De bureaucratie van het Nationaal Komiteit en de bloemzakken

Mijn onderzoek in het Algemeen Rijksarchief, Brussel, september 2023

Op Zakkenreis in België heb ik dan eindelijk mijn hand kunnen leggen op het dossier dat de bureaucratische inmenging van het Nationaal Komiteit voor Hulp en Voeding (CNSA/NKHV) op de bloemzakken etaleert.
Het Algemeen Rijksarchief te Brussel bewaart het dossier ‘Utilisation des Sacs Vides’ (Gebruik van de Lege Zakken) waarin de correspondentie van het speciaal benoemde ‘Comité de Vente des Sacs d’Amérique’.[1]

 

Comité de Vente des Sacs d’Amérique
Het Comité de Vente des Sacs d’Amérique (Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika) werd opgericht in mei/juni 1915 en was een onderdeel van de Département Secours/Hulp van het Nationaal Komiteit, gevestigd 66, Rue des Colonies, 2e etage.

Briefpapier met briefhoofd ‘Vente des Sacs d’Amérique au profit des Orphelins de la Guerre’. A.R., foto: auteur

Voorzitter van het Comité was Georges Pètre, 41 jaar, schepen van St. Joost-ten-Node.[2] Het ultieme doel van het comité was de opbrengst van de zakkenverkoop ten goede te laten komen aan het Werk voor de Oorlogswezen.
Daarvoor was nodig dat Pètre over de lege zakken zou beschikken, ze kon laten schoonmaken – hij vreesde voor schade door muizen en meelwormen- en dat werkloze vrouwen de zakken met fabrieksmerken borduurden. De zakken bedrukt met ‘inscripties’ wilde hij vooral bewaren omdat ze later veel geld zouden opbrengen als oorlogssouvenirs. Om aan de hoogste prijs te komen zou het Comité een monopolie over de zakken voeren om concurrentie uit te sluiten.[3]

Bloemzak met inscriptie ‘Donated by Belgian Food Relief Committee’, Chicago, Illinois, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur
Bloemzak met maalderijmerk ‘Excelsior’, Bison, Kansas, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Centralisatie
Het Département Secours/Hulp van het Nationaal Komiteit stuurde een brief aan de Provinciale Komiteiten[4]:

“Het Nationaal Komiteit heeft besloten de opbrengst van de wederverkoop van zakken versierd met merken van maalderijen of inscripties, waarin uit Amerika geïmporteerd meel verpakt zat, toe te wijzen aan het Werk van de Oorlogswezen.
Deze zakken worden, na een goede reiniging en met de nodige voorbereiding, getransformeerd tot luxeartikelen of tot souvenirs.
Ze zullen in België en in het buitenland verkocht worden ten behoeve van het Werk dat van gelijk belang is voor alle provincies, dat van de Oorlogswezen.
Daarom is het noodzakelijk dat het opwerken van deze bijproducten van onze import wordt gecentraliseerd.
Het Nationaal Komiteit verzoekt de Provinciale Komiteiten om alle zakken voorzien van een Amerikaans merk, een maalderijnaam of een inscriptie, op te halen en terug te sturen naar het adres van het Nationaal Komiteit te Brussel, op de meest directe en goedkope manier.

 We verzoeken u maatregelen te nemen om de zakken die bij bakkerijen zijn achtergebleven uit de circulatie te halen; of op zijn minst de merktekens die op de zakken staan te verwijderen:
– om te voorkomen dat speculanten ze in bezit krijgen om ze voor eigen winst en ten koste van het Werk van de Oorlogswezen te verkopen;
– of om ze te gebruiken voor het verpakken van binnenlands meel, wat tot gevolg zou hebben dat, in het hele land, voor de huidige, toegestane meelsoorten het geldende controlesysteem ineffectief zal blijken te zijn.

 Het Nationaal Komiteit verzoekt de Provinciale Komiteiten om vóór 15 juni[5] een nota te sturen over de maatregelen die zijn genomen om de centralisatie in Brussel te verzekeren van alle Amerikaanse zakken met merken van maalderijen en inscripties.”

Stapels lege meelzakken van 1915, bewaard in het War Heritage Institute, Brussel. Foto: auteur

Het Komiteit te Brussel leverde tweeduizend zakken
Het Komiteit in Brussel gaf gehoor aan het verzoek tot retourzending.
Wij hebben de eer u mede te delen dat wij in ons meelmagazijn ongeveer 2.000 bedrukte zakken tot uw beschikking houden, waarvan wij u vragen deze tegen ontvangstbewijs af te laten halen. Het afhalen dient plaats te vinden in de middag tussen twee en vier uur; de ochtend is gereserveerd voor de distributie van meel.”[6]

Zakken-monopolie

Stempel van het Werk voor de Krijgsgevangenen in Namen. A.R., foto:auteur

Het monopolie van de zakkenverkoop voor het Werk van de Oorlogswezen betekende dat andere liefdadigheidswerken, ook werkzaam binnen het Departement Hulp van het Nationaal Komiteit, het verbod kregen, gebruik te maken van de Amerikaanse zakken.
Bijvoorbeeld, het Werk voor de Krijgsgevangenen in Namen kwam bedrogen uit.
“Naar aanleiding van uw brief van 8 juli hebben wij de eer u mede te delen dat wij het zeer betreuren dat wij geen gevolg kunnen geven aan uw verzoek om lege bloemzakken te bekomen voor het verpakken van pakketten bestemd voor krijgsgevangenen.
Alle zakken zijn zonder uitzondering volledig gereserveerd voor het Werk van de Oorlogswezen.”
[7]

Anderzijds gaf het Nationaal Komiteit wel toestemming voor de verkoop, ten behoeve van het Provinciaal Komiteit van Henegouwen, van lege zakken zonder bedrukking; de zakken waren bestemd voor kledingproduktie.[8]

Bloemzak met maalderijmerk ‘Queen of Roses’, P. Haines & Son, Clarksburg, Ontario, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Te laat
De eerste oekaze van het Nationaal Komiteit tot centralisatie van de bloemzakken kwam in juni 1915 overduidelijk te laat. Sinds februari/maart 1915 was het versieren van de bloemzakken uitgegroeid tot een rage doorheen België. Vrouwenorganisaties, meisjesscholen, kloosterscholen en kunstenaars bewerkten de meelzakken met borduurwerk, naald- en kantwerk en beschilderingen en organiseerden tentoonstellingen waarbij de opbrengst ten goede kwam aan ieders lokale, charitatieve doelen.

Onrealistisch
Het was niet realistisch de lege zakken uit alle provincies te verzamelen en toe te sturen aan één magazijn in Brussel terwijl de Duitse bezetter talloze formaliteiten oplegde aan verplaatsingen en transport van goederen. Bovendien waren beide departmenten Voeding én Hulp van het Nationaal Komiteit, evenals die van de provinciale komiteiten, betrokken en vereisten afstemming. De zakken waren bijprodukten van de importgoederen (‘accessoires de nos importations’), die import was de verantwoordelijkheid van het Departement Alimentation/Voeding, zij organiseerden de logistiek. Het komiteit van de zakkenverkoop acteerde onder het Departement Hulp – ze ontbeerde de logistieke lijnen, had geen relatie met bakkerijen, maalderijen, transportmiddelen.

Meneer Pètre was dus afhankelijk van de goedwillendheid van de komiteiten, of zij aan zijn opeisingen tegemoet wilden komen.
Algemeen genomen werkten de provinciale komiteiten expliciet, of stilzwijgend, niet mee aan de centralisering. Het Provinciaal Komiteit Antwerpen verzette zich schriftelijk tegen de instructies.

Bloemzak met maalderijmerk ‘Monogram’, Globe Mills, Los Angeles, Californië, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Nieuwe instructies
Georges Pètre deed een volgende poging tot centralisatie en monopolisering. Hij stelde nieuwe instructies op, omdat het absoluut noodzakelijk was zijn oorlogssouvenirs veilig te stellen en een einde te maken aan speculatie en de handelspraktijken van wederverkopers.

Handgeschreven notitie Georges Pètre aan Emmanuel Janssen, 5 oktober 1915. A.R., foto: auteur

Toch bleek Pètre rekening te moeten houden met de diverse belangen[9] – zijn nieuwe instructies stonden bol van de compromissen en waren realistischer. In plaats van materiële centralisatie verschoof de instructie naar financiële verplichtingen.

“Het Nationaal Comité heeft besloten dat de opbrengst van de verkoop van de Amerikaanse zakken zal worden besteed aan het Werk van de Oorlogswezen. Deze beslissing wordt vooral gerechtvaardigd door het feit dat de genoemde zakken na de oorlog een zeer bijzondere waarde zullen vertegenwoordigen als oorlogssouvenirs. Het was dan ook logisch om de opbrengst toe te wijzen aan een Werk waarvan de werking zich over een lange reeks van jaren zal uitstrekken.

Bepaalde provinciale komiteiten hebben de gegeven instructies niet opgevolgd en stelden de Amerikaanse zakken, voorzien van maalderijmerken en inscripties, beschikbaar voor andere werken, bijvoorbeeld het Werk voor de Krijgsgevangenen.

Deze uitzonderingen op het door het Nationaal Komiteit uitgevaardigde besluit kunnen worden getolereerd, op voorwaarde dat de volgende regels strikt worden nageleefd:

1) Zakken die vanwege hun afmetingen gebruikt kunnen worden voor het verpakken van de I9I5-oogst, worden uitsluitend voor dit doel bestemd.

2) Andere werken dan die van de Oorlogswezen kunnen nooit meer dan de helft van de zakken ontvangen die ter beschikking staan voor de provinciale komiteiten. Per merk zal een inventarisatie worden opgemaakt, die in kopie zal worden toegezonden aan het Speciaal Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika (66, Koloniënstraat in Brussel, 2d.). Van elk geïnventariseerd merk zal de helft worden gereserveerd ten behoeve van het Werk der Oorlogswezen.

Bloemzak met maalderijmerk ‘Good Luck’, John Ferns, Butte, Montana, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

3) Charitatieve Werken ontvangen alleen zakken op voorwaarde dat zij uitdrukkelijk beloven deze via de detailhandel te verkopen. Zij kunnen de zakken onder geen beding aan wederverkopers overdragen.

4) De regionale en lokale komiteiten kunnen zich niet ontdoen van de zakken die zij in bezit hebben. Ze moeten deze teruggeven aan de Provinciale Komiteiten, die eveneens zorg zullen dragen voor de teruggave van bloemzakken aanwezig bij maalderijen.

5) De organisaties die gemachtigd zijn om zakken als detailhandel te verkopen, zijn verplicht minimumprijzen vast te stellen en deze mee te delen aan het Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika.

Deze laatste heeft het recht om, indien het Komiteit dit nuttig acht, zakken terug te kopen tegen de aangegeven minimumprijs.”[10]

Bloemzak met maalderijmerk ‘White River’, Wasco Warehouse Milling Co., The Dalles, Oregon, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Concurrentie
Enkele lokale komiteiten in Brussel voegden zich niet naar de regels. Pètre constateerde overtredingen, met name van het komiteit in Sint-Gillis.

Alice Gugenheim-Aaron. Foto: HILA

Een doorn in zijn oog was ook Madame Gugenheim, ze was eerder verantwoordelijk geweest tezamen met haar dochters voor de zakkenverkoop in de winkel aan Boulevard Anspach. Zij handelde kennelijk niet meer in opdracht van het Nationaal Komiteit, maar als ervaren onderneemster in textielbewerkingen zal zij zijn voortgegaan. Tot grote ergernis van Pètre.

 “Ik heb reden om te vrezen dat bepaalde lokale komiteiten, als ze zich onze eerdere instructies herinneren, een tegenstrijdigheid ervaren tussen de laatste instructies en de eerdere instructies die we hen hebben gegeven met betrekking tot zakken versierd met merknamen en inscripties. Vanwege deze tegenstrijdigheid negeren ze de huidige regels, zodat ze zakken op voorraad houden dan wel ze met winstoogmerk in de detailhandel doorverkopen, zoals het Komiteit van Sint-Gillis blijft doen.

 Daarom wil ik u verzoeken in uw hoedanigheid van voorzitter van het ‘Departement Hulp’ een speciaal bericht naar de lokale komiteiten te sturen waarin u hen vertelt dat de instructies van het Nationaal Komiteit zonder onderscheid van toepassing zijn op alle zakken en dat ze allemaal -zonder uitzondering- moeten worden geretourneerd naar de Intercommunale Coöperatie van het Provinciaal Komiteit.
Deze zal de interessante zakken – niet nodig voor utilitair gebruik- toewijzen aan het Werk van de Oorlogswezen.

Deze centralisatie lijkt des te noodzakelijker omdat handelaren, en met name mevrouw Gugenheim, voormalig bedrijfsleider van de winkel aan de Boulevard Anspach, die nu voor eigen rekening handelt, interessante zakken laat kopen via tussenpersonen binnen de lokale komiteiten en deze zakken gebruikt om ons Werk te beconcurreren.”[11]

Bloemzak met maalderijmerk ‘Baby-Face, Western Queen Flour’,Western Flour Mill Co., Davenport, Iowa, 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Gent, Namen en anderen doen in 1916 en later mee
Het Provinciaal Komiteit Oost-Vlaanderen stortte de winst van hun lokale zakkenverkoop, 3500 franken, op rekening van het Werk van de Oorlogswezen. Het komiteit van Namen deed hetzelfde, het stortte 500 franken. Bergen en Charleroi gaven meldingen van zakkenverkoop in 1917.

Notulen Werk der Oorlogsweezen, 17 januari 1916. AR CNSA/NHVC I 446-285. Foto: auteur

Schorten
De Brusselse medewerksters in de kantines voor kinderen met een beperking verzochten in 1918 om nieuwe schorten ter vervanging van de schorten die ze al drie jaar droegen en versleten waren. Hun idee was om kosten en grondstoffen te besparen en de schorten zelf te maken van Amerikaanse zakken.[12]
Het antwoord bevindt zich niet in het dossier ‘Utilisation des Sacs Vides’. Of de zakken hen ter beschikking zijn gesteld blijft dan ook de vraag.

Stempel met beeldmerk ‘Orphelins de la Guerre – Weezen van de Oorlog’, CNSA – NKHV, 1915. Bloemzak ‘Chicago’s Flour Gift’, beschilderd. Coll. HHPLM 65.27.13, foto: auteur
Orphelins de la Guerre/Weezen van de Oorlog, beeldmerk geborduurd op meelzak met inscriptie ‘ABC’. Part. coll. België.

Conclusie
Het bureaucratische optreden van het Nationaal Komiteit, in het bijzonder van de voorzitter van het Komiteit voor Verkoop van Zakken uit Amerika, richtte zich op centralisatie en monopolisering van de zakkenverkoop. De zakken waren oorlogsgedenkenis en moesten bewaard voor later, bestemd voor het Werk der Oorlogswezen.[13]
Zou dit beleid de opbrengsten voor het Werk van de Oorlogswezen na de oorlog omhoog hebben gestuwd? Of heeft het tijdens de oorlog de spontaniteit van het hergebruik en versieren van de bloemzakken doorheen België gefrustreerd?

Bloemzak met inscriptie 1914/15, coll. WHI, foto: auteur

Dank aan Hubert Bovens te Wilsele voor de opzoekingen van biografische aard.

Voetnoten:
[1] Algemeen Rijksarchief, Archives de la Guerre. CNSA/NHVC (I 446) 1117 ‘Utilisation des Sacs Vides’.

[2] Georges Augustin François Pètre (St. Joost-ten-Node 29-05-1874 – St. Joost-ten-Node 31-12-1942) was advocaat en gemeenteraadslid toen hij huwde met Jeanne Puttemans (St. Joost-ten-Node 18-02-1882) op 23 april 1908 te St. Joost-ten-Node. Georges Pètre was burgemeester van St. Joost-ten-Node van 1926-1942. Tijdens WO II, op 31 december 1942, werd hij vermoord door het doodseskader van Robert Verbelen, als eerste slachtoffer in een reeks ‘vergeldingsmoorden’.

[3] Georges Pètre aan Emmanuel Janssen, 24 juni 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[4] Brief van NKHV, Brussel, aan de voorzitter van het Provinciaal Komiteit Antwerpen van 25 juni 1915. FelixArchief, Antwerpen, ‘De Amerikaansche Zak’, 2210#268.

[5] Merkwaardige datum 15 juni, want de brief was van 25 juni, misschien is bedoeld 15 juli?

[6] Brief Komiteit Brussel aan CNSA département Vente de Sacs Ornés au Profit des Orphelins de la Guerre, 2 augustus 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[7] Brief NKHV aan Comité National de renseignements pour les familles des prisonniers de la guerre, Namur, 13 juli 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[8] Notitie september 1915 – Voir correspondance classée sous ‘Hainaut Vêtements’. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[9] Handgeschreven notitie G. Pètre aan E. Janssen, 5 oktober 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[10] Notitie G. Pètre, 5 oktober 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[11] Brief G. Pètre aan E. Janssen, 5 december 1915. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[12] Notitie van E. Michel aan het Nationaal Komiteit, Brussel, 30 januari 1918. A.R. CNSA/NHVC 1117.

[13] In 1923 hield het Werk der Oorlogswezen een verkooptentoonstelling van Amerikaansche Zakken in Brussel. Lees het blog: Versierde Meelzakken in het Koninklijk Legermuseum, Brussel 1.

Het War Heritage Institute bewaart honderden bloemzakken, aangetroffen in een kist, die de zakken niet goed heeft geconserveerd. Mogelijk zijn deze bloemzakken afkomstig uit de voorraad die was aangelegd voor het Werk der Oorlogswezen. Lees het blog: Een kist waardevolle oorlogssouvenirs in het War Heritage Institute.

Aline Burls, né Bouquié, beschreef in 1917 de verzamelwoede als volgt:
‘Er waren mensen die zakken verzamelden, een liefhebber had inmiddels meer dan 700 verschillende exemplaren verzameld.
Het Jubelparkmuseum had een prachtige collectie samengesteld van 300 artistiek bewerkte exemplaren.’
(Burls, Aline, né Bouquié, Dans la Geôle Bruxelloise. Deux années sous le joug allemand. 1917, p. 176, 177)

Translate »