Carol Brouha ook een stuk war lace, een kanten tafelkleed, gemaakt door kantwerksters van Hooglede terug aan geboden aan de afstammelingen van de kantwerksters, vertegenwoordigd door het gemeentebestuur van Hooglede.

Het kantwerk wordt ingekaderd en tentoongesteld in infopunt Trimard in Hooglede.

Publiciteit voor de officiële overhandiging
De feestelijke bijeenkomst in het stadhuis van Brugge trok de aandacht van de lokale pers. Het Nieuwsblad, Brugge.Express, Krant van Vlaanderen en PZC besteedden aandacht aan de officiële overhandiging van de twee kunstwerken.
Dank aan:
– Dirk Pieters, Heemkring Dudzele;
– Martin Van Acker en Paul de Vuyst, NSB Dudzele;
– Hubert Bovens voor de biografische gegevens van de doktersdochters in Dudzele; en met hem Home Vogelsang, Leuven, Jaques Laperre, Patricia Quaghebuer, Liesbeth Croimans
– Paul en Carol Rieser Brouha, Sutton, Vermont, VS;
– Evelyn McMillan voor haar informatie over Millard King Shaler. Lees hier haar statement over het Hooglede kanten tafelkleed.
Voetnoten:
[1] Dawson County Pioneer, Lexington, Nebraska, 18 december 1914
[2] ‘The Millers’ Belgian Relief Movement 1914-15 conducted by The Northwestern Miller. Final Report of its director William C. Edgar, Editor of the Northwestern Miller, MCMXV’.
[3] De Vuyst, P., Dudzeels Comiteit voor Hulp en Voeding en de “Volkssoep Dudzeele”, 90 jaar NSB – brochure 10 -versie 3
[4] HILA CRB records 22003, box 47 folder 5 Executive Chronological Files.
[5] Zo beleefde men “Den Grooten Oorlog” op de stoommolen te Dudzele. Uit de geschriften van Louis-Frans Monbaliu (1852-1944) en verwerkt door zijn zoon Richard Monbaliu (1907-1994).
[6] – Le Moniteur, 1 december 1920: ‘Médaille de la reine Elisabeth is gegeven aan oa. Mlles De Haene Marie, De Haene Marguerite, …’.
– Over Marie De Haene: 100 jaar NSB Dudzele, 1920-2020 Nationale Strijders Bond Dudzele, uitgave tgv. hun 100-jarig bestaan, p. 54
[7] Erik SNAUWAERT, 1888 – 1988 Honderd jaar Zusters van Liefde te Dudzele, Dudzele, 1988.
[8] Mr. Shaler’s Notes regarding the Beginning of the Provisioning of Belgium. Outlining the Formation of the Commission for Relief in Belgium & The Comité National de Secours et d’Alimentation. HILA CRB records 22003 box 43 Executive Chronological File folder 4 Shaler Millard K., 1914 Sept.-Dec.
[9] ‘Johnson Famed Abroad. Death of Lawrence Man of International Importance. Bulletin of Commission for Relief in Belgium Praises Lieut. Amos Johnson‘. Lawrence Daily Journal-World, Lawrence, Kansas, 15 december 1917