Nieuwe afgoderij in Brussel – het succes van de geborduurde zak

Postkaart Editions Maeck ‘WEAT FLOUR’ American Indian, U.S.A., 1915. Coll. HILA Alice Aron Gugenheim papers, foto: E. McMillan

Rondom het portret van de American Indian op deze postkaart schreef Alice Gugenheim-Aaron jaren na de Wapenstilstand:

‘Le Sac qui brodé eût le succès – 1914 – à Bruxelles!
(De Zak die geborduurd hèt succes was – 1914 – Brussel).

Wrange geschiedenis
Het succes van de geborduurde meelzak met de American Indian voelt ongemakkelijk. De zak draagt een historie die belicht moet worden. Het wijst ons op de wrange geschiedenis van de Native Americans, de oorspronkelijke inwoners van het Amerikaanse continent; ze zijn verjaagd, vermoord, in reservaten geplaatst. Ook in 1915 was men zich in België terdege bewust van het onrecht dat Native Americans was en werd aangedaan blijkt uit onderstaande dagboeknotitie.

 Karel van de Woestijne, december 1915
De Nederlandse correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant in Brussel, Karel van de Woestijne, schreef in zijn dagboek op 26 december 1915 over het bezoek van een vriend uit Wetteren, een provincieplaats in Oost-Vlaanderen. De vriend begreep niets van de schijnvreugde waarmee de bewoners van de hoofdstad gegeven de omstandigheden het Vrede-op-Aarde vierden; “omdat eene oprechte verveling, ook op Kerstmis, dan toch nog beter is”.

Nieuw afgoderij – uwe Roodhuiden-vereering
De bezoeker uit Wetteren, had in Brussel rondgelopen en was hogelijk verbaasd.
-Nóg iets dat ik van de Brusselaars niet kan begrijpen, en dat ten onzent zeker niet mogelijk zou zijn: dat is hunne nieuwe afgoderij, die ze nu juist op Kerstmis ten toon gaan spreiden.’

 Mijne oogen moeten al heel verwonderd hebben gestaan, want mijn makker vervolgde, niet zonder ongeduld in de fraaie baryton-stem:
‘Wel ja, uwe Roodhuiden-vereering! Ik kom een winkel binnen: de juffer heeft een schort voor, dat versierd is met het wel-gelijkend konterfeitsel van zoo’n Sioux. Ik vraag, dat zij mij de laatste noviteiten toonen zou, in zake dames-snuisterijen: zij legt mij allerlei doosjes voor, waar dezelfde Comanche zijn facie op vertoont.
Ik wil, voor mijn meisje, wat pralines koopen: van op het zakje grimt mij dezelfde authentieke Apache tegen. Ik ontmoet hem bij den banketbakker; ik zie hem bij den juwelier; hij maakt den slagerswinkel onveilig en den sigarenwinkel verdacht; en toen ik aan uwe deur belde, dan had ik maar ééne vrees: dat hij mij zou komen opendoen!’

Twee bloemzakken Sperry Mills – American Indian in originele staat en geborduurd, 1914/1915. Coll. en foto: auteur

Fetisjisme of erkentelijkheidsteken
Van de Woestijne vervolgt:
Ik begreep wat hij bedoelde. Lachend zei ik hem:
– ‘Maar jongen, dat is geen fetisjisme: ten hoogste de synecdoche der dankbaarheid! Niets, mijn waarde, dan een erkentelijkheidsteeken!’
Hij bezag mij met argwaan. Ik vertelde hem toen, dat, zoo de Roodhuid tegenwoordig de sterveling is die zich te Brussel in de minst-vermengde sympathie mag verheugen en kan bogen op eene populariteit, zooals hij er geene meer had gekend sedert den tijd van Fenimore Cooper en Gustave Aymard, dit ligt aan de boterhammen die wij eten. En daar ik merkte dat deze verklaring hem niet voldeed, zette ik ze voort in deze voege:

Bloemzak Sperry Mills – American Indian geborduurd, 1915. Coll. auteur, foto: M.Ensing

– ‘’t Brood dat wij eten, mijn vriend, is gemaakt van meel; dat meel wordt ons vriendelijk toegestuurd in zakken; en op die zakken prijkt weleens zoo’n Roodhuid, omdat zoo’n zak als meel ons toekomen uit Amerika. Nu is men van die meelzakken eerst kussens en teacosies, daarna damesschorten, en eindelijk allerlei zaken gaan maken, die, utile dulci, bij hunne sierlijkheid er steeds aan herinneren zouden wat wij aan de Vereenigde-Staten verschuldigd zijn.
Maar dit was niet alles, mijn vriend. Kent gij de aesthetica van het ornament? Zoo ja, dan zult gij niet zijn zonder te weten, dat het lengerhand zijne aanvankelijke nuttigheidsbestemming verliest, om weldra niet meer dan decoratief te worden en van lieverlede zelfs toegepast op voorwerpen, waar het geenszins op hoort. Aldus onze Roodhuid in zijne tallooze verschijningen: geen fetisj dus, gelijk gij denken zoudt; alleen een teeken, nogal verkeerd toegepast, en dat reeds zijne beteekenis aan het verliezen is, van onze dankbaarheid aan het Amerikaansche volk, waarvan deze Sioux het verkorte beeld of – om het aldus te noemen – de synecdoche is.

Indians Residing in New York -.- For Belgians. Aquarel op papier. Coll. Keym, ca. 1915. Stadsarchief Brussel. Foto: auteur

Brusselsche lichtzinnigheid
– ‘En is uncle Sam, die zijn best heeft gedaan om die Rooden uit te roeien, met die vereenzelviging tevreden?’ ondervroeg mijn vriend.
Ik zag mij verplicht hem te antwoorden, daaromtrent geen onderzoek te hebben ingesteld. Hij mompelde iets van Brusselsche lichtzinnigheid, en wenschte mij goeden avond.
Ik vrees dat hij van zijn bezoek aan Brussel geen gunstige herinnering draagt.” [2]

Kalender 1916 met zakje ‘Sperry Mills-American Indian, maandag 28 februari, ‘1914-1915 pendant l’occupation’, C. Du Prez. Coll. Stadsarchief Brussel. Foto: auteur

Conclusie
De stem van Native Americans is gehoord geweest in België in 1915.

Nu de Amerikaanse bloemzakken, bewerkt in België, al een eeuw lang blijvend hun populariteit houden, ‘de afgoderij in Brussel – de Roodhuiden-vereering’ zich voortzet, dienen we ons te vereenzelvigen met het onbegrip van de vriend uit Wetteren en de tragische geschiedenis van de Native Americans te blijven vertellen. De zakken blijven een teken, verkeerd toegepast, van de Belgische dankbaarheid aan het Amerikaanse volk voor het meel dat de Belgen is toegekomen.

Kalender 1917 met zakje ‘Far West-Best American Flour’. Coll. Stadsarchief Brussel. Foto: auteur

Andere blogs over de zakken met het portret van de Native American leest u hier:
– Sperry Mills – American Indian – California

– Veiling ‘Sperry Mills – American Indian – California’: “Maar da’s meer waard”

– Olga Kums’ beschilderde bloemzak


Dank aan
– Evelyn McMillan voor het raadplegen van de Alice Aron Gugenheim papers in de Hoover Institution Library & Archives en het delen van foto’s en informatie.
– Hubert Bovens te Wilsele voor de opzoekingen van biografische gegevens.
– Mechel Ensing-Wijn voor haar intermediaire en logistieke diensten.

 

Voetnoten:
[1] Editions Maeck: MAECK-JAMINON imprimeur litho-typographe, rue Jolly 129, Schaarbeek. Antoine Maeck, ºBrussel 19-06-1879.

[2] Karel van de Woestijne, Verzameld werk. Deel 8. Het dagelijksch brood II. Dagboeken en brieven over den oorlog 1914-1918, 26 december 1915, verschenen in N.R.C., 3 Januari 1916 (online te raadplegen).

Translate »